Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Nuance is hard nodig in zaak Armstrong

De affaire Armstrong houdt de wereld al weken intensief bezig. In de analyses en commentaren zien we diverse verschuivingen van allerlei deskundigen plaatsvinden. Eerst waren er de dopingexperts, toen allerlei juristen, vervolgens de marketeers gevolgd door de bestuursbobo’s en nu zijn er plots de psychologen en de psychiaters.

Een schrijnend dieptepunt in alle commentaren en analyses die ik fervent heb gevolgd, komt van psychiater Bram Bakker.

In het AD van 24/10/2012 vergaloppeert hij zich op gênante wijze over Lance Armstrong. Bakker stelt:

“Zelfmoord ligt zelfs op de loer. Armstrong moet nu gaan praten en alles eerlijk vertellen. Maar hij zit in een spagaat. Het alternatief is volhouden en zwijgen. Dat is enorm zwaar en de vraag is of hij dat kan. Statistisch gezien komt suïcide vaak voor bij mannen tussen de 40 en 60 jaar die alles in hun leven kwijtraken: geld, loopbaan, imago. Zij zien geen uitweg meer, zoeken een touw, leggen er een knop in en verhangen zich. Ook met Lance is het nu klaar.”

Dat de man ofwel door ijdelheid ofwel door beroepsdeformatie zich permitteert om zo in het wilde weg te speculeren over de zelfmoord, toont aan hoezeer deskundigen bereid zijn om op bestelling de wildste dingen in de media te roepen zonder enig voorbehoud. De valstrik hier zit in het feit dat de man in deze helemaal geen deskundige is, omdat hij eigenlijk geen flauw idee heeft met wie hij te maken heeft. Alleen al de complexiteit van de materie en de persoon Lance Armstrong vergen hier een pas op de plaats, in plaats van via algemene statistieken te komen tot persoonsgebonden oordelen. Een pijnlijke propedeusefout.

Alles komt goedDe belachelijke generalisatie houdt daarnaast ook geen enkele rekening met de betekenis van de werkelijke ontberingen die iemand moet doorstaan bij het overwinnen van kanker, laat staan wat erbij komt kijken wanneer het gaat over zeven maal als eerste eindigen in de Tour de France. Dan ben je wel een flinke uitdaging gewend en psychologisch zo ontzettend gehard, dat ik er van overtuigd ben dat hij ook deze tegenslag te boven komt. “Dat het met Lance nooit meer goed komt”, zoals Bakker meent, is hem al zo vaak verteld, dat dit er nu ook nog wel bij kan. Bovendien zou zelfmoord de ultieme bekentenis zijn en zo bezien een absurde paradox, maar daar heeft de psychiater waarschijnlijk geen rekening mee gehouden.

Bovendien heeft Armstrong nog wel degelijk een sterk sociaal netwerk, een gezin, is hij financieel onafhankelijk (en dat blijft zo zelfs met allerlei rechtszaken in het verschiet) en neemt de steun toe. Want hoezeer ook het criminele beeld wordt gecreëerd van een gevallen icoon, zijn er gelukkig ook verstandige commentaren te lezen van mensen met kennis van zaken die zich baseren op feiten.

Zoals dat van emeritus hoogleraar Harm Kuipers die terecht stelt dat we bovenal niet de werking van EPO moeten overschatten (zie NRC Handelsblad 22 oktober voor paginagroot verhaal). Bovendien moeten we beseffen dat testosteron, groeihormonen, insuline en corticosteroïden volstrekt niet prestatiebevorderend zijn. “Doping compenseert op geen enkele wijze het gebrek aan talent of het tekort aan trainingsarbeid.”

Ik denk dat in plaats van nog meer stoere taal, uitsluiting, speculatie, veroordeling en vervolging vooral de komende tijd de nuance op zijn plaats is. Gelukkig begint er meer steun te komen voor deze benadering. Niet om fouten niet serieus te nemen of te verdoezelen, maar om te midden van de stortvloed aan miljoenen oordelen de werkelijke complexiteit en dynamiek van deze omvangrijke casus recht te doen.

 

Lees hier het hele verhaal van Harm Kuipers
in de NRC in PDF (2Mb)

Armstrong boef? Ik geloof er niks van

De status van het kwaad

Met het vuistdikke Eichmann in Argentinië heeft Bettina Stagneth een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de aanhoudende fascinatie om te verklaren hoe één man in staat is om miljoenen mensen naar een zekere dood te leiden. De banaliteit van het kwaad wederom ter discussie.

Wie schrijft (of leest) over Adolf Eichmann gaat onvermijdelijk de discussie aan met de Joods-Duitse filosofe Hannah Arendt. In 1963 schreef ze met Eichmann in Jerusalem. A report on the banality of evil een baanbrekende analyse over het kwaad. Met het totalitarisme van de nazi’s had zich een hele nieuwe vorm van radicaal kwaad gemanifesteerd, waarin het gehele menselijk handelen was gebureaucratiseerd, en de mens zelf als mens overbodig was geworden. Iedere ongelukkige kon zo zonder ook maar in het minst door zijn geweten aangesproken te worden, bijdragen tot iets wat we nu kennen als de Holocaust. Eichmann was geen monster, maar in de woorden van Arendt een sukkelige clown, die zonder boze opzet en trouw aan zijn gezworen eed, slechts deed wat van hem werd verlangd.

Arendts verontrustende conclusie is vooral opgepakt door de sociale psychologie, die zich door haar werk heeft laten inspireren om tot verklaringen te komen. De vraag hoe gewone mensen zich eenvoudig inlaten met het kwaad is pijnlijk zichtbaar geworden in onder meer het Stanford Prison Experiment en het Stanley Milgram Experiment.

De grootste weerstand tegen Arendt komt dan ook niet vanuit de psychologie, maar vooral vanuit historici, rechtsgeleerden en filosofen. Zij stellen niet zozeer de vraag of er zoiets is als ‘de banaliteit van het kwaad’, maar vooral of deze stelling wel opgaat voor Eichmann en vele andere nazi’s. Met haar grote studie (die alleen al 150 pagina’s aan noten bevat) voegt ook de Duitse filosofe Bettina Stagneth zich in die rij. Was Eichmann wel een clown zonder boze opzet? En de psychologie in acht genomen, was Eichmann een achteloos iemand in het experiment, of veel eerder degene die het gruwelijke experiment zelf had bedacht?

Eichmann in Jeruzalem
Na de spectaculaire ontvoering in Argentinië door de Israëlische geheime dienst, begon in april 1961 het grote proces tegen Eichmann. Een ongekend mediaspektakel, dat niet alleen kasten vol commentaar heeft opgeleverd, maar ook in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de wereldwijde bewustwording van de verschrikkingen van het concentratiekamp.

Na de processen van Neurenberg was reeds gebleken dat een beroep op ‘het was een bevel van hogerhand’ niet voldoende was om de eigen verantwoordelijkheid terzijde te kunnen schuiven. Toch was Eichmanns beroemde verdediging geheel gestoeld op zijn gezworen eed aan de Staat, de daaruit volgende gehoorzaamheid en op zijn gebrekkige oordeelsvermogen. Met een merkwaardig beroep op de categorische imperatief van Kant wist hij voor zichzelf zijn principe van gehoorzaamheid volledig te verantwoorden. En was het immers niet Socrates zelf die zich uiteindelijk onder de wet van het bevel had geplaatst toen hij zijn doodvonnis accepteerde, terwijl hij met behulp van zijn beste vrienden had kunnen ontsnappen uit de gevangenis? En als zelfs Socrates zich onderwierp aan de Staat en haar Wet, wie dan, was hij helemaal? De advocaat van Eichmann, Robert Servatius, wist het probleem met een relativistische inslag nog scherper te stellen: ‘Eichmann heeft handelingen verricht waarvoor je gedecoreerd wordt als je wint, maar naar de galg moet als je verliest…’

Eichmann voor Jeruzalem
Volgens Stagneth ligt de sleutel van Eichmanns werkelijke motieven niet in Jeruzalem, maar in Argentinië waar hij vanaf 1950 verbleef. Onder andere door veelvuldig te verwijzen naar de beruchte ‘Sassen-tapes’ die ontstonden tijdens gesprekken van Eichmann met de Nederlandse SS’er Willem Sassen in 1957, leren we Eichmann kennen als een ijdele, keiharde nazi, gedreven door naargeestige sociaal-darwinistische motieven, die spreekt over een strijd van het sterkste ras. ‘In alle eerlijkheid’ bekent hij dat hij pas werkelijk tevreden was geweest als hij in plaats van de 6 miljoen joden alle 10,3 miljoen joden had weten te vermoorden. Dan pas was de vijand werkelijk uitgeroeid geweest.

Net als Eichmanns biograaf David Cesarani neemt Stagneth uitvoerig de tijd om Eichmann te typeren als een verknipte, narcistische persoonlijkheid, gecorrumpeerd door macht, die wel degelijk gedreven werd door weloverwogen antisemitische motieven. Daarnaast illustreert ze ook veelvuldig het beeld van Eichmann als een pathologische leugenaar, die alles zo probeerde te verdraaien dat het in zijn eigen straatje paste. Door een beroep te doen op een gigantische hoeveelheid bronnenmateriaal, waaronder niet eerder beschikbare documenten, corrigeert ze definitief het beeld van een bureaucratische clown. Verrassend genoeg komt ze eigenlijk tot eenzelfde conclusie als de Jeruzalemse rechtbank indertijd: Eichmann was een doortrapte leugenaar en gebruikte in de rechtszaal dezelfde psychologische misleidingstechnieken waarmee hij als nazi zelfs de Joodse Raden had weten te verleiden mee te werken aan deportaties.

De discussie duurt voort
Na het lezen van Eichmann in Argentinië, bekruipt je als lezer het gevoel dat Eichmann zelf wel eens tevreden zou kunnen zijn over de aanhoudende discussie omtrent zijn persoon. Je vreest dat de gigantische verwarring die hij heeft gezaaid, hem wel eens deugd zou doen. Ruim vijftig jaar na zijn dood liggen de grote filosofen nog steeds met elkaar overhoop. Het liefst zou je willen dat al die aandacht voor zo’n misdadiger verdwijnt en hij vergaat in de anonimiteit. Maar daarvoor is de misdaad te groot. Daarvoor is het kwaad te belangrijk. En daarvoor hebben we als mensen nog steeds te weinig opgestoken van het verleden. Arendts these over de banaliteit van het kwaad zal blijven boeien, om de eenvoudige reden dat haar analyse er complex genoeg voor is en veel verder reikt dan Eichmann alleen.

Stagneths verdienste is in ieder geval dat iedereen die haar stevige doch goed leesbare, knap geschreven studie tot zich neemt, zich niet meer kan verschuilen achter het populaire idee dat een ongelukkige bureaucraat niet anders kon dan deel te nemen aan georganiseerde massamoord. De complexe discussie heeft met Eichmann in Argentinië een nieuwe impuls gekregen. Want de speurtocht naar de aard van het kwaad duurt voort, afgezien van het feit dat het hoe dan ook verschrikkelijk is.

________________________________________________________

Meer lezen over dit onderwerp? Ik stelde deze korte lijst samen van interessante Nederlandstalige boeken:

Hannah Arendt (2009). Eichmann in Jeruzalem. Olympus
David Cesarani (2005). Eichmann. De definitieve biografie. Ambo
Jonathan Littell (2011). De welwillenden. Arbeiderspers
Thomas Mertens (2010). Hannah Arendt en het Eichmann-proces. Enige kanttekeningen. Uitgeverij Kluwer
Harry Mullish (2010). De zaak 40/61. De Bezige Bij
A. De Kom (2012). Het Misdadige Brein. Over het kwaad in onszelf. Querido
Philip Zimbardo (2010). Het lucifer effect. Lemniscaat

Dit recensie-essay is geschreven voor 8weekly magazine.

 

Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad

1. Op 24 augustus 2012 schreef ik met Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon, een kleine ode aan Lance Armstrong. Hoe eenzaam ik werkelijk ben, blijkt nu de eerste rookwolken van het USADA-rapport zijn opgetrokken. Meer dan twee dozijn aan getuigenissen onder ede (voormalige ploeggenoten, verzorgers etc.) transactie-afschriften van ruim een miljoen dollar aan de beruchte dopingarts Michele Ferrari en een uitgebreide onthulling van een groots opgezet dopingmaskeringsprogramma, maken het geloof in de schone renner Armstrong (dat betekent hier niet meer: ‘nooit betrapt’) buitengewoon ingewikkeld. Ook voor de meest verstokte liefhebber. Want ons rest niets meer dan te geloven in het grootste complot uit de sporthistorie tegen één man.

2. Het enige wat er namelijk nog is, is de pertinente ontkenning van de kampioen zelf. Met de hand op het hart. Die ontkenning is fascinerend en brengt een aantal grote filosofische en psychologische moeilijkheden met zich mee. Hoewel het verleidelijk is in te gaan op het probleem van waarheid en subjectiviteit als synthese van het irrationele, gesymboliseerd door de enkeling die de strijd blijft voeren tegen het systeem, wil ik een specifieker probleem bespreken dat ermee samenhangt.

Kan een leugen gerechtvaardigd zijn, indien haar effect bijzonder ten goede komt aan anderen?

 3. Dit oude probleem steekt hier in grootse vorm de kop op. De bekendste en meest radicale ontkenner van deze vraag is de Duitser Immanuel Kant die in zijn Fundering voor de metafysica van de zeden uit 1785 streng afrekent metKant het leugentje om bestwil. Kant lijkt, naast de immer problematische categorische imperatief, te varen op het principe dat je altijd rekening moet houden met het feit dat een leugentje zomaar uit kan komen. En waar sta je dan nog?

4. Als Armstrong ooit nog de publieke opinie voor zich wil terugwinnen, en als ironische teleologische held de geschiedenisboeken wil halen, moet zijn verklaring in het licht staan van de desastreuse gevolgen die zijn ontmaskering zou hebben voor zijn strijd tegen kanker wereldwijd. Een soortgelijke verdediging heeft hij gegeven vanuit de ontkenning (zie laatste alinea), maar dat lijkt zijn stichting nu niet meer te kunnen redden. Toegeven vanuit eenzelfde motief lijkt hier een uitweg naar sympathie.

Ja, hij gebruikte doping, maar ja, hij zag hoezeer hij als winnaar van de Tour zijn strijd tegen de kwade ziekte kon voortzetten, met ongekende middelen. Oftewel: een ogenschijnlijk kleiner –uitstekend verborgen- kwaad, bleek een veel groter –openlijk zichtbaar- kwaad te kunnen verslaan. Hier heiligde het doel de middelen…. Wie zou die utilitaristische verleiding kunnen weerstaan? U?

5. Is het morele goede, in dit licht bezien, recht gedaan nu de kwade genius is gepakt, maar de strijd tegen een veel uitgebreider kwaad behoorlijke averij heeft opgelopen? Is het erg dat iemand een narcist is, als daardoor miljoenen dollars aantoonbaar kunnen worden ingezet voor onderzoek naar kanker? Ging het USADA in haar aanhoudende poging de grootste kampioen onder de zondaars te ontmaskeren werkelijk om het goede omwille van het goede? Of heeft daar ook het narcisme gezegevierd, behalve dat er nu geen miljoenen beschikbaar zijn gekomen voor iets goeds, maar slechts een hoop puin en gedesillusioneerde en ontredderde zielen?

6. Ik eindig met een ethisch gedachte-experiment, dat ik enige tijd geleden al uitwerkte en onder meer wonderbaarlijk in de praktijk kwam naar aanleiding van deze gebeurtenis. Het uitgangspunt van mijn gedachte-experiment is echter ooit geschreven om te overwegen of we, enigszins parallel aan de Ring van Gyges, ons een verstrekkende leugen zouden willen permitteren, als deze louter positieve gevolgen zou hebben, waarbij we de garantie hebben nooit te worden ontmaskerd (en is dat niet een onderliggende assumptie die vaak de reden is waarom we ons een leugentje permitteren?).

Oftewel: hoe zit het dan nog met het goede omwille van het goede? En wat zijn overigens onze werkelijke motieven wanneer wij zelf een leugen zouden kunnen ontmaskeren? Een aanzet tot zelfonderzoek derhalve:

7. Een oude man vertelt zijn verhaal. Op scholen, buurthuizen en conferenties in het hele land. Hij spreekt over een enorme strijd van het leven met de dood. De mensen luisteren, zijn onder de indruk en raken geïnspireerd door het ontroerende geschiedenis. Het verhaal waar de oude man ooit klein en onschuldig mee was begonnen, was uitgegroeid tot een imperium. Hij had zijn De oude man...eigen stichting waar onder meer de overheid flink wat geld in investeerde, was meerdere malen tegen wil en dank onderscheiden en inspireerde een hele nieuwe generatie. Vanaf die eerste onderscheiding had hij ontdekt dat hij met zijn verhaal levens kon veranderen, ten goede. En het Goede raakte hem diep. En hij voelde dat het niet meer om hem ging.

Er was echter één probleem: in werkelijkheid had hij nooit in Auschwitz gezeten. Hij had weliswaar de oorlog meegemaakt, kende ontbering en de armoede, maar niets daarvan kwam in de buurt van het concentratiekamp. Een toevallige persoonsverwisseling, met iemand die lang was vergeten, was de oorzaak geweest van zijn huidige identiteit.

Hij had zijn verhaal echter gaandeweg geperfectioneerd, voorvoelde dat hij reeds lang het moment was gepasseerd dat hij nog terug kon, en wist zich oprecht te troosten met de gedachte dat ondanks het feit dat hij het verhaal zélf niet had meegemaakt, het verhaal zelf wel écht was gebeurd. Wat was dan wezenlijk nog het probleem?

Op een dag echter ontdekt een professor tijdens een grote studie per abuis een document in de krochten van een archief. En dat document toont aan dat het verhaal van de oude man niet op hem van toepassing kan zijn. Hij is geen man die het concentratiekamp heeft overleefd. De professor weet dat dit het enige nog tastbare bewijs is dat de oude man van zijn troon kan stoten en waarmee zijn hele imperium in één klap wordt vernietigd.

Maar ja. Hij is een man van de waarheid. Maar hij beseft ook dat voor de waarheid hier een hoge prijs moet worden betaald. En hij twijfelt of die prijs niet veel te hoog is. Hoeveel schade zal hij niet aanrichten? En welke schade weet hij met zijn onthulling eigenlijk te voorkomen? Helemaal geen. Natuurlijk is de oude man verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan, maar de professor kent alle goede gevolgen en kent ook de bescheiden oude man bij wie hij nooit een kwaad motief heeft bespeurd. Maar ja…..die verdraaide waarheid! Moet hij zich hier laten dwingen zich te verplaatsen in het onpartijdige standpunt, dat de waarheid omwille van de waarheid vereist? Wat maken zijn waarden, gevoelens, overtuigingen en verlangens uit tot hoe hij de gevolgen ziet, wanneer het gaat om de waarheid? Moet hij eerst de oude baas confronteren?

In zijn boekenkast valt hem plots de Kritik der praktischen Vernunft op, ironisch genoeg naast Bernard Williams’ Moral Luck…

In zijn ooghoek ziet hij een doosje met lucifers liggen….’Wat is hier nu het juiste om te doen?’ vraagt hij zich af.

Is dit MBO?

Een polemiek

Zodra er een peperdure campagne voor je moet worden gestart, weet je één ding zeker: het is niet zo best met je gesteld. Waarom zou er anders een landelijke campagne nodig zijn om je imago op te vijzelen? Helaas overkomt dit de MBO’er op dit moment met de groots gelanceerde actie ditismbo. Via abri-posters, radiocommercials, filmpjes en advertenties in landelijke dagbladen wordt geprobeerd om het klaarblijkelijk gekrenkte zelfvertrouwen wat op te krikken, maar ik zie eerder het schaamrood op de kaken voor me. Want wie wil er nu zo opzichtig een steun in de rug krijgen?

Neem nu eens de op het eerste gezicht sympathieke posters die op alle treinstations hangen. Die slogans zijn op zich leuk bedacht. Ze hebben allen echter één probleem: ze slaan vrijwel nergens op en zijn volstrekt zinledig. Neem bijvoorbeeld:

 Jouw mobieltje was er niet zonder MBO’ers

De uitvinder van de mobiele telefoon, Martin Cooper, studeerde electrical engineering aan het Illinois Institute of Technology, dat zover ik weet niet bekendstaat als een MBO. Strikt genomen zou het dus juister zijn te stellen:

Jouw mobieltje was er niet zonder de academicus

Of neem:

Die auto daar was er niet zonder MBO’ers

Toch was er werkelijk geen auto zonder G.W. Daimler, die machinebouw studeerde aan het Stuttgart polytechnisch instituut, tegenwoordig onder de vlag van de universiteit.

Wat al te gemakkelijk, flauw wellicht, maar wat probeert deze tekst ons nu duidelijk te maken? Of anders gezegd, wat is hier feitelijk het doel? En voor wie is deze boodschap feitelijk bedoeld?

Een ander probleem is dat de campagne zich uitsluitend richt op de pareltjes van het MBO, en dan vooral niveau 3 en 4. En daarmee dekt de titel ditismbo allesbehalve de lading. Want het MBO is buiten de verzameling prachtige pareltjes (waarbij wat betreft de genomineerden in 2012 verrassend weinig allochtonen zitten), vooral een groot zorgenkind. De gigantische leerfabrieken die door concentratie en fusies zijn opgetrokken, de aanhoudende slechte kwaliteit van veel opleidingen, uitvallers die zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt opgaan, de grote zorgen om taal en reken-niveau van veel studenten (debet aan de relatief zeer grote groep allochtone leerlingen die het MBO bevolkt), zorgwekkende cijfers over het geringe aantal lesuren, oplopende kennistekorten en de stevige problemen bij de doorstroom naar het HBO (dat zich weer genoodzaakt ziet aanvullende eisen te stellen aan deze leerlingen), zijn daar enkele voorbeelden van. Problemen die al sinds 2006 worden onderkend, maar waar negatieve beeldvorming over is blijven bestaan en waar nog steeds niet echt een structurele oplossing voor lijkt bedacht. En is dat eigenlijk wel mogelijk? Of om het plat te zeggen: willen mensen uiteindelijk genoeg nemen met ‘de middelmaat’?

Het werkelijke probleem zit in onze niet te veranderen prestatiemaatschappij, waar het idee van succes en perfectie in alle mogelijke opzichten zo sterk is gecultiveerd, dat een campagne als dit vechten is tegen de bierkaai. En het MBO is weliswaar de hofleverancier van de arbeidsmarkt, maar het overgrote deel van de studenten heeft daar niet bewust voor gekozen. Want als er ook maar een kleine mogelijkheid is Havo te doen, wordt die met beide handen aangegrepen, niet in de laatste plaats door de ouders. Want in het woord Havo, zit het woord Hoger. En alle pareltjes die nu in het zonnetje worden gezet op het MBO, zijn uiteindelijk niet de mensen die op MBO-niveau blijven. Die groeien verder en worden beter. Want zo wordt dat gezien: HBO is beter dan MBO. Universiteit is beter dan HBO. Dat is er simpelweg ingeslepen en wordt door talloze details dag in dag uit bevestigd. In de media, in de politiek, in het salaris, met betrekking tot verantwoordelijkheid, invloed, erkenning, respect, kennis, macht, gezag, kansen en mogelijkheden, toekomstperspectief enzovoorts…

Daarom is er maar één échte oplossing: de MBO’er moet zelf opstaan. Hij moet zelf niet meer accepteren dat de middelmaat regeert op het MBO. Hij moet die goedbedoelde campagnes niet slikken die door allerlei hoge heren achter het bureau zijn bedacht, en waarmee het predicaat ‘ahhh wat zielig’ op de loer ligt. Hij heeft die campagnes niet nodig om te zijn wie hij is, namelijk een zelfbewuste vakbekwame zelfbepaler. Hij moet iedereen die verantwoordelijk is voor de slechte naam van het MBO en die in stand houdt door zijn gedrag en houding ter plekke aanspreken en terechtwijzen. Hij moet geen petjes- en mobiele telefoontjes-cultuur accepteren noch zich daardoor laten meeslepen. Hij moet politiek bedrijven, in gesprek durven gaan met academici, de media opzoeken, zelf initiatieven ontplooien tegen de idee van de teloorgang. Dan wordt werkelijk een krachtig signaal afgegeven en dan zal de samenleving zien: kijk, dat is MBO.

Project X in Haren: De media is de hoer van iedere hype

Onder de verworvenheid van de vrijheid van meningsuiting is de media langzaam uitgegroeid tot een ontembaar beest. En dan vooral ook een dom en gevoelig beest, dat zich graag laat gebruiken en bovendien kampt met een structureel gebrek aan reflectie.

Project X -de Haren-editie- heeft haarfijn blootgelegd hoe ernstig de toestand van dat ontembare beest feitelijk is. In het spoor van het ene kwijlt het ander medium er achteraan. Werkelijke iedere krant, televisiestation of radiozender heeft er de nodige aandacht aan besteed. Gegijzeld door het idee “als wij er niet bij zijn, missen we misschien wat” waren tientallen journalisten, radioverslaggevers en andere vertegenwoordigers van de pers ter plekke om verslag te doen. Let wel: verslag van iets wat niet bedoeld was, niet doorging, niets was en zeker niets zou worden. Dat had de arme burgemeester van Haren, die tot dat moment als grootste probleem een relletje bij de lokale schaakvereniging op zijn conto had staan, desgewenst voor iedere camera verklaard.

Omdat het dolle beest echter het kuddedier als voornaamste doelgroep heeft, was het niet verrassend dat er uit alle geledingen van het land toch gespuis op af kwam. En juist omdat dit gespuis nergens sterker door wordt gedreven dan door de idee “als wij er niet bij zijn, missen we misschien wat”, was zo de cirkel rond. Aangetrokken door het feit dat er helemaal niets te doen was (er was niet eens een bizar slecht gemaakte film over ‘onschuld’ voorhanden), was het wachten op rellen, gedonder, een hoop puin in de achtertuin en tientallen gewonden. Gelukkig was er voldoende media aanwezig om verslag te doen van alle gebeurtenissen… Dat zou nog wel eens handig kunnen zijn, want de miljoenen euro’s aan schade moeten toch verhaald worden en nu hebben we alle daders in beeld!

Maar het is wel duidelijk dat de media hier zelf ook dader is, in plaats van ‘objectieve verslaggever’ van nieuwsfeiten. En misschien moeten er ook maar eens wat kosten op hen worden verhaald. Want wat is het verschil tussen een meisje dat een fout maakt op Facebook en daarvoor moet onderduiken en een 3FM-Dj die doodleuk op de radio oproept dat mensen naar Haren moeten komen? Dat het meisje een ongelukkige naïeveling is, maar de Dj een vileine roeptoeter.

Bovendien neigt het gedrag van die laatste toch wel erg sterk naar opruiing. En het wetboek van strafrecht heeft daar wel een passende maatregel voor: een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vierde categorie. Aangifte doen, oppakken en als proefproces voor de rechter die man! Misschien dat dit de zelfreflectie van ieder individu dat zich verschuilt onder de anonieme vlag van de media weer wat zou kunnen aanscherpen. Pak de delen aan, zodat de som weer kloppend wordt. Het besef moet terugkomen dat veel vrijheid bijzonder veel verantwoordelijkheid met zich meebrengt. En als je daar niet mee om kan gaan, dan moeten er consequenties zijn. En die ontbreken op dit moment op alle fronten.

Daarom ook hebben de inmiddels verschillend gemaakte excuses door de media geen enkele zin.  De media is op dit moment gewoon de hoer van iedere hype. Die excuses zijn daarom naast betekenisloos slechts symbolisch, want voor iets dat zich niet in de hand heeft en ook totaal niet in de hand wordt gehouden omdat repressie ontbreekt, is het wachten op het volgende sneeuwbaleffect. En of het nou project X, of Y of Z is; het kuddevolk is er in ieder geval klaar voor en wacht geduldig af wanneer de media hen weer uitnodigt.

Hoogte- en dieptepunten van de verkiezingsavond die is geweest

Nu de nevelen van het kiesgeweld van de avond van 12 september langzaam zijn opgetrokken, wordt het tijd om terug te blikken. Ik permiteer mij hier een lichtvoetig en geheel subjectief, doch grondig doordacht overzicht van enkele dieptepunten en hoogtepunten van de avond die is geweest.

Dieptepunten in vogelvlucht

 1. Hopeloos 50PLUS

Schaamteloos eigenbelang heeft een nieuw gezicht gekregen: de 50PLUS-partij. Dat het deze door zelfgenoegzame elite op leeftijd opgerichte club is gelukt om twee zetels te veroveren in de Kamer, mag met recht een dieptepunt worden genoemd. Volstrekt overbodig en nutteloos in het parlement, maar door effectief hengelen naar de door puur egoïsme gedreven 50-plusser (die met zijn stem feitelijk zegt dat eenieder buiten de 50-plusser mag verrekken) hebben ze zich een mooie snabbel weten te verwerven. Griezelig bejaardenpopulisme van de bovenste plank, goed voor jarenlang salonfetisjisme.

2. Sapperdeflap

Zonder twijfel het meest ongelukkige en meest gênante moment van alle lijstrekker-speeches was Jolande Saps vreugdekreet over het zetelverlies van de PVV: “Mensen, het is wel fantastisch nieuws dat de PVV vanavond zo verloren heeft…”. Minstens zo opvallend was het volgzame publiek dat gretig applaudisseerde voor deze misplaatste opmerking. Alsof Louis van Gaal na een blamerende uitschakeling van het Nederlands elftal op het WK zegt: ‘het is toch een fantastische dag vandaag! De Duitsers zijn namelijk ook uitgeschakeld.’

Politiek incorrect zijn vereist een strikte en buitengewone timing. Een slechter moment had de grootste verliezer van de verkiezingen niet kunnen kiezen om de PVV te kijk te zetten. Bovendien, met 15 zetels voor de PVV is het populisme allesbehalve teruggedrongen, en zou ik persoonlijk willen spreken van een buitengewone prestatie. Dat een volstrekte enkeling, verantwoordelijk voor de val van het kabinet, met een batterij aan onuitvoerbare ideeën en een haast gegarandeerd gebrek aan politieke slagkracht bijna één miljoen mensen achter zich heeft weten te houden, is misschien wel de grootste prestatie van alle uitslagen.

3. Opinie-ijlers

Zo spoedig ze weer met een nieuwe peiling aan kwamen zetten, zo snel waren ze met allerhande ‘logische’ verklaringen waarom ze er wederom helemaal niets van hebben gebakken, behalve dan flink hun zakken gevuld. ’Met zoveel zwevende kiezers is het onmogelijk voorspellen’, luidde de algemene verdediging. Met deze op voorhand lang bekende open deur, zou iedere weldenkende opiniepeiler zich wel drie keer moeten bedenken nog een voorspelling te willen doen. Want dat blijkt dus vrijwel geen enkele zin te hebben: de peilingen zeggen immers niets over de werkelijkheid en komen daarbij niet eens in de buurt.

Het is eens te meer gebleken dat peilen slechts allerlei ongewenste ondemocratische effecten met zich meebrengt en de oproep van Roemer om op te houden met deze onzin zou een serieuze kans moeten verdienen. Met internet lijkt dat haast onmogelijk realiseerbaar, maar de media zouden op zijn minst een code kunnen afspreken niet meer zo zwaar te leunen op deze vorm van wichelarij.

 Hoogtepunten in een notendop

1.      Samsom, de omhelsing en het applaus

Niet alleen werden vrijwel alle partijbijeenkomsten opgesierd met foute muziek en overijverige beveiligers, ook allerlei ouden van dagen van enige betekenis voor de partij waren weer present. Van Jan Marijnissen tot Frits Bolkestein; aan het handenschudden met de lijsttrekker leek geen einde te komen. Eén omhelzing echter was van bijzonder niveau: die van Samson en Job Cohen. Na zijn overwinningsspeechs kregen Wim Kok en Wouter Bos een knuffel, maar toen Cohen aan de beurt kwam, werd er aanmerkelijk warmer en luider geapplaudisseerd door het publiek. Bijzonder eerherstel voor een man die pas geleden nog exact hetzelfde verhaal vertelde als de grote held van de Partij van de Arbeid nu.

 2.      Democratisch Politiek Cabaret

Een voordracht om (vanuit psychologisch perspectief minstens) je vingers bij af te likken, was die van Hero Brinkman. In iets wat leek op een uitgebouwd cafetaria hield hij zijn Grote Rede. Wat zij hadden gepresteerd was iets ongelofelijks, iets wat nog nooit eerder was gebeurd en voor onmogelijk werd gehouden! Hij doelde op het samenvoegen van twee kansloze lijsten tot één kansloze. En ze hadden aan alle eisen voldaan. En de moraal was hoog, net als die van de 50 kandidaten op de lijst. En als morgen de krant zou worden opengeslagen, dan zou daar wel eens een zetel in zijn te vinden voor de Nieuwe Beweging. En anders zouden ze over vier jaar genadeloos toeslaan en een klinkende overwinning binnenslepen.

De avond ging verder. De muziek werd stiller, het licht werd gedoofd en iedereen vergat hem.

3.      It only just begun…

Drie weken spetterende campagne, nog nauwelijks voorbij, of het andere vuurwerk gaat alweer beginnen: de (in)formatie. Een stem op Samsom bleek een stem op Rutte te zijn. Hoe strategisch zijn die stemmen geweest! Prachtig gepoker wacht ons. Onmogelijke combinaties als CDA-PvdA-D’66-SP worden overwogen, zodat er even door links van links gedroomd mag worden. Ook onze koningin zal verrassend van zich laten horen. Sap zal uiteindelijk toch het veld ruimen omdat bij GroenLinks het besef doorbreekt dat groothouderij en vastberadenheid niet de oplossing zijn om verlies te maskeren. En tenslotte draait moeder economie weer bij, zodat al het politieke gekissebis weer een bijzaak wordt. En we weer kunnen schrijven over de werkelijk interessante dingen des levens…

Onze democratie is niet meer van deze tijd

Wat is het meest fundamentele probleem waar de politiek op dit moment mee te kampen heeft? De huizenmarkt, de zorg of misschien wel de euro(crisis)? Nee, allemaal marginale en tijdelijke problemen. Het werkelijke politieke probleem is de staat van ons democratisch bestel. Helaas is in tegenstelling tot allerlei financiële dilemma’s, het democratische dilemma geen aantrekkelijk onderwerp. Geen enkele politicus is zo ongelukkig om in deze tijd veel woorden te wijden aan het failliet van de Nederlandse parlementaire democratie. Een failliet dat inmiddels diep is geaard. Sta bijvoorbeeld eens stil bij enkele van de volgende knelpunten.

De absurde invloed van de media op stemgedrag. De verstikkende partijdiscipline. De staatsrechtelijke vaagheid van de invloed van de koningin. De onbekendheid c.q. onzichtbaarheid van 95% van de volksvertegenwoordigers. Het gebrek aan invloed van het volk op coalitievorming. Geen invloed op de minister-president. Geen fatsoenlijke invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer. De blanco-stem die gewoon als ongeldig wordt beschouwd. 20% tot 60% thuisblijvers afhankelijk waarvoor gestemd wordt. Geen kiesdrempel en daarmee veel te veel kleine partijen met als gevolg een hoop onmogelijke coalitie- avonturen. De kabinetten Balkenende I, II, III, IV en Rutte I die niet voor niets allemaal voortijdig de mest in zijn getrokken….

En wat dat laatste kabinet betreft; gaan we dadelijk in één keer een geheel andere verhouding zien in het stemgedrag van het volk? Waar komt die SP plots vandaan! Toont dat niet aan hoe willekeurig en opportunistisch het volk stemt? Zou je niet verwachten dat zoiets als ‘politieke voorkeur’ een redelijk statisch gegeven is die niet veranderd bij iedere politieke zucht? En als dat wel het geval is, dan zijn vier jaren regeren veel te lang. Dan zit er bijvoorbeeld twee of zelfs drie jaren lang een kabinet dat het volk niet echt pruimt. Maar omdat het volk zodanig verdeeld is, weet het zich niet overtuigend te organiseren in de samenleving en kabbelt het in theorie (denk aan Paars II) voort, met alle gevolgen van dien.

En wat te denken van het idee dat de 1,4 miljoen mensen die op zaterdag kijken naar een onbekende achtergrondzangeres met zwemdiploma A die kaarsrecht in een zwembad springt, dezelfde 1,4 miljoen zijn die de politieke verhoudingen in Nederland straks medebepalen? Of wat te denken van de honderdduizenden die op basis van een tiental stellingen hun fundamentele grondrecht toebedelen aan een al dan niet onvermoede politieke partij, omdat het stemwijzertje dat nu eenmaal tevoorschijn heeft getoverd? Dat is de nachtmerrie van ieder weldenkend mens en menig politicus. Dat is waarschijnlijk ook de voornaamste reden dat de laatste uiteindelijk gewoon doet waar hij zelf zin in heeft. Zolang hij maar gekozen wordt.

De vraag die al enige tijd (of misschien sinds de invoering van de democratie) hierbij van belang is, is deze: Is het algemene belang daadwerkelijk gediend bij algemeen kiesrecht? Het antwoord daarop is: ‘hoogstwaarschijnlijk niet. Maar om met Churchill te spreken: er is geen alternatief’. Plato met zijn verrassend actuele kritiek op de democratie (zie bijvoorbeeld Koolschijn, G. (2005). Plato. De aanval op de democratie.),  mag niet worden aangehaald, want dan ligt het verwijt van elitarisme en totalitarisme op de loer. Karl Popper heeft Plato niet voor niets met redelijk wat gezag in De open samenleving en haar vijanden tot volksvijand nummer 1 van de moderne tijd gekroond. Terecht? Daar zou over moeten kunnen worden gediscussieerd. De boodschap is in ieder geval duidelijk en bovendien makkelijk te verdedigen: ‘kom niet aan de democratie!’ Het is immers een verworvenheid. En van een verworvenheid doet men over het algemeen heel moeilijk afstand. Zelfs niet als blijkt dat de democratie ervoor zorgt dat een adequate rationele besluitvorming onmogelijk is geworden (en allerlei urgente politieke problemen jaren op de plank blijven liggen door eindeloos gepolder en uitstel van noodzakelijke keuzes). Zelfs niet als blijkt dat politieke partijen vooral bezig zijn met het naar de mond praten van hun eigen kiezers (denk aan de CPB-berekeningen), in plaats van op zoek te gaan naar duurzame samenwerking. Enzovoorts.

Als we dan om praktische redenen al snel tot de conclusie komen dat het (politiek) onmogelijk is te gaan rammelen aan het algemene kiesrecht (en daarbij accepteren dat we als samenleving dus ook niet meer krijgen dan we verdienen), dan moeten we dus op zoek gaan naar veranderingen binnen dat democratische systeem. Maar waarom lijkt op dat vlak ook geen enkele vernieuwing zich aan te dienen? Is men er sinds de mislukking van de gekozen burgemeester in Den Haag maar mee opgehouden over na te denken? Hoe staat het met het terugbrengen van 150 naar 100 leden van de Tweede Kamer? Waar blijft D66 in de media met democratische vernieuwing? Hebben ze ontdekt dat het niet bepaald een aantrekkelijk onderwerp was dat de kiezers trok? Wat is er gebeurd met het referendum? Komt er ooit die broodnodige kiesdrempel? Moeten we niet vaker naar de stembus?

Zolang de economische tegenwind de politieke agenda echter blijft domineren, voorzie ik geen serieuze discussie over het klaarblijkelijke democratische failliet. Jammer, want het volk verdient beter dan het huidige systeem.

Iedere stoel wenst weer een boom te zijn.

Ergens koester ik het diepe verlangen alleen nog maar te schrijven over bomen en stoelen. Waarom over bomen en stoelen? Misschien wel omdat ze uit hetzelfde hout zijn gesneden. Of misschien wel omdat ze zó eenvoudig en begrijpelijk zijn, dat niemand ze meer echt begrijpt. Een stoel bijvoorbeeld is ondefinieerbaar, net als een mens. Leg maar eens aan iemand uit die nog nooit een stoel heeft gezien wat een stoel is. Op een dak kun je ook zitten. Of in een boom. Misschien is alles waar je lekker op kunt zitten wel een soort stoel. Trouwens, er zijn mensen die soms voor één stoel evenveel betalen als voor drie daken.

Ik heb thuis veel verschillende stoelen, waaronder eentje van leer. En ondanks het feit dat velen er telkens weer dankbaar gebruik van maken, is niemand hem ooit echt opgevallen. Zet ik deze stoel echter achter glas in een museum, dan wordt hij door allerlei mensen plotseling bewonderd. In een museum is een stoel namelijk beroofd van zijn stoel zijn. Niemand mag er meer op gaan zitten. En dat valt op.

Een wereld zonder stoelen kan niet bestaan, evenals een wereld zonder bomen niet kan bestaan. Als de laatste boom al zou vallen, is de mens reeds lang geschiedenis. Ook vroeg iemand zich ooit eens af of een boom wel ruist, als er niemand in het bos is om het te horen. Ik heb eens een bandrecorder achtergelaten in het bos. Toen ik de band een dag later afluisterde, hoorde ik echter alleen maar ruis. Vallende bomen doen het alleen geruisloos als er niemand bij is.

Soms vallen de bomen niet zelf, maar valt er iets van de boom. Een appel bijvoorbeeld. Een Engelsman werd er ooit eens door getroffen op zijn neus, en ontdekte een belangrijke wet. Maar waarom groeien er eigenlijk juist appels aan een boom? Het is trouwens moeilijk om een bloeiende boom werkelijk te ervaren. Vaak zien we alleen een bron van fruit, brandhout of de mogelijkheid van papier. Zijnsvergetelheid wordt dat ook wel genoemd. Ik weet zeker, bijna iedere stoel wenst weer een boom te zijn.

Pas als zaagsel krijgt een boom applaus, wist iemand me te vertellen. In het circus. Waar mensen lekker zitten op stoelen. Gelukkig is de wereld een circus en een museum tegelijk. Althans, voor zij die er oog voor hebben.

Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon

Het Amerikaanse Anti-Dopingagentschap (Usada) heeft Lance Armstrong formeel ontdaan van zijn zeven Tour de France-zeges. Vandaag werd daarmee één van de meest ongelooflijke prestaties in de sport tenietgedaan, nadat Armstrong de beslissing nam zich niet langer te verdedigen in het onderzoek naar dopinggebruik dat tegen hem loopt.

Armstrong mag sinds 24 augustus 2012 officieel geen aanspraak meer maken op één van de grootste sportprestaties aller tijden. De misschien wel meest gecontroleerde sporter ooit (>700x), is in zijn actieve loopbaan nooit betrapt, maar vele jaren na dato worden nu vrijwel al zijn prestaties uit de boeken geschrapt. En waarom? Omdat tien oud-ploeggenoten hem hebben beschuldigd. En die beschuldiging levert wat op: ze kunnen er hun eigen hachje mee redden. Anders gezegd: ‘Als jij tegen opa vertelt dat mamma stoute dingen doet, hoef je niet voor straf vroeg naar bed.’

Die idiotie dat iemand talloze malen door serieuze laboratoria kan worden onderzocht en er niets wordt gevonden, is eerder een reden om flink wat dopingbureaus op te doeken dan om iemand zijn titels af te nemen. Het is bovendien een aanklacht tegen het gezond verstand. Alsof er toen een ultrageheim product bestond dat door laboratoria speciaal voor Lance werd vervaardigd. Maar Lance ondergaat het nu. Hij levert zijn tourzeges in, om met de tour van het leven verder te gaan. Daarin is hij nog lang niet verslagen. Het leven, de échte Tour, waarin hij de grootste denkbare zege heeft gepakt die niemand hem ooit meer kan ontnemen. Al is een aantal oud ploeggenoten bereid gevonden te verklaren dat hij nooit werkelijk kanker heeft gehad…

Lance blijft een absolute topsporter die een ongelofelijke prestatie heeft verricht. Er bestaat simpelweg geen middel dat garant staat voor 7 tour-overwinningen op rij. Er bestaat geen middel dat garant staat voor een verschil van 7 min en 37 seconden in 1999 met de nummer twee in het klassement. Dan lig je dus 4000 meter voor op de eindstreep. Of ruim 6 min in 2000. Of 6 minuten en 44 seconden in 2001. Nog los van het feit dat bijna alle nummers 2 (en soms wel 3 en 4 en 5 en…) wel in competitie zijn betrapt op dopinggebruik of een bekentenis hebben afgelegd. Waardoor de afstand met de eerstvolgende ‘schone’ renner in de dik tien minuten loopt. Maar zelfs dan: als ik mijn verstand toesta te denken dat hij zijn prestaties heeft bereikt door middel van het gebruik van een verboden middel, dan voel ik geen afkeur. Dan blijft er bewondering en respect. Het laat me denken aan iemand die de wereld verbetert, maar dat alleen kan doen door een leugentje in stand te houden. Maar hier geloof ik zelfs niet in dat leugentje.

Misschien ben ik slechts een naïeve liefhebber. Misschien is de zaak vele malen complexer dan ik het voel. Dat zij dan zo. Maar Lance zien rijden, dat was gevoel. Weken achter elkaar, jaren lang. De suprematie, de controle, het overzicht, de passie voor het fietsen, de focus en de overwinningen: dat was een tijdperk. En een tijdperk help je niet zomaar om zeep door jaren later te suggereren dat al die aspecten niets waard zijn in het licht van nooit werkelijk hard gemaakte beschuldigingen. Het is interessant hoe de geschiedenis hierover zal oordelen. De Tour wacht op niemand, maar de geschiedenis heeft alle tijd. Zij komt vast en zeker wel tot een wijs oordeel.

Een hypocriete strijd tegen hypocrisie: de Dove-campagne onder de loep

Over het algemeen heeft het niet zoveel zin om intellectuele kracht in te zetten tegen commercials. Toch, de nieuwste reclame van Dove is zo een weerzinwekkende aanslag op de geest, dat deze wel in verzet moet komen.

De betreffende reclame houdt zich bezig met een soort shampoo, en voert daartoe een mooie vrouw op in de kracht van haar leven die in het Engels mijmert over de mooie dingen van het bestaan. Ze danst en ze spreekt over kleuren en gevoelens. Rood staat bijvoorbeeld voor passie, en dat zit ook in haar karakter. En bij blond voelt ze zich bruisend en meisjesachtig. Iedere kleur kent zijn eigen gemoed. En dan volgt de bekentenis, de schok, het ogenblik: ze is blind. Ze is blind, maar ze geniet van haar mooie gekleurde haren, en Dove zorgt ervoor dat haar kapsel mooi blijft stralen.

De strategie van Dove is al sinds 2004 hetzelfde. Voornamelijk omdat het werkt. Dit cosmeticamerk staat voor zuiverheid, puurheid en echte schoonheid. De strategie van de marketingafdeling is dan ook bekend. Het gaat er om dat zoveel mogelijk ‘echte’ vrouwen het idee krijgen dat ze verbonden zijn met een merk dat zich bekommert om ‘echte’ vrouwen. Naast de bekende filmpjes zit daar ook een duidelijke en niet onsuccesvolle community-strategie achter. Echte, normale, gewone en spontane vrouwen worden daar dag in dag uit bestookt met teksten als:

Dag dames! Ik ben Laura, de community manager in Nederland voor de Echte Vrouwen-community van Dove. Hoe vinden jullie het om hiervan deel uit te maken? Ik ben heel erg benieuwd naar jullie reacties, dus praat gezellig mee!

Of:

We zijn op zoek naar 10 moeders met tienerdochters! Wil jij ons actief helpen om het zelfbeeld te verbeteren van meisjes? Uit wereldwijd onderzoek blijkt dat vriendinnen en moeders de meeste invloed hebben op de gevoelens over schoonheid en het lichaamsbeeld van vrouwen. Stuur een mailtje naar dovenederland@gmail.com met je gegevens en vertel waarom je graag mee wilt doen!

De suggestie die constant als een zweem boven iedere Dove-campagne hangt is dat er zoiets bestaat als oprechte marketing. Dat er daadwerkelijk ethisch verantwoorde reclame gemaakt wordt, en dat daartoe het werkelijke doel (namelijk zoveel mogelijk mensen aan een of ander cosmeticaproduct helpen) in wezen niet zo belangrijk is. Terwijl het daar uiteindelijk alleen maar om draait. Dat is natuurlijk precies het doel van marketing en reclame, maar het is ook precies waarom deze campagnes zo weerzinwekkend zijn. Als dit niet was aangeslagen, was deze strategie zo weer ingeruild voor iets anders. Maar het is wel aangeslagen. Omdat achteloze vrouwen nu eenmaal gevoelig zijn voor een goed gespeelde eerlijke boodschap.

Echte schoonheidEn nu is er zelfs schaamteloos gebruikgemaakt van een gehandicapte vrouw die- na een ongetwijfeld lange casting-  een volstrekt op zichzelf staand verhaal vertelt, maar uiteindelijk prima past in het beeld wat de fabrikant graag naar voren wil brengen. Zij durven eerlijk te zijn en grenzen te doorbreken. Zij strijden tegen de hypocrisie van de reclamewereld. En dat verdient respect. En daarom krijg jij dadelijk dus een warm gevoel bij dat product. Want wat was het een mooi Oscar-moment in die reclame! En de community spreads the word en klikt op like en zo voelt men zich weer serieus genomen door de wereld van de commercie.

Maar die mensen zouden eens moeten weten dat de producent van Dove, namelijk Unilever, zomaar ook de producent is van bijvoorbeeld AXE. Ja, van de reclames waarbij de vrouw niet ernstiger als cliché kan worden weggezet en louter dient als lustobject voor de nerd die zich onderspuit met chemische geurstoffen. Want de kopertjes van AXE, dat is namelijk een hele andere doelgroep- en die zitten niet zo te wachten op slap geklets als ‘wij gaan voor echte schoonheid’. Nee, om daar wat voor te verkopen, moet gewoon ouderwets een blik stoeipoezen worden opengetrokken die geen moeite hebben om als domme objecten rond te rennen in bikini’s.

Het is dat de reclamecodecommissie zich waarschijnlijk niet kan uitspreken over het al dan niet oprechte karakter van een fabrikant. Maar misschien zou ze dat wel eens moeten doen om zo deze systematische misleiding van naïeve vrouwen voorgoed uit te bannen.

Verdwaald in een dierentuin: een analogie op de rechterlijke uitspraak inzake de langstudeerboete

De discussie rondom de langstudeerboete lijkt tot nader orde gesloten. Studenten die meer dan een jaar langer doen over hun studie dan is vastgesteld, zijn verplicht een boete (of zegge een extra zak geld) van ruim 3000 euro te betalen. Dat heeft de rechtbank in Den Haag op 11 juli 2012 bepaald in een kort geding over het verhoogde collegegeld voor mensen die meer dan een jaar uitlopen.

De drie centrale argumenten van de rechter luiden:

  1. Het is feitelijk niet onmogelijk om te blijven studeren; het is niet bewezen dat lagere klassen nu worden uitgesloten om te gaan studeren.
  2. Nergens in de wet staat dat tijdens het spel de spelregels niet mogen worden veranderd.
  3. Studenten hadden kunnen vermoeden dat hun collegegeld tijdens hun studie aan verandering onderhevig is.

A. Een toerist schaft een entreeticket aan voor de dierentuin. Hij mag voor tien euro naar binnen. Na een hele dag rond te hebben gewandeld, gebruikmakende van alle faciliteiten die het park te bieden heeft, begeeft hij zich richting de uitgang. Daar wordt hij echter geconfronteerd met een bebaarde hoge juridisch medewerker, die zichzelf Rechter noemt.

B. ‘Wilt u er uit, dan moet u een exit-ticket aanschaffen van € 50’, zegt Rechter.

‘Wat een dwaze onzin!’ roept de toerist. ‘Daar ben ik helemaal niet van op de hoogte gesteld. Waar staat dat ergens geschreven?’

‘Dat staat nergens geschreven, maar waarom zou dat ergens geschreven moeten staan?’

‘Ja! Als ik had geweten dat mijn verblijf geen € 10 maar € 60 zou kosten, had ik mij in zijn geheel anders voorbereid op deze tocht. Niet dat ik niet zou zijn gekomen -ik zou dat niet zonder meer kunnen zeggen-, maar wat u nu doet met mijn gevoel vind ik onethisch!’

‘Nou. Ik heb hier een handleiding met onze spelregels. Er staat echter niet in de spelregels dat de spelregels niet mogen worden veranderd! Daarom is dus nu ook met recht besloten om tijdens het spel de spelregels te veranderen.’

‘Dat is een redenering van iemand die ieder gevoel voor redelijkheid lijkt te hebben verloren. Het laat me denken aan een bandiet die vrijgelaten wordt omdat het OM alleen nog maar een kopie had van het strafdossier, in plaats van het origineel.’

C. ‘Ach kom, dat is onredelijke appels met zotte peren vergelijken. Wat is nu precies het probleem, beste toerist? U had toch zeker wel kunnen vermoeden dat voor amper € 10 u niet hier een hele dag zomaar kunt rondlopen? Bovendien, we moeten bezuinigen op onze dierentuin en zo hopen wij extra geld binnen te harken. Het is vanaf nu dan ook voor iedereen die alsnog de dierentuin bezoekt, uiterst helder dat indien zij hier een hele dag rondwandelen ze € 50 extra moeten betalen. Mochten ze echter binnen twee uur het park weer verlaten, dan brengen wij niets in rekening. Zo zijn we dan ook weer!’

‘Maar indien ik dit park binnen twee uur zou moeten verlaten om zo te voorkomen dat ik zwaar moet bijbetalen, zou ik toch nooit de schoonheid van het geheel kunnen aanschouwen? Ik zou mij moeten haasten, en ik zou constant onder psychologische druk staan van de tijd, waardoor een belangrijke esthetische waarde van dit dierentuinbezoek verloren zou gaan. Beseft u eigenlijk wel wat ik zeg met ‘psychologische druk’?’

‘Kom, kom. U overdrijft. U bent een volwassen man! Wees blij dat we u niet al na anderhalf uur parkbezoek de hoofdprijs laten betalen. U krijgt dus zelfs een halfuur van ons cadeau! Bovendien, de psychologische druk van de werkelijkheid buiten deze dierentuin is vele malen groter! Daar moet u ook mee omgaan.’

D. ‘Op deze manier zeker… Verwacht u overigens niet dat u op deze wijze vele bezoekers buiten uw dierentuin houdt? Ik vermoed dat u vele mensen die weinig te besteden hebben de schoonheid van het park ontzegt op deze manier.’

‘Luister. Het is volstrekt niet bewezen dat lagere klassen worden uitgesloten van een bezoek aan de dierentuin. Dat is ook logisch, want iets wat we op dit moment pas invoeren kan niet iets bewijzen wat pas na invoering blijkt. Kortom, we voeren het gewoon in, en dan constateren we later vanzelf wel dat allerlei mensen met weinig geld niet meer in onze dierentuin zijn geweest. Of niet natuurlijk. Het lijkt me ook iets wat we pas vele jaren later zullen gaan merken als het al fatsoenlijk is te onderzoeken. En om eerlijk te zijn vinden we dat onze populaire dieren in de dierentuin af en toe iets te druk worden bezocht….juist door de gewone mensen. Maar dat verklap ik u in vertrouwen.’

E. ‘Zoveel onzin heb ik zelden bij elkaar gehoord. En met veel bezoekers zou u eerder blij moeten zijn, evenals met de aantrekkingskracht van de populaire dieren. Niet iedereen heeft nu eenmaal de wens om een exotisch dier te bestuderen. Laat het toch aan de mensen zelf!
Het zou me overigens niets verbazen indien de werkelijke verantwoordelijke voor deze gekke maatregel, zelf op deze maatregel terug gaat komen. Is het niet zo dat het bestuur van de dierentuin binnenkort opnieuw gekozen moet worden?’

‘Juist. Na 12 september komt er een nieuwe Raad voor de Dierentuin. Ik heb inderdaad begrepen dat een aantal kandidaten van zins is om dit plan op te schorten. Maar daar heb ik op dit moment niets mee te maken.’

F. ‘Het brengt me bij een laatste overweging, waarbij ik speciaal aan u moet denken, hoge juridische medewerker. Ik zou ervoor zijn uw ruime salaris af te nemen en daarvoor in de plaats u een minimale vergoeding aan te bieden, zodat u net aan rond kunt komen. U kost immers behoorlijk wat publiek geld.’

‘Dat lijkt me niet verstandig en in strijd met afspraken. Het zou ook geen recht doen aan mijn belangrijke functie en maatschappelijke relevantie. Bovendien zou dit werk dan alleen aantrekkelijk zijn voor rijke meesters.’

‘Eenmaal Exit, alstublieft.’

“Niemand krijgt mij klein”

PVV-leider Wilders is verrast door het ontslag van de PVV-Kamerleden Wim Kortenoeven en Marcial Hernandez. Hij noemt de twee fractieleden ‘rancuneus’.

De aanhoudende onrust binnen de PVV is niet verrassend, evenmin als het ontslag van de PVV-Kamerleden. De symptomen die we nu zien zijn simpelweg typisch voor het populisme (dat ironisch genoeg wordt gedragen door één man). ‘In naam van het volk spreken’ is namelijk retorisch ijzersterk, maar praktisch zo vreselijk onhandig. Het is niet voor niets dat het populisme het beste gedijt in een context zonder verantwoordelijkheid. Zodra er sprake is van verantwoordelijkheid (denk aan het provinciebestuur in Limburg), kan het populisme de politieke (coalitie) dynamiek niet meer het hoofd bieden en moet het met allerlei paradoxen worstelen. De parlementaire gedoogconstructie leek daarom een briljante vondst: gewoon kunnen blijven roepen wat iedereen wil horen, en ondertussen toch aan de knoppen zitten.

Helaas bleek ook aan de gedoogconstructie teveel verantwoordelijkheid te zitten. Het Catshuisfiasco toont dat aan. Met het vertrek van PVV-kamerleden Kortenoeven en Hernandez komt het mislukken van het akkoord echter ook nog in een interessant ander perspectief te staan.

Het ligt sterk voor de hand dat Wilders op dat moment al het vermoeden had dat zijn partij zou breken bij een Catshuis-akkoord. Dat zou hebben betekent dat de gedoogconstructie (zelfs met de SGP erbij) definitief zou zijn ontploft en Wilders persoonlijk verantwoordelijk zou zijn gehouden voor de daaropvolgende politieke onmacht. Het zou een directe ontmaskering hebben betekend voor het populisme. Door het eenzijdig opzeggen van de onderhandelingen heeft Wilders toen de kikkers nog in de kruiwagen weten te houden, maar daar is nu definitief een einde aan gekomen. Op de politieke besluitvorming heeft het nu echter geen enkel effect, slechts op de beeldvorming. En juist daarin heeft Wilders zich altijd heer en meester getoond. Tot gisteren.

Tegen zijn gewoontes in moest hij namelijk opdraven bij die verfoeide linkse mediarubrieken als 1vandaag en Nieuwsuur. Louter voor damagecontrol. Het interview met de voor zijn doen ongemeen felle Twan Huys toonde voor het eerst echte zwakke plekken bij Wilders en voelde daarom buitengewoon ongemakkelijk. Want juist de retorische kracht van Wilders –waarin hij soeverein was- stond hier onder hoogspanning. Hij kreeg het simpelweg niet meer uitgelegd. Nooit eerder stond zijn geloofwaardigheid zo onder druk. Het centrale argument voor het vertrek van de Kamerleden was volgens Wilders pure rancune op grond van ‘het vermoeden van laag op de kieslijst te komen of helemaal niet meer op de lijst te komen’. Maar een fractie later zien we in dezelfde Nieuwsuur-uitzending een Wilders die zich laat ontvallen: “Niemand krijgt mij klein”.

Niemand krijgt mij klein. Daarmee bevestigt hij het verwijt van de opgestapte fractiegenoten op de meest duidelijke manier: het gaat uiteindelijk maar om één persoon.  Het enige probleem is dat dit zo verdraaide lastig is te handhaven in een democratie.

Komende maanden zullen uitwijzen in hoeverre dat soevereine beeld van die krachtige leider -die het zeker niet voor niets heeft gekregen- daadwerkelijk schade heeft opgelopen. Joop en Truus mogen dan wel gevoelig zijn voor grote volkse beloften en nationale sympathieën met een scherpe en soms humoristische rand omkleed; uiteindelijk willen ook zij ernstig genomen worden.

Waarom is er eerder niets dan iets?

Met Universum uit het niets is er weer een natuurkundig boek verschenen bedoeld voor een breed publiek, dat ingaat op het ontstaan van het heelal. Op de achterflap prijkt trots: ‘Het onbevattelijke helder uitgelegd.’ Hoe iets onbevattelijks helder kan worden uitgelegd is echter niet het enige raadsel waar dit boek de lezer mee confronteert.

Universum uit het niets heeft alles in zich wat je van een religieus werk zou verwachten. Een gigantische hoeveelheid axioma’s, zelfverzonnen definities, genoeg speculatie en voorbehoud, een hoop onnavolgbaar gebabbel over onzichtbare energie en spontaan verschijnende deeltjes en – last but not least – de stelligheid dat het gaat over de absolute waarheid. Alleen is dit geen religieus werk, maar een natuurkundige uiteenzetting over hoe er vanuit niets iets kan ontstaan.

Auteur Lawrence Krauss moet zelfs in zijn geheel niets hebben van religie. Theologen krijgen er dan ook flink van langs. Want, zo stelt hij in navolging van Stephen Hawking, die begrijpen helemaal niets van natuurkunde, want dan zouden ze toch zeker hun tijd niet verdoen met na te denken over God? De natuurkunde heeft immers het bestaan van een (persoonlijke) God volledig uitgesloten, aldus Krauss, die overigens ook niets van wetenschapsfilosofie moet hebben. Het volstrekt overbodige nawoord van beroepsatheïst Richard Dawkins neigt voorts niet alleen naar vriendjespolitiek, maar bevestigt het bange vermoeden dat dit boek een dubbele agenda dient: een warm pleidooi te zijn voor een strikt atheïsme en het voorstaan van een Nietzscheaanse ethiek. Sciëntisme van de bovenste plank dus.

Het had van (wetenschappelijk) verstand en moed getuigd als iemand als John Polkinghorne, Peter van Inwagen, Freeman Dyson of desnoods Alan Sokal een nawoord had mogen schrijven, waarin de lezer ook nog een ander perspectief was aangeboden met hier en daar een nuancering. Maar net als religieuze fanatici, houden geobsedeerde natuurkundigen waarschijnlijk niet zo van vervelende bromvliegen die afleiden van de overtuigingen. Daarom beter een nawoord van een jaknikker die dit werk dezelfde grootte toedicht voor de natuurkunde als On the Origin of Species dat was voor de biologie. Dat lijkt de schaamte voorbij.

Het verhaal in een notendop
Maar wellicht kan het verhaal de kritiek verstillen. Want waar is het om te doen? Krauss stelt, voor zover het te volgen is, in essentie ongeveer het volgende:

Op basis van waarnemingen is bewezen dat het heelal vlak is, en dat de lokale Newtoniaanse zwaartekrachtsenergie vrijwel nul is, wat erop wijst dat ons heelal is voortgekomen uit een inflatie-achtig proces, waarbij de energie van de lege ruimte tijdens een periode waarin het heelal op elke waarneembare schaal steeds vlakker wordt, wordt omgezet in de energie van ‘iets’.

99% van het heelal is onzichtbaar voor ons en is opgebouwd uit donkere materie, die hoogstwaarschijnlijk gedeeltelijk bestaat uit onbekende elementaire deeltjes en die in nog grotere mate bestaat uit donkere energie. Daarbij wordt gesteld dat lege ruimte energie kan hebben zonder dat er materie of straling aanwezig is.

De kern waarbij we uiteindelijk komen, is iets wat een ‘kwantum vacuüm’ heet. Dat vacuüm heeft een bepaalde onstabiele energie, waar kwantumfluctuaties (een fluctuatie van energie in lege ruimte volgens het onzekerheidsprincipe van Heisenberg) door inflatie worden ‘ingevroren’ en naderhand opduiken als dichtheidsfluctuaties, waar voorts alles wat we zien uit voortkomt. Enfin, zoiets dus.

Bedenkingen: de natuurkundige autoriteit
Het grote probleem van de natuurkunde is dat ze zonder de nodige wiskunde volstrekt niets duidelijk kan maken aan een gemiddelde lezer. Zo is 99% van wat Krauss beweert voor gewone stervelingen zonder navenante natuur- of wiskundige kennis volstrekt niet te volgen, waardoor men zich amper kritisch kan verhouden tot de tekst. Wat die lezers rest, waar het boek zich toch sterk op richt, is overgave aan ‘de pastorale macht’ van de natuurkundige. Net zoals dat vroeger bij meneer pastoor ging, wordt voortdurend een beroep gedaan op het Argumentum ad verecundiam: ‘Ik ben een belangrijke wetenschapper, wetenschap is altijd waar omdat ze empirisch is, en al is het onnavolgbaar wat ik beweer, je mag gerust geloven dat het waar is wat ik zeg.’

Naïeve lezers zullen snel de indruk hebben dat het hier daadwerkelijk om gefundeerde wetenschappelijke beweringen gaat, terwijl het merendeel (multidimensionale parallelle universa) eerder speculatie en vermoedens zijn die binnen dezelfde wetenschappelijke wereld sterk worden bekritiseerd. Het oorspronkelijk Engelse werk A Universe from Nothing: Why There is Something Rather than Nothing kent inmiddels vele honderden kritische discussies, waarvan de meest fundamentele en steekhoudende kritiek komt van filosoof en natuurkundige David Albert, die prompt door Krauss werd weggezet als wijsgerige dwaas.

Meer bedenkingen: gezwam in de lege ruimte
Het verstand dat terug weet te denken tot het begin van het heelal, pakweg 13,72 miljard jaar geleden (‘Waarom niet 5 minuten geleden?’, zou Bertrand Russell vragen), raakt logisch verstrikt in de daaropvolgende paradox: het denken laat niet toe een gevolg te denken zonder oorzaak. Omdat de logische wetten van de natuurkunde niet opgaan onder de extreme omstandigheden voor 10-43 seconde na ‘0’ die deze singulariteit noodzakelijk veronderstelt, lijkt het dus dat er geen sprake kan zijn van een oorzaak. Maar vervolgens wordt er wel een oerknal (gevolg) geconstateerd, waardoor het verstand ‘een oorzaak’ niet kan ontkennen, op grond waarvan men weer terug is bij af. Hieruit volgt het meest fundamentele principe van de metafysica, namelijk het principe dat iets niet uit niets kan voortkomen (ex nihilo nihil fit).

Hier openbaart zich het grootste probleem van het boek: Krauss’ definitie van het niets. Het niets definiëren is natuurlijk per definitie onmogelijk, vandaar dat het niets bij Krauss ook niet niets is. Simpelweg omdat men geen natuurkunde kan bedrijven op dat wat niet is, moet Krauss een truc uithalen: het niets is instabiel. En dit instabiele niets blijkt niets minder dan ‘een onstabiel vacuüm’, dat valt onder de wetten van de kwantummechanica. De meest fundamentele vraag die dus blijft liggen is: ‘Waar komen de wetten van de kwantummechanica vandaan?’ Krauss geeft toe daar geen enkel idee van te hebben.

De metafysica lijkt dus niet overbodig geworden; Krauss heeft slechts de schildpad ingeruild voor de wetten van de kwantummechanica (‘niets’) en roept daarbij een nieuwe ontologische vraag op: Waarom is er eerder niets dan iets?

Nog meer bedenkingen: de grenzen van de rede
Een God die natuurkundig uitgesloten wordt, of filosofisch zou worden bewezen dan wel weerlegd is religieus gezien irrelevant. De grootheid van de rede van de mens schuilt in het feit dat zij altijd boven het zintuiglijke wil uitstijgen, juist omdat de mens niet alleen een (natuurkundig) kennend, maar ook een (ethisch) moreel en (metafysisch) transcendentaal wezen is. Wat dat laatste betreft hebben onder meer Kant (Kritiek van de zuivere rede), Kierkegaard (Afsluitend onwetenschappelijk naschrift) en J.H. Newman (Een grammatica van de instemming) uitvoerig gewezen op de valkuilen van het verstand, namelijk dat het zich graag bemoeit met zaken die het niet kan bevatten. Krauss trapt zowat in elke valkuil die filosofisch te verzinnen is (te beginnen bij de definitie van het niets), door het verstand los te laten op zaken die het verstand overstijgen, om het vervolgens via onbegrijpelijke wegen dan toch terug te brengen tot een soort kennis (en er praktische, ethische en religieuze consequenties aan te koppelen).

Zeker, theoretische natuurkunde is een uitermate complexe en ongetwijfeld serieuze bezigheid, en men zou kunnen zeggen, dat het erg simpel is kritisch te zijn op dat wat nauwelijks begrepen wordt. Zodra hooggeleerde wetenschappers echter zelf met elkaar overhoop liggen over waar het nu om gaat en het wetenschappelijke falsificatiecriterium ernstig onder druk lijkt te staan, mag een gewone sterveling met recht zijn bedenkingen houden.

In verschillende interviews benadrukt Krauss een integere wetenschapper te zijn. Zijn te nadrukkelijke atheïstische agenda daargelaten, hoeven zijn prestaties op het gebied van de natuurkunde niet te worden onderschat. Universum uit het niets geeft echter te denken. Normaal gesproken zou naar aanleiding van deze recensie het adagium ‘Oordeel zelf!’ van toepassing zijn. Ware het niet dat voor vrijwel iedere lezer na afloop het onbevattelijke gewoon onbevattelijk blijft.

Dit recensie-essay verscheen eerder op: 8weekly.nl

Een kort pleidooi tegen het belasten van artsen in opleiding tot specialist (AIOS)

‘De medisch-specialistische vervolgopleidingen moeten korter, een AIOS moet een eigen bijdrage betalen en alle opleidingsziekenhuizen krijgen een gelijke vergoeding. Met enkele ingrijpende voorstellen wil een ambtelijke werkgroep voor meer dan 400 miljoen bezuinigen op de universitair medische centra…’

De hoeveelheid zotte bezuinigingsvoorstellen is onderhand niet meer te overzien. Links en rechts wordt op alles gekort wat van overheidswege beweegt. Nu heeft een ambtenarencommissie (beschermd onder het principe van de gezichtsloze bureaucratie)de artsen in opleiding tot specialist (AIOS) in het vizier gekregen. Bij goedkeuring in de Tweede Kamer zou het leiden tot een plan dat grofweg jaarlijks € 13.400 bruto weg harkt bij deze zorgmensen. Een laffe bezuiniging en wel om verschillende redenen die ik hier kort uiteen zal zetten.

Wat opvalt, is dat stoere bezuinigingsplannen steeds vaker worden losgelaten op groepen die relatief op weinig steun van de samenleving kunnen rekenen. Kom je bijvoorbeeld aan reiskosten, dan komt de samenleving in het geweer, omdat dit in de breedte vele mensen treft en de onredelijkheid ervan direct zichtbaar is.

Bij het belasten van artsen in opleiding ligt dat anders. Voor een patiënt (of een gemiddelde burger) is een “AIOS” immers een abstract begrip en gewoon een ‘dokter’. Daarnaast roept het begrip ‘arts’, ‘medisch specialist’ en zelfs ’dokter’ een grote hoeveelheid vooroordelen op omtrent het te verwachten salaris en toekomstperspectief bij mensen zonder verstand van zaken of inzicht in het medische landschap (i.e. ‘twee ton per jaar’, ‘veredelde beroepsopleiding’, etc.). Wat dat betreft hoeft deze beroepsgroep op weinig steun te rekenen vanuit de maatschappij en zal het vanuit de georganiseerde specialisten (in opleiding) zelf moeten komen.

Maar helaas heeft niet alleen de burger een beperkt en vertekend beeld van een AIOS. Gelet op wat via reguliere media bekend is van wat de ambtenaren hebben voorgesteld, lijkt het erop dat deze commissie zelf een zeer onvolledig en onzorgvuldig beeld heeft van een A(N)IOS. Het inmiddels veel geciteerde argument dat artsen ‘op termijn’ met hun salaris de ingeleverde bijdrage van € 80.000 ruimschoots terugverdienen is daar een voorbeeld van.

Op de eerste plaats moet het salaris worden afgezet tegen genoten opleiding. De reguliere opleiding tot basisarts leidt over het algemeen tot een gemiddelde studieschuld van ongeveer € 14.000, die gewoon moet worden afgelost. Het salaris wat als basisarts kan worden verdiend is hooguit gemiddeld te noemen. Daarbij vergeet ik voor het gemak de gratis geleverde zorg in de coschappen. Na het geploeter als assistent niet in opleiding tot specialist (waarbij het salaris omgerekend in gewerkte uren mager is te noemen) is een moeizaam verkregen specialistenplek geen speciale verworvenheid, maar een maatschappelijke noodzaak. Het salaris wat daarvoor staat is in verhouding tot gewerkte uren hooguit modaal. Wie verder leeft met het idee dat het gehele traject een veredelde hbo-studie betreft, zou eens een handboek carbohydrate chemie of moleculaire pathologie van gynaecologische carcinomen ter hand moeten nemen. Dat een specialist in opleiding een uitzonderingspositie zou innemen ten opzichte van andere academici (die niet tot hun 36e hoeven te wachten om aardig te gaan verdienen en gemiddeld vier opleidingsjaren in de schaal leggen), lijkt niet onderbouwd.

Op de tweede plaats moet het salaris worden afgezet tegen gewerkte uren. Bij een vastgesteld ANIOS/AIOS-salaris (dat schippert rond de € 2.959,- tot € 4.598 bruto, waarbij € 4598 pas na een tiental jaar wordt bereikt), wordt meestal uitgegaan van een 36-urige werkweek. Iedereen die het arbeidsethos van het (academische) ziekenhuis echter een beetje kent, weet dat 60 tot 70 uren per week werken, in onregelmatige diensten (nacht, weekenden, kerst, Pasen, etc.) geen uitzondering zijn. Desondanks blijft de 36-urige werkweek het uitgangspunt van het salaris. Dat dergelijke absurde uren worden gedraaid en op de een of andere manier zijn geaccepteerd, wijt ik aan de specifieke gesloten cultuur die de medische wereld kenmerkt. Desalniettemin, omgerekend komt de gemiddelde AIOS niet boven het salaris uit van een vuilnisman (niets ten nadelen daarvan). Dat bovendien naast de reguliere geneeskundige werkzaamheden vaak nog een proefschrift wordt verlangd (om in opleiding te komen), laat ik hier buiten beschouwing evenals de moeilijkheid om überhaupt in opleiding te komen. Als specialist tenslotte, wordt vanzelfsprekend de geïnvesteerde opleidingstijd beloond (vanuit een samenleving verlangt), maar die is in vergelijking niet navenant- zeker niet als men ook hier weer het werkelijk aantal gewerkte uren afzet tegen het verkregen salaris.

Dat brengt me bij het laatste punt. Het salaris afgezet tegen werkomstandigheden.

Waar een patiënt slechts een vriendelijke arts ontmoet, schuilt daarachter een concrete realiteit van een buitengewone maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheid. We spreken hier dus over een buitengewoon collectief goed dat buitengewone solidariteit verlangd. De dagelijkse confrontatie met leven en dood bijvoorbeeld, is niet alleen psychisch een zware belasting (die op zich al een exceptionele professionaliteit vereist en rechtvaardigt), maar is ook een praxis die maar weinigen werkelijk vatten. Complexe ethische dilemma’s, ingewikkelde intermenselijke communicatie en levensbepalende beslissingen die velen hooguit kennen van filosofische boeken, zijn in de medische praktijk aan de orde van de dag.

Daarnaast zijn we aangekomen op een punt dat een samenleving zorg als verworvenheid is gaan beschouwen en op grond daarvan steeds meer eist van een specialist. De patiënt is kritischer, zelfbewuster en gaat meer dan ooit tevoren uit van zijn rechten. Daarmee kent het werk van de (kwetsbare) arts niet alleen een verantwoordelijkheid die met weinig academische opleidingen is te vergelijken, maar ligt tevens zijn handelen permanent onder een loep. Ook hier laat ik een en ander buiten beschouwing, zoals de bekende dilemma’s omtrent carrière en gezin of het verhuizen van Enschede via Amsterdam naar Groningen of Maastricht voor een opleidingsplek…

Bezuinigen is noodzaak en iedere groep waarop bezuinigd wordt heeft zijn eigen (legitieme) bezwaren. Dat wordt hier niet miskend. Maar de argumenten die ik hier in een notendop heb aangedragen en die met vele voorbeelden zouden kunnen worden aangevuld, maken dat het hier om een groep gaat waarbij het niet alleen ongewenst is dat die extra belast wordt (want natuurlijk wordt de kwaliteit er niet beter van), maar ook onrechtvaardig (het salarisargument snijdt geen hout).

De samenleving zou dit alles in acht genomen zich meer moeten laten gelden voor deze groep en zich minder moeten laten leiden door vooroordelen. Zolang een redelijke en overtuigende onderbouwing van deze maatregel uitblijft, kunnen de specialisten in opleiding rekenen op mijn sympathie.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"