Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Een beroep op morele intuïtie: ethische gedachte-experimenten op de grens van leven en dood

Ter overweging voor eenieder

In deze bijdrage breng ik verschillende gedachte-experimenten bij elkaar, die allen iets te maken hebben met (de keuze tussen) leven en dood. Een vaak gehoord kritiekpunt van (morele) gedachte-experimenten is dat ze erg geënsceneerd overkomen; ze zouden nauwelijks raken aan een concrete praktijk en de realiteit onverantwoord versimpelen. ‘In de echte wereld is er nooit een zekerheid gegeven. In de echte wereld spelen veel meer factoren een rol. In de echte wereld kunnen we overmand worden door emoties en impulsen,’ etc..

Die kritiek miskent dat nadenken over scherpe en vastomlijnde ethische dilemma’s wel degelijk zeggingskracht heeft, namelijk waar het onze morele opvattingen en intuïtie aangaat. Het gaat er ook niet om dat er een algemeen geldende academische ethiek uit kan of moet worden afgeleid, het gaat er bij deze gedachte-experimenten primair om om onze morele intuïtie te activeren en nader te onderzoeken: filosofische problemen zijn niet zomaar te vergelijken met empirische problemen!

De kracht van scherp geformuleerde morele vraagstukken ligt in het feit dat onze antwoorden erop iets onthullen over onze opvattingen over goed en kwaad. Onze vooronderstellingen en onze normen en waarden die bloot komen te liggen met onze antwoorden, zijn bovendien aanleiding tot zelfonderzoek. Daarnaast wordt ook ons redeneervermogen op de proef gesteld, zeker wanneer de vraagstukken op een subtiele manier nét iets anders worden gepresenteerd. Dit finetunen is te vergelijken met een kamer waarin alles constant gehouden wordt, op één detail na. Kijken we vervolgens anders tegen de kamer aan? En waarom dan precies?

Ik baseer mij hier onder meer op wijsgerige bijdragen van Elizabeth Anscombe (1919-2001), Philippa Foot (1920-2010), Thomas Nagel (1937) en Judith Jarvis Thomson (1929) en David Edmonds, die met hun hedendaagse morele filosofie menig huiskamerethicus een leuke avond hebben bezorgd. Dat is ook precies de bedoeling van onderstaande uitwerkingen en zelfverzonnen varianten. Hoewel sommige experimenten erg op elkaar lijken, kan het verschil toch zitten in een subtiliteit. Soms lijkt een antwoord voor de hand te liggen (onderzoek waarom), soms is het moeilijker om tot een keuze te komen (onderzoek waarom).

Ik kies er bewust voor om niet al te veel toelichting te geven of de experimenten te voorzien van achterliggende morele theorieën, zodat de lezer uiteindelijk slechts aangewezen is op zichzelf, zijn intuïtie en zijn verstand. Iedere casus eindigt met specifieke vragen en opmerkingen, maar het staat de lezer vrij om zelf varianten te bedenken of met andere vragen te eindigen. De mogelijkheden zijn eindeloos.

Nb:
-Personen die genoemd worden zijn in eigenschappen willekeurig en gelijkwaardig, tenzij anders vermeld.
-De term “dikzak” is nogal veel gebruikt in de genoemde casuïstiek. Men mag daarvoor ook allerlei andere termen invullen, waarmee eenzelfde voorstelling wordt bereikt.
-Auteur is niet aansprakelijk voor geruzie in de lespraktijk of aan de keukentafel voortvloeiend uit discussie.

– Af en toe voeg ik nieuwe scenario’s toe.

A1. Een op hol geslagen tram I: één tegen vijf

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden. Als je niets doet, zullen de vijf mensen doodgereden worden. Gelukkig bevindt je je in de buurt van een schakelaar, waarmee je de tram van spoor kunt laten wisselen. Echter, op dat spoor bevindt zich één vastgebonden persoon. Zet je de schakelaar om, dan zal deze persoon worden doodgereden.

>> Wat moet je doen?

> Is het moreel verantwoord om een muntje op te gooien?

Zie: Ph. Foot. The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect. In: the Oxford Review, 5, 1967.

A2. Een op hol geslagen tram II: één voor vijf

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:
–        de vijf vastgebonden personen roepen allemaal in koor: “wij zijn bereid ons leven te geven voor die ander!”

>> Je staat nog steeds bij de schakelaar. Kom je tot een andere keuze dan bij A1?

A3. Een op hol geslagen tram III: de emotionele band

En nog een variant…

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:

–        de vijf vastgebonden personen zijn allemaal onbekenden. Je ziet echter tot je schrik dat de persoon op het andere spoor een bekende van je is, waarmee je een affectieve relatie hebt (familielid, geliefde et cetera).

>> Je staat nog steeds bij de schakelaar. Kom je tot een andere keuze dan bij A1?

A4. Een op hol geslagen tram IV: intentie en handeling

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:

–        de vijf mensen vastgebonden zijn onbekenden. De man op het andere spoor is echter de grootste vijand die je het leven tot nog toe zuur heeft gemaakt. Je denkt: “het interesseert me niet of de andere vijf overleven, maar dit is mijn kans om hem te vermoorden.”

>> Is het moreel toegestaan om de schakelaar om te zetten?

> Vgl. het antwoord met het antwoord op A1

B1. Een op hol geslagen tram en de dikke man

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden, die komen te overlijden wanneer er niets gebeurt. Je bevindt je echter op een voetgangersbrug die over het spoor loopt. In het midden daarvan staat een dikke man voorovergebogen te kijken naar het tafereel. Als je hem nu een duw zou geven, dan tuimelt hij voorover en zal hij op het spoor belanden, waarna zijn gewicht de tram tot stilstand brengt. De vijf vastgebonden mensen overleven, maar de dikke man sterft bij dit voorval.

>>Zul je de dikke man een duw geven?
> Bedenk dat je een robot bent -geen gevoel dus-, en vanuit die positie handelt. Wat doe ja dan? (In verschillende scenario’s kun je de robotvoorstelling van toepassing maken).

Zie: J.J. Thomson. Killing, Letting Die, and The Trolley Problem. In: Ethical Theory. An Anthology. Ed. Russ Shafer-Landau. Blackwell Publishing Ltd, 2007. 543-550. Oorspronkelijk verschenen in: Yale Law Journal 94, 1985.

Zie ook: Greene JD, Sommerville RB, et al. An fMRI Investigation of Emotional Engagement in Moral Judgment. Science. 2001; 293. 2105-2108.

En lees: https://www.iflscience.com/technology/should-self-driving-car-be-programmed-kill-its-passengers-greater-good-scenario

B2. Een op hol geslagen tram en het geval van de zware rugzak

Hetzelfde scenario als bij B1. Echter met dit verschil:

–        er is geen dikke man in de buurt om te duwen. Je staat zelf met een loodzware rugzak op het midden van de brug. Jullie gezamenlijke gewicht kan de tram tot stilstand brengen. Dat bekoop je echter met de dood, maar de vijf zullen overleven.

>>Geef je jezelf het laatste zetje?

B3. Een op hol geslagen tram, de dikke man en het “ongeluk” (vgl. Plato’s ring van Gyges)

Hetzelfde scenario als bij B1. Echter met dit verschil:

–        de dikke man staat op een brokkelig middenstuk van de brug. Als je hard springt dan breekt bij je landing de gammele brug en valt de dikke man samen met het puin op het spoor waarna de tram tot stilstand komt en de vijf gered worden.

Zelf kom je er ongeschonden vanaf.

Daarbij: Alles lijkt een bizar ongeluk.

>>Spring je zodat de brokstukken en de dikke man op de rails vallen?


C1. Een op hol geslagen tram en de bekende gevolgen

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden op een kar, die komen te overlijden wanneer er niets gebeurd. Je bevindt je in de buurt van een schakelaar die wonderwel een motor op de kar kan activeren, waarbij de kar wegschiet van het spoor, en een heuvel afrijdt. Aan de onderkant van die heuvel bevindt zich een spelend kind, wat dan overreden zal worden door deze kar en komt te overlijden. De vijf vastgebonden personen op de kar overkomt niets.

>>Activeer je met de schakelaar de motor van de kar?

(Nb: ‘kind’ kan ook vervangen worden door ‘willekeurig volwassen persoon’)

C2. Een op hol geslagen tram en de onbekende gevolgen

Dit scenario is vergelijkbaar met C1, behalve dat zich onderaan de heuvel 15 spelende kinderen bevinden. Je weet dat de kar op deze kinderen zal inrijden indien je besluit de motor met de schakelaar te activeren. Je kunt echter niet inschatten wat de gevolgen zijn. Een snelle kansberekening leert dat de kans dat er geen dode valt, of dat ze alle 15 zullen sterven, even groot is. De vijf mensen op de kar zullen hoe dan ook overleven, indien je de motor activeert.

>Gelet op de geboden kans, activeer je met je schakelaar de motor van de kar?

Zie ook: https://neal.fun/absurd-trolley-problems/?fbclid=IwAR2JZwN6shtkC1f8flrFLYHYzUfqi5tLzqtB_OB-EGYUQEzRtLP-htb–3w

C3. De dikke man en het ongelukkige dagje uit

Zes vrienden zijn afgedaald in een grot. Op het moment om naar huis te gaan, gaat een dikke gast als eerste door het gat naar buiten, maar ongelukkigerwijs blijft hij vast zitten. Er wordt geprobeerd hem te bevrijden, maar dat lukt niet. Ondertussen begint de waterspiegel in de grot te stijgen, en duurt het nog maar even voordat de grot onder water staat. Een van de vrienden heeft een staaf dynamiet bij zich. “We kunnen enkel met zijn vijven overleven, als we deze dikzak opblazen en voor onszelf een weg naar buiten creëren. Doen we niets, dan sterven we en zal onze dikke vriend straks worden bevrijd door de reddingsbrigade.”

>> Mag de dikke gast worden opgeblazen?

> Zou jij in staat zijn het lont aan te steken?

Vgl: wat is het verschil indien er niets gebeurt, alle vrienden overlijden? Kan dat motiveren om wanneer het antwoord luidt: “je mag een onschuldige dikke gast niet vermoorden”, dan wél te kiezen voor het aansteken van de staaf dynamiet?

Vgl: N. Zack (2010). Ethics for Disaster. Rowman & Littlefield Publishers. P. 35-48.

C4. De reddingsboot en de drenkelingen. Of: een hedendaags survival of the fittest?

Tijdens een schipbreuk zijn er 50 mensen in het water beland. Er is een reddingsboot voorhanden en omdat je in de buurt was, ben je een van de eersten die aan boord weet te klimmen. De reddingsboot heeft echter een standaardcapaciteit van maximaal 25 mensen. Aan alle kanten komen echter mensen aangezwommen die dreigen te verdrinken indien ze niet in de reddingsboot worden opgenomen. Op dat moment zitten er al 30 mensen in de boot. Komt er nog een drenkeling bij, dan kapseist de reddingsboot en belandt iedereen in het water. Nu is er een geweer voorhanden met 20 kogels.

>> Is het toegestaan het geweer te gebruiken om drenkelingen die de reddingsboot dreigen te kapseizen ervan af te schieten?

>> Vergelijk: indien het geweer niet gebruikt wordt, zal er net zo lang om de boot gevochten worden dat de sterksten overblijven en de andere 20 niet meer in staat zijn om aan te klampen als de boot wederom kapseist.

C5. De reddingsboot en de drenkelingen. Of: de pech van het overgewicht?

Hetzelfde scenario als bij C4. Echter met het volgende verschil:

–        in de reddingsboot bevinden zich met jou 10 dikke mensen, die samen de capaciteit innemen van de gehele boot, die 25 mensen met een normaal postuur kan dragen.

–        Je hebt een geweer voorhanden met 50 kogels.

>> Is het toegestaan het geweer te gebruiken om de dikke mensen van de reddingsboot af te schieten, zodat meer dan het dubbele aantal drenkelingen in het water kunnen worden gered?

Vgl. ook: Bewuste roker heeft minder recht op nieuwe donorlong

C6. Tom Dudley, Edwin Stephens en Edmund Brooks vs de Engelse Staat. Of: hoe de werkelijkheid soms toch doet denken aan een gedachte-experiment.

Na een schipbreuk beland je 1000 mijlen van land samen met drie andere mannen (Parker, Stephens en Brooks) in een reddingsboot en dobbert rond op de eindeloze oceaan. Richard Parker is 17 jaar oud en de jongste van het stel. Na 20 dagen dobberen is er gebrek aan alles. Geen voedsel, geen water; kortom: de dood is in het zicht. Parker raakt in een coma. Jij, Stephens en Brooks overleggen wat te doen. Jullie hebben allen een gezin, Parker niet. Parker doden voordat hij een natuurlijke dood sterft betekent dat zijn bloed beter drinkbaar is, zo wordt geredeneerd.

Brooks weigert te doden. Stephens is voor. Het wapen is voorhanden: een pen.

>>  Kies je ervoor Parker met een steek in de halsslagader te doden?

> Veronderstelt dat je daarvoor kiest. Heeft Brooks recht om toch een deel van Parkers lichaam als voedsel te gebruiken om te overleven?

> Een Duitse boot ziet de drenkelingen en pikt de drie overlevenden op. Eenmaal terug in het vaderland worden jij en Stephens aangeklaagd voor moord. Moet je worden vrijgesproken?

> Indien het antwoord op de vorige vraag nee is. Wat is een acceptabele straf?

Zie: Mallin, M. G. (1967). In warm blood: Some historical and procedural aspects of Regina v. Dudley and Stephens. University of Chicago Law Review (The University of Chicago Law Review) 34 (2): 387–407.

Zie ook: Regina v Dudley and Stephens case: is overlevingskannibalisme toegestaan?

Vgl: The Life of Pi. Of: How Richard Parker Came to Get His Name

C7. De ladder met de verstijfde jongen. Of: is intentioneel doden altijd slecht?

Tijdens een schipbreuk is er voor een aantal mensen nog maar één mogelijkheid om te overleven. Er is een ladder beschikbaar die omhoog leidt naar een veilige plaats. Onderaan de ladder is het koude water levensgevaarlijk. Halverwege de ladder bevindt zich een jongen die verstijfd is van angst of de kou, waarschijnlijk beide. Hij is niet meer in staat om te bewegen en blokkeert de weg naar boven. De kapitein beneden moet tot een moeilijke beslissing komen:

>> Klimt hij de ladder op om de jongen ervan af te duwen, waarna deze te pletter valt?

> Kan de jongen (niet in staat te communiceren) onder deze omstandigheden nog aanspraak maken op rechten? Met andere woorden: kan de jongen als we zijn wil zouden kennen met recht willen (het recht een natuurlijke dood te sterven?)

> Vgl: de rechten van Richard Parker bij C6.

> Vgl. de stelling: “indien iemand wanneer er niets gebeurt binnen afzienbare tijd toch zal sterven, is het moreel toegestaan deze persoon te vermoorden voor een hoger goed.”

> Of: “Verliest iemand rechten, wanneer zijn rechten weldra natuurlijk worden opgeheven, maar op het moment de rechten van anderen in de weg staat”.

> En discussieer verder: “Ieder mens heeft een gelijke claim op een volwaardig basispakket aan rechten en vrijheden. Deze rechten en vrijheden zijn verenigbaar met de rechten en vrijheden van anderen. De politieke overheid dient deze basisrechten en vrijheden te garanderen.”

Zie: Herald of Free Enterprise: hoe een routinetrip een nachtmerrie werd

C8. De luchtballon en de keuze van Sophie

Een moeder is samen met haar jonge zoon en dochter een dagje uit met de luchtballon. De wind gooit echter roet in het eten en de ballon dwaalt af. Op enig moment doemt er een gevaarlijke rots op. Het gewicht van de ballon is te zwaar om over de rots heen te vliegen. Als er niets gebeurt slaat de ballon te pletter. De meter geeft aan dat er 40 kg overgewicht is. Iemand zal uit de luchtballon moeten, zodat de ballon hoogte krijgt. Achter de rots kan er veilig worden geland. De moeder is het zwaarst met 70 kg, maar als zij zich uit de ballon werpt, zullen de kinderen niet in staat zijn veilig te landen en het niet overleven. Beide kinderen hebben een gewicht van 40 kg.

>> Moet de moeder tot een keuze komen een van de kinderen te offeren, zodat de ballon veilig kan landen?

> Stel je voor dat het je eigen kinderen zijn. Stel ze voor op gelijke leeftijd. Kun je op basis van de eigenschappen van je kinderen tot een keuze komen?

> Zowel bij het tramprobleem als hier, zijn morele filosofen druk in de weer geweest om het emotionele aspect toe te voegen aan de zakelijke casus. Het offerdilemma kan daarom op allerlei mogelijke manieren persoonlijk worden gemaakt (vgl. Het scenario bij A4).

Vgl: de keuze van Sophie

C9. Het Nazi-dilemma

Een tiental onderduikers, waaronder een moeder en haar baby, is op de vlucht voor de nazi’s. Ze vinden een schuilplaats, maar de baby is niet stil te krijgen en dreigt de hele groep te verraden, waarna ze zullen worden afgevoerd. De enige manier om niet ontdekt te worden, is wanneer de moeder het kind verstikt.

>> Wat moet de moeder doen?

> Het offer als “deus ex machina”:
Is de beste optie niet deze: dat de moeder zich samen met haar kind prijsgeeft, en daarmee de groep redt?

D1. De ongelukkige patiënten

Als verantwoordelijke chirurg van een ziekenhuis is er vanwege de oorlog aan alles gebrek. Je hebt eigenlijk nog maar voldoende materiaal om één patiënt te redden. Op dat moment worden drie patiënten binnengebracht. Een bevriende oude generaal, een hoogzwangere jonge vrouw en een geestelijk gehandicapte puber. Je bedenkt: de oude generaal kan belangrijk zijn in het overwinnen van de oorlog, wat tienduizenden levens kan schelen. De hoogzwangere vrouw draagt een kind bij zich en dat betekent dat je onmiddellijk twee levens kunt redden.

>>Maar dan…..is er een goede reden te bedenken waarom je in dit geval ook zou kiezen voor de geestelijk gehandicapte puber (of ontdek je in jezelf hoe dun het vernis van de beschaving is)?

D2. De ongelukkige patiënten (of: de ongelukkige arts) II

Een arts moet een routineoperatie verrichten, op grond waarvan de betreffende patiënt een aantal uren onder narcose gaat. Op het moment dat hij de operatie wil aanvangen, worden vijf patiënten binnengebracht die allemaal binnen 4:00 uur zullen sterven, mits ze een orgaan krijgen. De een heeft een lever nodig de ander een hart, de derde twee nieren en de anderen allebei een long. Helaas zijn deze organen niet voorhanden, behalve dan bij de patiënt die op dat moment op de operatietafel ligt. Als je zijn organen gebruikt, sterft hij uiteraard. Doe je dat niet dan sterven de vijf patiënten.

>>Help je de vijf patiënten?

Vergelijk deze casus met je antwoord op B1.

>> Bedenk of het uitmaakt voor je beslissing dat de patiënt onder narcose een veroordeelde seriemoordenaar is (die na de operatie zijn levenslange straf weer gaat uitzitten).

>> Een variant die hiermee samenhangt, is de volgende: “kan er een recht gevonden worden om de moeder van Hitler te vermoorden, voordat ze hem heeft gebaard”? (Overigens is dan waarschijnlijk de grens van wat zelfs een doorgewinterde liefhebber van de meest exotische gedachte-experimenten vermag, wel bereikt…)

Vgl: Voorhoeve, A. (2009). Conversations on Ethics. Oxford: Oxford UP.

D3. De ongelukkige patiënten (of: waarom men voorzichtig moet zijn met stapavonden)

Na een wilde stapavond, word je de volgende ochtend wakker in een soort ziekenhuisbed. Je merkt dat je vastzit aan allerlei infuusapparaten en slangen. Op het moment dat je je los wil rukken, zie je dat de slangen zijn verbonden met een persoon naast je in bed. Er komt een man aangesneld en begint uit te leggen wat er is gebeurd. “Toen we u laveloos aantroffen gisteravond in een steeg, merkten we dat u een bijzondere bloedgroep heeft. Naast u ligt namelijk een beroemde violist, met een dodelijk nierprobleem. Een stagiaire heeft hem op u aangesloten, zodat de gifstoffen via uw nieren uit zijn lichaam kunnen worden verwijderd en hij kan herstellen. Hij had dat niet mogen doen en we hadden de stagiaire tot de orde moeten roepen, maar nu bent u eenmaal aangesloten… En om u los te koppelen, betekent dat wij hem doden. Maar wees gerust: het is maar voor negen maanden. Daarna kunt u veilig losgekoppeld worden en wordt de patiënt uit zijn coma gehaald, om vervolgens weer als een gezond mens verder te leven.”

>> Maak je jezelf los van het infuus?

Zie: Judith Jarvis Thomson: A Defense of Abortion. In: Intervention and Reflection: Basic Issues in Medical Ethics, 5th ed., ed. Ronald Munson (Belmont; Wadsworth 1996). pp 69-80.

D4. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de rechtszaak

Een vrouw brengt een Siamese tweeling ter wereld. Artsen stellen dat zowel Maria als Jody (de tweeling) zullen sterven, tenzij er een operatie plaatsvindt. Maar zelfs als deze operatie plaatsvindt zal een van de meisjes sterven. Jody zal overleven. De ouders van de kinderen, beiden overtuigd rooms-katholiek, weigeren deze operatie. Ze motiveren dit als volgt:

“Wij kunnen niet aanvaarden noch overwegen dat een van onze kinderen sterven moet, zodat de ander zal overleven. Dat is niet de wil van God. Iedereen heeft recht op leven, dus waarom zouden wij een van onze dochters moeten vermoorden zodat de ander kan voortbestaan?”

De artsen willen echter een van de kinderen redden.

>> Moeten de artsen een zaak aanspannen bij de rechter zodat de operatie kan plaatsvinden?

> Wat is de juiste beslissing van de rechter indien er een zaak plaatsvindt?

Zie: Law decided fate of Mary and Jodie

Zie: A Common Law Tragedy: Life, Death and Siamese Twins Rosie and Gracie Attard

Vgl: Johannes de silentio in Kierkegaards Vrees en Beven. Of de geloofsparadox: de teleologische suspensie van het ethische als recht?

D5. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de langdurige rechtszaak I

Zie scenario D4. De rechtszaak wordt aangespannen door de artsen. Omdat het een complexe zaak is, duurt het zo lang voordat een rechter tot een uitspraak kan komen, dat beide kinderen dreigen te overlijden voordat er een beslissing is gevallen door de rechter. Prognoses geven aan dat ze nog minder dan een week hebben. Een idealistische arts besluit daarom voordat het te laat is de Siamese tweeling te ontvoeren en de operatie uit te voeren. Zoals verwacht overleeft Jody en sterft Maria.

Het toeval wil dat de Hoge Raad een week later met het oordeel komt dat het rechtmatig is om de tweeling te opereren.

>> Heeft de arts rechtmatig gehandeld en een leven gered?

> Of had hij de uitspraak moeten afwachten met als gevolg dat de kinderen allebei zouden zijn overleden?

D6. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de langdurige rechtszaak II

Zie scenario D5. Een idealistische arts besluit voordat het te laat is de Siamese tweeling te ontvoeren en de operatie uit te voeren. Zoals verwacht overleeft Jody en sterft Maria.

Het toeval wil dat de Hoge Raad een week later met het oordeel komt dat het onrechtmatig is om de tweeling te opereren.

>> Heeft de arts een leven gered of heeft hij door zijn handelen een leven op zijn geweten?

> Vergelijk je intuïtie met de antwoorden gegeven bij D5.

E1. De man die zijn vrouw wilde vermoorden

Bert heeft een hekel aan zijn vrouw en wil haar vermoorden. Daarom doet hij een giftig middel in haar koffie, waarna ze sterft.

>>Is Bert een moordenaar?

Vgl. Parfit, D. (1984). Reasons and persons. Oxford: Oxford UP.

E2. De man die zijn vrouw wilde vermoorden

Karel heeft een hekel aan zijn vrouw en wil haar vermoorden. Terwijl hij bedenkt hoe hij dat het beste kan doen, ziet hij dat zijn vrouw een giftig middel in haar koffie doet terwijl ze denkt dat het koffiecrème is. Hoewel Karel een tegengif heeft, houdt hij dit op zak.

>>Is Karel een moordenaar? (Maar bovenal: is er een moreel verschil tussen Bert en Karel?)

E3. De man die zijn rijke schoonmoeder wilde vermoorden

Peter heeft een rijke schoonmoeder op leeftijd. Als ze sterft, erft hij heel veel geld. De schoonmoeder draagt om haar hals een bewijs dat indien ze een hartaanval krijgt, zij niet gereanimeerd wil worden.

Op een zeker moment neemt zij een bad, terwijl Peter naar binnen sluipt en haar verdrinkt in het bad. Hij doet dit zo dat het een ongeluk lijkt.

>>Is Peter een moordenaar?

E4. De man die zijn rijke schoonmoeder wilde vermoorden

Dit scenario is vergelijkbaar met E3. Nu sluipt Pieter de badkamer binnen, met de bedoeling zijn schoonmoeder te verdrinken. De schoonmoeder schrikt echter bij het zien van Pieter, en krijgt een hartaanval, nog voordat hij haar ook maar met één vinger heeft aangeraakt. Pieter ziet hoe ze wegzakt in het water en verdrinkt.

>>Is Pieter een moordenaar?

>En: is er een moreel verschil met Peter?

>En ook: stel dat de schoonmoeder geen bewijs om haar hals zou hebben dat ze bij een hartaanval niet wil worden gereanimeerd, is er dan een moreel verschil tussen Peter die zijn schoonmoeder zelfstandig verdrinkt en Pieter die passief toekijkt hoe zijn schoonmoeder verdrinkt?

>En verder: hangt straf af van geluk of pech met betrekking tot omstandigheden, eerder dan met betrekking tot intentie?

>En tenslotte: zou je indien je niet uit zou zijn op het geld van je schoonmoeder, terwijl ze schrikt van jouw plotse binnenkomst, haar toch niet reanimeren?

Vgl: Nagel, Thomas. Moral Luck. Mortal Questions. Cambridge: Cambridge University Press, 1979. pp. 24–38.

Zie ook: Wetzels, S. (2009). De Zaak A. De zoon die zijn vader wilde vermoorden en dat per ongeluk deed

En: Wetzels, S. (2012) Wijsgerige dwalingen omtrent verantwoordelijkheid, intentie en wil.

En: Wetzels, S. (2012). Supplement op wijsgerige dwalingen omtrent verantwoordelijkheid, intentie en wil.

F1. Het doel en de middelen

Het zoontje van een rijke bankier is door een rechtenstudent gekidnapt. Hij vraagt 1 miljoen losgeld. Op het moment dat hij het losgeld komt ophalen, grijpt de politie hem in de kraag. Het jongetje is echter in geen velden of wegen te bekennen. Op het politiebureau levert dagenlang verhoren niets op. De tijd begint te dringen. Op enig moment besluit de commissaris van de politie de rechtenstudent te bedreigen met marteling indien hij niet de schuilplaats van het jongetje bekendmaakt. Dat dreigement maakt indruk en de rechtenstudent vertelt waar ze het jongetje kunnen vinden.

>>Stond de commissaris in zijn recht de rechtenstudent te bedreigen? (Bedenk dat de vraag ook zo gesteld kan worden: is het moreel toegestaan om in dit geval te dreigen met marteling?)

> Indien het antwoord nee luidt: welke straf verdient de commissaris voor het overtreden van de wet?

Vgl: de zaak en uitspraak in Magnus Gäfgen vs Duitse overheid

F2. Het doel en de middelen II

Hier geldt hetzelfde scenario als bij F1. Er wordt nu echter niet alleen gedreigd met marteling, want dat leverde niets op, maar er wordt daadwerkelijk gemarteld-maar zodanig dat er geen blijvend letsel aan wordt overgehouden. Na een half uur bekend de rechtenstudent waar het jongetje verborgen is.

>>Stond de commissaris in zijn recht de rechtenstudent te laten martelen? (Bedenk dat de vraag ook zo gesteld kan worden: is het moreel toegestaan om in dit geval te martelen?)

F3. Het doel en de middelen III

Hier geldt hetzelfde scenario als bij F2. Echter aangenomen dat nu gesproken wordt tegenover mensen die zich beroepen op het verbod op martelen krachtens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 3. Het antwoord bij F2, is dan vergelijkbaar met het juridische antwoord van de Duitse Hoge Raad:

Folteringen, onmenselijke of onterende behandeling kunnen zelfs niet worden toegestaan in omstandigheden waarin het leven van een individu in gevaar is. (…..) Artikel 3, dat is geformuleerd in ondubbelzinnige termen, erkent dat ieder mens heeft een absoluut, onvervreemdbaar recht heeft niet te worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandeling onder alle omstandigheden, zelfs de moeilijkste.

>>Maar stel nu dat je zelf gevangen bent, en de enige mogelijkheid om levend bevrijd te worden is wanneer de politie de verdachte mishandelt zoals voorgesteld. Wat zegt dan je primaire intuïtieve ingeving?

F4. Het doel en de middelen IV

De rechtenstudent wordt gemarteld en bekent waar het lichaam van het jongetje kan worden gevonden. Het jongetje blijkt echter vermoord, wanneer de politie de schuilplaats vindt. Er geldt volgens de wet dat alle informatie die de politie verkrijgt op illegale wijze niet mag worden gebruikt tegen iemand en dat die informatie buiten het proces wordt gehouden.

>>Moet de rechtenstudent niet vervolgd worden voor moord vanwege het feit dat de politie onrechtmatig te werk is gegaan (was hij niet gemarteld dan was er immers nooit een lijk gevonden)?

F5a. De tikkende tijdbom

Verreweg het bekendste scenario waarin utilitarisme wordt beproefd is dat van de tikkende tijdbom.

Een beruchte terrorist heeft een bom geplaatst ergens in de stad. De inlichtingendienst is er achter gekomen en heeft sluitend bewijs dat hij weet waar hij de bom heeft geplaatst. De man lacht en zegt dat de bom over 4:00 uur zal afgaan en zeker 1000 levens zal vergen. Als de man wordt gemarteld, is het zeker dat hij de locatie van de bom binnen een half uur prijsgeeft.

>>Is het toegestaan om de man te martelen?

F5b. De tikkende tijdbom II

Er is hetzelfde aan de hand als bij F5. Echter geldt er een absoluut verbod op martelen van mensen. De tijd dringt en de inlichtingendienst is ten einde raad, want de terrorist is niet bereid om te verklappen waar hij de bom heeft geplaatst. Dan komt echter een agent binnengestormd met de hond van de terrorist. Het blijkt zijn lievelingsdier te zijn waar hij een zeer innige band meeheeft. Als de hond wordt gemarteld, is het zeker dat hij de locatie van de bom binnen een half uur prijsgeeft.

>>Is het toegestaan om de hond te martelen?

F6. Eén voor allen?

Een kernreactor is ontploft en er is nog maar weinig tijd om een meltdown te voorkomen. Het duurt in ieder geval niet lang meer of de nucleaire kettingreactie loopt zo uit de hand dat 50 miljoen mensen blootgesteld zullen worden aan vreselijke stralingseffecten en grondwater en leefgebied zo vervuild worden dat het voor duizenden jaren onbewoonbaar wordt. Nu zijn drie mensen nodig om vlakbij de ontplofte reactor water te laten weglopen, wat er kort op neerkomt dat dan een totale ramp wordt voorkomen. Een absolute heldendaad. Nadeel is wel dat deze drie vrijwilligers binnen een week zullen overlijden en wel op een heel vreselijke manier.

>> Wat is een reden om geen vrijwilliger te worden?

> Mag de overheid mensen actief dwingen het goede te doen?

> Bij gebrek aan vrijwilligers, moet het worden aanvaard dat er 50 miljoen mensen enstige gevolgen zullen ondervinden?

Vgl. De kernramp van Tsjernobyl

Zie ook voor dit scenario: Chernobyl_(televisieserie)

G1. Het Knobe effect: de inhalige president-directeur

Een medewerker van een groot bedrijf gaat naar de president-directeur en zegt: ‘we hebben een nieuw project! Het gaat ons karrenvrachten geld opleveren voor ons bedrijf, maar het zal ook het milieu aanzienlijke schade toebrengen.’ De president directeur antwoordt zijn medewerker: ‘ik realiseer mij dat het project het milieu aanzienlijk zal schaden. Dat interesseert me echter op geen enkele manier. Het enige waarin ik geïnteresseerd in ben, is om zo veel als mogelijk geld binnen te harken. Dus vang aan dat project!’

Het project gaat van start, en het is geen verrassing: het milieu wordt aanzienlijke schade toegebracht.

>> Is de president-directeur verantwoordelijk voor de aanzienlijke milieuschade?
(Verdient hij straf?)

G2. Het Knobe effect: de inhalige president-directeur

Een medewerker van een groot bedrijf gaat naar de president-directeur en zegt: ‘we hebben een nieuw project! Het gaat ons karrenvrachten geld opleveren voor ons bedrijf. Het zal daarnaast ook een weldadig effect hebben op het milieu.’ De president directeur antwoordt zijn medewerker: ‘ik realiseer mij dat het project een weldadig effect zal hebben op het milieu. Dat interesseert me echter op geen enkele manier. Het enige waarin ik geïnteresseerd ben, is om zo veel als mogelijk geld binnen te harken. Dus vang aan dat project!’

Het project gaat van start, en het is geen verrassing: het milieu vaart er wel bij.

>> Is de president-directeur verantwoordelijk voor het weldadige effect op het milieu?
(Verdient hij een prijs?)

Zie: Knobe, J. (2004b). What is Experimental Philosophy? In: The Philosophers’ Magazine, 28.

Knobe, J. (2007). Experimental Philosophy and Philosophical Significance. In: Philosophical Explorations, 10: 119-122.

Knobe, J. & Nichols, S.(2008). Experimental philosophy. Oxford University Press.

H. Hiroyuki Joho vs Gayane Zokhrabov Een lugubere zaak. Of: hoe de werkelijkheid soms toch doet denken aan een gedachte-experiment.

Een man genaamd Hiro rent in de stromende regen met zijn paraplu het spoor op om een trein te halen. Hij ziet daardoor niet dat er een andere trein met 100 km/uur aankomt en komt ermee dodelijk in botsing. Zijn lichaam wordt gelanceerd en raakt tientallen meters verderop een wachtende vrouw op het perron. Deze vrouw breekt haar beide polsen

>>Kan ze Hiro aansprakelijk stellen voor de geleden schade? Of anders gezegd: kan een dode man verantwoordelijk worden gehouden voor de verwondingen die zijn veroorzaakt door zijn rondvliegende lichaamsdelen toen hij werd geraakt door een trein?

I1. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika

Je wandelt op je gemak ergens in Zuid-Amerika, als je plotseling in een dorp komt, waar een grote kerel met “Pedro” op zijn shirt je tegemoet komt lopen. Hij verwelkomt je en spreekt van een speciale gelegenheid. Hij was van plan om twintig Indianen dood te schieten. Als bijzondere geste echter aan jou als blanke broeder, de eer om er één te doden en dan mogen de andere negentien vrijuit gaan. Erewoord. Als je weigert, is er uiteraard geen speciale gelegenheid en zal “Pedro” doen wat hij van plan was. Pedro overhandigt je het geweer. Even bekijk je of het mogelijk is om Pedro zelf neer te schieten, maar dat zit er helaas niet in met alle soldaten om je heen.

>> Zul je één Indiaan vermoorden, zodat er 19 in vrijheid verder kunnen leven?

>> Indien ja: waarom ben jij bereid om een moordenaar te worden?

>> Indien ja: wat maakt je anders dan Pedro de moordenaar?

Zie: Bernard Williams. 1981. Moral Luck. Cambridge: Cambridge University Press.

En: Bernard Williams. 1985. Ethics and the Limits of Philosophy. London: Fontana.

I2. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika II

Hetzelfde scenario als bij I1. Echter met dit verschil:

–        Pedro vraagt je er 15 te vermoorden.

>> Zul je 15 indianen vermoorden, zodat er 5 in vrijheid verder kunnen leven?

I3. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika III

Hetzelfde scenario als bij I1. Echter met dit verschil:

–        Pedro vraagt je niet om de indiaan te vermoorden, maar om één indiaan een paar uur te martelen via de Chinese methode. ‘Haha – zodat hij het zijn leven niet zal vergeten! Maar dan laat ik de andere 19 gaan’, verzekert Pedro.

>> Zul je één indiaan martelen, zodat er 19 vrijuit kunnen gaan?

Merk op indien je antwoord “nee” is en bij I1 “ja”, er dan klaarblijkelijk een verschil is tussen “moorden” (een moordenaar zijn) en “martelen” (een beul zijn) …

I4. George de chemicus

George is een werkloze wetenschapper. Op enig moment wordt hem een baan aangeboden in een laboratorium waar onderzoek wordt gedaan naar biologische en chemische wapens. George is echter sterk gekant tegen het vervaardigen en gebruiken van chemische en biologische wapens. Als hij de baan niet aanneemt, zal hij zijn huis moeten verkopen en zijn vrouw en kinderen daarvan de dupe. Bovendien, als hij het werk niet aanneemt, zal de baan naar iemand anders gaan die hetzelfde onderzoek zonder idealisme en met een stuk minder remmingen zal bewerkstelligen.

>>Moet George de baan nemen?
(Oftewel: zou jij de baan nemen?)

Vgl: Greenpeace Arctic 30: wat is er tot nu toe gebeurd?
Of: wat is een ideaal waard?

_________________________________________

Hoewel er nog vele andere varianten mogelijk zijn en de bron van gedachte-experimenten nog lang niet is opgedroogd, kom ik tot de conclusie dat mijn eigen intuïtie op dit moment zoveel overuren heeft gemaakt, dat ze daarbij recht heeft op een aantal uren volstrekte oppervlakkigheid. Ik kruip aldus uit de filosofische zwarte doos, en begeef mij weer in de echte wereld… Gewapend met nieuwe kennis? Ik wacht mijn dilemma’s af…

Zie ook:

Your Morals Depend on Language

 

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

De mensen weten niet meer wat liefde is. Het is iets dat verloren is gegaan (…) Onmogelijk de werkelijkheid terug te vinden, die toch eenvoudig en helder moet zijn.
Jules Renard. 1901. 22 maart.

Alleen een kluizenaarsbestaan beschermt tegen het schuim der aarde. Voor mij en al die anderen is het onvermijdelijk om op ongevraagde tijden ongewild getuige te worden van de laagste uitingen binnen de grenzen van de menselijke natuur.

In dit geval kon ik niet ontkomen aan de beelden waarop de 15-jarige Tommy op een speelplaats aan het Kikkerveen in Spijkenisse zwaar wordt mishandeld door een groep jongeren. Het laat onmiddellijk denken aan wat er destijds in Eindhoven gebeurde.

Ik had in ieder geval nog nergens van gehoord of ik werd via sociale media om een reactie gevraagd. En vanochtend tijdens een les politieke besluitvorming deed zich het interessante verschijnsel voor dat ik in een uiteenzetting over coalitiespanningen omtrent het kinderpardon geconfronteerd werd met enorm ‘linkse’ opvattingen. Of dan toch niet de opvattingen van FvD, VVD of PVV in deze. Vrijwel eenduidig klonk de mening dat kinderen van uitgeprocedeerde ouders hier zonder meer zouden mogen blijven. Korte tijd later kwam iemand echter met het filmpje op de proppen -iedereen wist er al van-, en voordat ik er erg in had weerklonk als één stem de meest rechtse spierballentaal. Voorbeelden overbodig.

Dat alles heeft mij aan het denken gezet om kort een en ander te overwegen. De belangrijkste vragen, die al in de zaak van Eindhoven ter sprake kwamen, zijn ook nu weer: welke straf is passend? Is er een straf mogelijk binnen de grenzen van de rechtsstaat die recht kan doen? Heeft ons systeem voldoende kracht om wat hier overduidelijk krom is, recht te maken? En achterliggend: hoe is een dergelijke gedraging die ons doet walgen überhaupt mogelijk?

Om met die laatste vraag te beginnen. Je ziet -en ik kan echt iedereen afraden het te kijken want het helpt je niet er een evenwichtig, misschien eerlijker wereldbeeld op na te houden- compleet verdwaalde jongeren. Verdwaald en zonder enige zelfreflectie, onmachtig weerstand te bieden aan groepsdruk, gevangen in een surrogaatgangsterwereld, onder de indruk van banale waarden en arm in uitdrukkingsvermogen. Nu ja, dat zie ik. Dat alles ligt dan ten grondslag aan het gegeven dat iemand zich zo gedragen kan.

Ik stel dus vast dat er sprake is van een ernstige verstoring van sociale en geestelijke ontwikkeling in algemene zin. De oorzaken van deze ernstige beperking voor zover ze niet natuurlijk van aard zijn laat ik hier even liggen, die zijn al zo uitvoerig beschreven. Het voorstel wat ik zal doen, hangt echter wel samen met de concrete gedraging. Want als ik kom op de belangrijkste vraag, namelijk welke straf recht doet, dan heeft het jeugdstrafrecht gewoonweg te weinig te bieden.

Stel dat poging tot doodslag hier bewezen kan worden. Voor een jongere die nog geen 16 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie dan 12 maanden. Voor een jongere die 16 of 17 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie 24 maanden. Gevangenisstraf op zich is hier echter absoluut geen probaat middel. Domheid, een gebrek aan reflectie en een beperkt uitdrukkingsvermogen genezen niet van gevangenzitten. In het ergste geval levert het zelfs status op.

Dan is er nog de reële mogelijkheid tot de volgens justitie zwaarste strafrechtelijke maatregel voor jeugdigen, namelijk de Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-Maatregel). Dat lijkt hier de enige uitweg te zijn, maar ik heb er mijn twijfels over. Niet alleen toont onderzoek aan dat de effecten van gedragsverandering nauwelijks zijn vast te stellen, bovendien laten jongeren met een PIJ-maatregel hoge recidive zien (al is die van minder ernstige aard dan waarvoor ze zijn veroordeeld).(Zie WODC 2012).

Ik zou daarom het volgende willen voorstellen. Op zijn minst als harde eis ter toevoeging aan de PIJ-maatregel.

Deze jongeren moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur totdat zij succesvol slagen in de wijsbegeerte. Omdat hun gedragingen symptomatisch zijn voor de verschrompeling van het bewustzijn, en de kracht is verloren het onvoorwaardelijke te denken en het voorwaardelijke te verdragen, moeten zij juist daarin geschoold raken.

De proef die moet worden afgelegd behelst op zijn minst een algemene kennis van de Westerse filosofie en al haar deelgebieden. Van de stellingen van Thales van Milete tot De civitas Dei van Augustinus. Van het cogito van Descartes tot de bibliotheek van Gilbert Ryle. Van de praktische ethiek van Kant tot aan de zorgethiek van Martha Nussbaum. Ze leren van de vogel en de lelie, van Emile en van Candide. Het finale-examen bestaat uit een lange dialoog van een pagina of 50 waarin gereflecteerd wordt op Plato’s opvattingen over wijsheid, schoonheid en de liefde. Aangevuld met hedendaagse en moderne bronnen. Voorgedragen tegenover medegedetineerden.

De gedetineerde krijgt zo vaak als hij wenst les en het programma wordt zo opgezet dat zelfstudie en maandelijkse toetsing een onderdeel zijn van de complete maatregel. Zo weinig hij studeert, zolang hij blijft vastzitten. Dus het onderwijssucces is rechtstreeks gerelateerd aan de kans op vrijlating. Wat mij betreft is er ook nog wel ruimte voor wat andere educatie; men haalt voor mijn part een zinvol beroepsdiploma. Maar het slagen in de filosofie is de keiharde eis om terug te mogen keren in de samenleving. Mijn stelling is namelijk dat hij die geschoold is in verwonderen en twijfelen over denken en zijn, het nalaat om iemand tegen zijn hoofd aan te schoppen.

Dit is misschien voor sommigen een wat vlot en al te druistig voorstel, ik zou dat natuurlijk helemaal kunnen verfijnen, maar het is naar mijn idee nu al oneindig veel beter dan alle andere ideeën van straf en boete die ik voorbij heb zien komen. Het is bovendien een interessante toevoeging aan het systeem zoals het ons nu ter beschikking staat, en ook nog eens gemotiveerd vanuit een positief mensbeeld. Een ieder die dit voorstel lacherig afwijst, daag ik uit met een betere strafmaatregel te komen. Die recht doet.

Tot die tijd verwacht ik louter sympathie.

Het aanhoudende gevecht tegen kwade trouw bij Jean-Paul Sartre

Of: een academische verdediging tegen een foutieve opgave voortvloeiend uit een verkeerde eindterm in het CE Havo filosofie 2018

Soms interesseert een kwestie zo weinig mensen, dat je jezelf moet afvragen hoeveel uren je moet besteden voor praktisch enkele lezers die als ze de moeite nemen een en ander te overwegen, het de vraag is of ze niet volharden in eigen overtuigingen – hoe dan ook. Zo’n kwestie bespreek ik in deze korte verhandeling over het begrip ‘kwade trouw’ (mauvaise foi) bij de Franse denker Jean-Paul Sartre (1905-1980). Omdat ze tegen het principiële aan schuurt.

Hoewel ik wat betreft het existentialisme uitstekend op de hoogte ben van voornamelijk Kierkegaard, is ook Sartre een redelijk door mij bestudeerde denker, al moet ik daarbij overal lezen dat hij ‘uit de mode zou zijn’ en met name zijn filosofische werk ‘wollig is en moeilijk leesbaar’. Dat laatste is zonder meer het geval overigens. Maar dat ter zijde.

De kwestie die ik hier wil bespreken vloeit voort uit een opgave van het centraal examen filosofie voor havo-leerlingen waar een zekere kennis van Sartre wordt verlangd, waarvan het mijn overtuiging is dat de vraag zoals gesteld onmogelijk zo gesteld kan worden omdat ze iets impliceert over Sartre wat niet het geval is. Deze overtuiging is logisch te onderbouwen en dat zal ik hier laten zien.

Het komt erop neer dat een jong meisje genaamd Laura Verstraeten zelfbewust kiest om mee te willen doen aan de Mini Miss België-verkiezing, en daarbij op het podium wil laten zien wie ze is. Ze las in de krant en wist: “Daar doe ik aan mee! Ik sta graag op een podium. Ik wil laten zien wie ik ben en wat ik kan. Wat andere mensen daarover te zeggen hebben, boeit me niet.” (https://www.standaard.be/cnt/dmf20160506_02277138)

De opgave is nu dat uitgelegd moet worden dat Laura ondanks haar zelfbewuste, authentieke keuze die is af te leiden uit haar opmerkingen, toch onvermijdelijk te kwader trouw is volgens Sartre. Dit volgens Sartre stelt dus dat Sartre zelf deze onvermijdelijkheid voor zijn rekening neemt.

Het antwoord wat gegeven had moeten worden luidt:

Je bent volgens Sartre te kwader trouw als je je keuzevrijheid opgeeft. Dit gebeurt onvermijdelijk wanneer je een keuze maakt en handelt, want daarmee sluit je andere keuzemogelijkheden uit. Laura is te kwader trouw op het moment dat zij beslist mee te doen aan een mini-missverkiezing.

Dit antwoord impliceert dus dat ieder mens op ieder moment wanneer hij kiest (en laat ik er voor het gemak van uitgaan dat hij ook nog eens authentiek, reflexief en zelfbewust kiest) onvermijdelijk te kwader trouw is (Kwade trouw wordt veelal begrepen als: ‘the denial of one’s total freedom and making the choice to behave inauthentically’ (Zie Mary Efrosini Gregory (2012). Free will in Montaigne, Pascal, Diderot, Rousseau, Voltaire and Sartre. p.165). Kwade trouw is volgens Sartre zelfbedrog.  Volgens de strekking van het antwoord ben ik eenvoudig gezegd op dit moment te kwader trouw omdat ik ervoor gekozen heb om in plaats van een heleboel andere zinvolle dingen te doen met mijn tijd, me bewust en authentiek bezig te houden met het begrip kwade trouw. En zo bent u, netelige lezer te kwader trouw omdat u ook in de zon had kunnen liggen. Had u dat overigens gedaan dan was uw lot hetzelfde: onvermijdelijk te kwader trouw, net als Laura’s lot.

En hier ontstaat er kortsluiting.
Is dit hetgeen wat Sartre in zijn werk met instemming en overtuiging betoogt over kwade trouw? De vraagt suggereert namelijk dat Laura volgens Sartre onvermijdelijk te kwader trouw is, ondanks haar authentieke keuze.

In een nadere verantwoording zoals deze is gegeven tijdens een examenoverleg tussen docenten wordt er als volgt geredeneerd. De (nummering) is van mijn hand.

De onderbouwing is dat het door Sartre in ‘Het Zijn en het Niet’ benoemde permanente risico op kwade trouw voortvloeit uit de structuur van de menselijke vrijheid (1). De door Sartre in een voetnoot (2) aangekondigde uitleg hoe je door authenticiteit aan de kwade trouw zou kunnen ontsnappen (einde van hoofdstuk over kwade trouw), ontbreekt in het werk van Sartre (3). En op de laatste bladzijde stelt Sartre dat een vrijheid die zich als vrijheid wil, ervoor kiest zichzelf te ontvluchten. Volgens Sartre gaat het hier om fundamentele kwade trouw of misschien om een andere fundamentele verhouding die nog onbekend is en in een volgend werk zal moeten worden onderzocht. Maar dat doet Sartre vervolgens niet (3b). Daarmee lijkt kwade trouw onvermijdelijk (4).

(5) Daarnaast is er vorig jaar nog een thesis verschenen van K. Galstaum (correct is: Kas Galstaun, SW) getiteld ‘Kwade trouw in Jean-Paul Sartres Het Zijn en het Niet’ waarin wordt verdedigd dat kwade trouw een fundamentele betekenis in heeft in Sartres filosofische gedachtegoed. Kwade trouw moet gezien worden als een fundamenteel bestanddeel van Sartres bewustzijnsbegrip. (6) Het bewustzijn is voor Sartre namelijk absoluut vrij, en het is precies deze vrijheid die leidt tot de onvermijdelijkheid van kwade trouw. 

Deze interpretaties rechtvaardigen de eindterm en de uitleg in het examencahier (p. 113) dat kwade trouw bij Sartre onvermijdelijk zou zijn. Leerlingen moeten dit daarom ook als zodanig kunnen beantwoorden in het examen.

Ik zal nu aantonen dat deze hele verantwoording eigenlijk precies mijn punt bevestigt -en voor zover dat niet het geval is zal dit uit andere bewijzen blijken-, namelijk dat je niet kunt beweren dat er volgens Sartre onvermijdelijk sprake is van kwade trouw. En daarmee is dus de vraagstelling foutief en kan deze ook niet beantwoord worden.

(1) Allereerst is een ‘permanent risico’ iets volkomen anders dan een onvermijdelijk gevolg. Een risico brengt altijd een zekere kans met zich mee. Iets zou zich permanent kunnen voordoen als mogelijkheid, maar dan is er nog steeds een mogelijkheid om aan het risico te ontsnappen! Maar laten we zeggen dat dit ongelukkig gekozen of ondoordachte woorden zijn.

(2) Inderdaad geeft Sartre in een voetnoot aan in Het Zijn en het Niet (mijn uitgave 2003, p. 136):

Als het er niet toe doet of men te goeder of te kwader trouw is, omdat de kwader trouw zich weer meester maakt van de goede trouw en naar de oorsprong zelf van haar project glijdt, dan wil dat niet zeggen dat men niet radicaal aan de kwade trouw kan ontkomen. Maar dat veronderstelt dat het verrotte zijn weer greep op zichzelf krijgt, wat we authenticiteit zullen noemen en voor de beschrijving waarvan dit niet de geschikte plaats is.

Hier zegt Sartre feitelijk letterlijk dat het niet gezegd is dat kwade trouw onontkoombaar is. Dit kan in talloze studies worden teruggevonden. ‘This alleged inescapabilty of bad faith makes it very difficult to understand how human beings might ever  attain anything approaching authentic existence – a possibility which, as Sartre reminds us, he does not deny and which he describes in a short, enigmatic footnote as a kind of “self-recovery (reprise) of being which was previously corrupted’. (Lees het zeer verhelderende verhaal van Weberman, D.: Sartre on the Authenticity, Required if My Choices Are to Be Truly Mine. In: FILOZOFIA 66, 2011, No 9, p. 883. Mijn onderstreping. Zie ook L. Stevenson. Self-Knowledge in Kant and Sartre. In: Comparing Kant and Sartre. Ed. Sorin Baiasu (2016): ‘Sartre claims that we live most of our lives in “bad faith”, not clearly or reflectively aware of our own motives, and he says that “what we might call everyday morality is exclusive of ethical anguish”. But he wants to insist that bad faith is not inevitable, that we can face up to ethical anguish, perhaps in response to Socratic questioning, and use our potential for purifying reflection.’ p. 128. Mijn onderstreping).

Dat deze self-recovery (reprise) vervolgens nergens naar de zin van wie dan ook wordt uitgewerkt -al is dat sterk de vraag-, doet niet ter zake (3). Sartre zoekt op zijn minst nadrukkelijk via de authenticiteit naar de ontkoombaarheid of de opschorting van de kwade trouw. Sartres philosophy has always aimed at avoiding bad faith. Secundaire literatuur loopt over van die notie: ‘Much of the recent secondary literature on Sartre’s ethics is devoted to looking at how in fact Sartre (mostly in his later writings) does try to get himself out of this apparently insoluble knot (Paul Vincent Spade (1995). Being and Notingness. Class Lecture Notes. P. 147). Zie o.a. ook Thomas C. Anderson, The Foundation and Structure of Sartrean Ethics, Francis Jeanson, Sartre and the Problem of Morality en David Detmer, Freedom As A Value: A Critique of the Ethical Theory of Jean-Paul Sartre. Het is één zaak om theoretisch in de knoop te raken, een geheel andere om hoe dan ook die knoop aan te blijven vallen.

Het is voorts helemaal niet vreemd dat het begrip authenticiteit bij Sartre niet is gedefinieerd.
Authenticiteit is de sleutel tot het ontkomen aan kwade trouw. Maar als het gedefinieerd zou zijn -in een ethiek bijvoorbeeld- dan zou het juist de openheid van zijn karakter verliezen wat Sartre in heel zijn werk uitdraagt (en wordt er een nieuwe paradox gecreëerd nota bene). We zien dat vaker in het existentialisme en bovenal bij Kierkegaard (Vgl. Sheridan Hough (2015). Kierkegaard’s Dancing Tax Collector: Faith, Finitude, and Silence: ‘Sartre’s ideas of avoiding ‘bad faith’ (mijn onderstreping), acknowledging the ‘self’ as a condition always in the balance, and, above all, the importance of freedom-all of these notions are first worked out in Kierkegaard’s corpus.’ p. xi) dat door middel van spel en ironie een zekere stemming wordt aangedragen, die nooit als definitie is gegeven (‘Sartre’s work is also deeply Kierkegaardian: the Sartrean picture of the structure of the self (in L’Être et Le Néant) as the opposition of ‘facticity and transcendence’ is surely a one-dimensional rendition of Anti-Climacus’s three-fold set of ‘relata’ that describes the human situation in terms of opposed capacities.’ Ibid, mijn onderstreping. Zie ook: The concept of authenticity van Sayers: ‘Moreover, at least on the account he gives in Existentialism and Humanism (Sartre 1948), freedom also provides the standard for authenticity. Our freedom is something that we must exercise alone and individually, with no authoritative principles or rules to guide us, in`abandonment’ and `isolation’. To the extent to which we do this consciously, avoiding`bad faith’ and accepting the responsibility and anxiety this brings with it, we are acting authentically.’ (Philpapers.org/rec/SAYTCO-3). Dit in strijd dus mogelijk met opvattingen in Het Zijn en het Niet).

Het is eerder dat Sartre ons uitdaagt om ons nooit neer te leggen bij een nooit eindigende strijd tegen de kwade trouw. Dat kun je beschouwen als het permanente risicovolle karakter en dat is de paradox (A similar philosophy is often attributed to Kierkegaard, who talks of the need of the authentic self to make a `leap of faith’, a purely individual commitment which cannot be rationally justified or explained (Sayers, The concept of authenticity). Dat is wat er gebeurd als het zelf immers een verhouding is die zich tot zichzelf verhoudt. Het zelf is niet de verhouding, maar dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt. Maar er is wel sprake van strijd in die verhouding en juist niet van overgave! ‘He wants the notion of authenticity in his philosophy. He is aiming to find room for it.’ (Cursivering en onderstreping auteur. Paul Vincent Spade (1995). P. 147. Overweeg ook de eerder genoemde Weberman: ‘I hope to have shown in this paper that authenticity is not a hopeless notion. We can make sense of it without falling victim to the dubious notion of a pre-given self. Sartre’s account of reclaiming oneself through one’s situation so as to do justice to the balance and tension between our facticity and transcendence can make sense of a notion of authenticity which would seem to be pre-supposed by any robust conception of what it is to choose effectively and act freely.’ p. 888. Mijn onderstreping).

(4) De speculatieve conclusie dat kwader trouw onvermijdelijk lijkt, dus in ieder geval niet volgens Sartre is, is voorbarig en bezwijkt al onder zijn eigen mogelijkheid in plaats van zijn eerdere stelligheid. Want inderdaad, je kunt altijd zeggen: ‘Het is een kwestie van mogelijkheid’. Net zoals je kunt zeggen dat mogelijk Kierkegaard een atheïst is, John Henry Newman tot het eind van zijn leven een protestant en Plato een democraat in hart en nieren. Het wordt echter zeer problematisch wanneer een van deze auteurs zelf aangeeft dat dit niet het geval is. Dat is precies wat Sartre doet: hij zit in zekere zin gevangen – hoewel je over de aard van die gevangenis kunt redetwisten- maar hij geeft aan dat je door middel van authenticiteit aan kwade trouw kunt ontsnappen. Dat dit vervolgens ogenschijnlijk ontbreekt in zijn werk (3b), betekent niet dat hij dus beweert dat kwade trouw onvermijdelijk is. Het kan mogelijk volgen uit hetgeen hij beweert, maar dat is iets anders dan dat hij het zelf zo beweert of spreekt van een onoplosbare spagaat (aldus de merkwaardige uitleg op p. 113 in: De Bruin et al. (2017). Ik. Filosofie van het zelf.) We lezen immers dat hij eraan wil ontsnappen en zijn werk ademt poging tot ontsnapping. De vraag is niet voltooid. Dat is zelden zo in de filosofie.

(3) Dat ontbreken is overigens zeer relatief. Sartre belooft inderdaad een positieve ethiek van de authenticiteit aan het einde van zijn werk Het Zijn en het Niet. Hoewel dat wederom een bewijs is dat hij kwade trouw tracht te ontkomen/overkomen, is het eigenlijk nog sterker:

The concluding sentence of Being and Nothingness famously promises an ethics, in which one might expect to find Sartre’s positive account of authenticity. The work never materialized, but Sartre’s extensive notes on the subject, dating from 1947–8, were published after his death as Notebooks for an Ethics (Sartre 1992). He soon abandoned the project in favor of a Marxian ethic of social revolution, but the Notebooks confirm what is hinted at in Being and Nothingness, namely, that authenticity must consist in somehow keeping firmly in view the “double simultaneous aspect of the human project, “that is, its transcendence and facticity, and in the end its arbitrariness and futility (Sartre 1992: 481, mijn onderstreping). Whereas “Being and Nothingness is an ontology before conversion,” then the Notebooks describe a “new, ‘authentic,’ way of being oneself, which transcends the dialectic of sincerity and bad faith” (Sartre 1992: 6, 474).
(Taylor Carman. The Concept of Authenticity. In: A Companion to Phenomenology and Existentialism. (2009). Ed. H.L. Dreyfus & M.A. Wrathall. p. 238)

Sartre heeft wel degelijk aan een ethiek van de authenticiteit gewerkt. Dit boek is verschenen onder de titel Cahier pour une morale (1983 postuum) en vertaald door David Pellauer in het Engels onder de titel Notebooks for an Ethics (1992) zoals we lezen. In dit werk schetst Sartre contouren van wat authenticiteit kan zijn.

Rather than aspiring to be anything, the authentic self aims only at transcending itself in an immediate engagement with the world: “The only meaningful project is that of acting on a concrete situation and modifying it in some way” (Sartre 1992: 475). The authentic consciousness no longer strives to be God, then, but commits itself instead to “a radical decision for autonomy” (Sartre 1992: 478). Of course, being authentic in this sense will still mean being engaged and autonomous, but only as an aspect of one’s facticity, not in-itself, not as a finally settled matter of fact to which one aspires selfconsciously in transcending oneself toward the world.
(Ibid. p.239)

Het is duidelijk dat de complexiteit van dit begrip, ook (juist) in deze uitleg voor veel studie vatbaar is. Deze korte studie heeft me ook nogmaals bewust gemaakt van de enorme hoeveelheid beschikbare literatuur rondom het begrip authenticiteit. In het licht van hetgeen ik hier beoog voert het echter te ver om er dieper op in te gaan. Er is aangetoond dat Sartre in zijn oeuvre zich nergens neerlegt bij het idee – ik heb ze althans niet gevonden en hier het tegendeel opgevoerd- dat kwade trouw onvermijdelijk behoort te zijn. Dat maakt dat de vraagstelling “Leg vervolgens uit dat Laura volgens Sartre toch onvermijdelijk te kwader trouw is” foutief is. Het wordt overigens allemaal nog merkwaardiger als we in ogenschouw nemen dat de eerste zin van de opgave luidt: “Volgens Sartre is te kwader trouw zijn een bedreiging voor authenticiteit.” Het antwoord wat moet worden gegeven in het tweede deel suggereert vervolgens dat authenticiteit helemaal niet mogelijk is -maar toch ook weer wel dus, want hoe kan het immers anders bedreigd worden…

(5) Dat er tenslotte een scriptie is verschenen (voor mij niet beschikbaar) waarin door een student wordt verdedigd dat kwade trouw een fundamentele betekenis heeft in Sartres filosofische gedachtegoed, is een open deur evenals dat kwade trouw een fundamenteel bestandsdeel is van Sartres bewustzijnsbegrip. De laatste zin (6) van deze verantwoording is een non sequitur. De conclusie volgt niet logisch uit hetgeen er is aangevoerd. Deze scriptie lijkt eerder een stroman. Daar kan ik dus ook geen aandacht aan besteden, buiten hetgeen ik reeds heb aangevoerd dat het niet blijkt uit Sartres intentionaliteit. En dan nog: alles is dan ambivalent, wat de stelligheid sowieso onder druk zet.

Wie tenslotte mij desondanks kan laten zien waar Sartre exclusief aangeeft in het eind van zijn werk onvermijdelijk aan kwade trouw te zijn overgeleverd en zich daar aan overgeeft, die zal ik met veel belangstelling proberen te begrijpen. Maar tot die tijd is dat voor mij onbestaanbaar.

Filosofische kruimels XX

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2016 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, er nooit tegenaan is gelopen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XX van XX.

Een filosofie over niks

‘Ken je de Amerikaanse televisieserie Seinfeld? Dat is mijn hele filosofie in een notendop.’
Goed nieuws: de wereld bestaat niet. Interview met de Duitse filosoof Markus Gabriel in Trouw, 6 april 2014

Markus Gabriel (1980), de hippe en jongste Duitse filosofieprofessor ooit, heeft met zijn boek Warum es die Welt nicht gibt (2013) een hit te pakken waarin hij de Grote vragen van het leven bespreekt. Via onder meer een gerecycled argument van Gilbert Ryle (1900-1976) legt hij uit waarom de wereld niet bestaat. Immers, als iemand mij de universiteit wil laten zien, en me door de collegezalen, de mensa, de bibliotheek en langs het standbeeld van Thomas van Aquino leidt, vraag ik mij nog steeds af wanneer we nu eindelijk de universiteit gaan zien. In het nawoord van zijn boek staat hij ook stil bij televisieseries. Televisie stelt ons namelijk de grote vraag of we ons leven moeten beschouwen als een tragedie of als een komedie. De Amerikaanse comedy Seinfeld (A show about nothing) zou daarin het hoogtepunt zijn van postmodernisme: totale willekeur, geen diepere lagen en een radicale afwijzing van metafysica. Het gaat letterlijk nergens over. Als dat echter de hele filosofie van Gabriel in een notendop is, dan neemt hij ons misschien wel net als net Jerry Seinfeld dat doet in de serie goed bij de neus.

__________

Bluf jezelf filosoof

‘Het is altijd een goed idee om je opmerkingen te verpakken in de vorm van een vraag, in het bijzonder wanneer je geen idee hebt waar je over spreekt, iets wat voor ongeveer 85% van de tijd het geval is binnen de filosofie.’
Jim Hankinson (1985). The bluffer’s guide to Philosophy.

The bluffer’s guide to Philosophy is een essentieel zakboekje voor diegenen die zonder veel kennis van zaken graag meedoen aan filosofische discussies. Hier enkele belangrijke trucs:

Vermijd te allen tijde uit te leggen wat filosofie is. Hou altijd een ontsnappingsroute voor jezelf in zicht en committeer je nooit aan één filosofische positie. Zorg dat je zo met een andere wind mee kunt waaien. Leer bijzondere quotes (op mijn website staan er genoeg) uit je hoofd en breng ze willekeurig ter sprake. Spreek langzaam en op een lage toon, dat maakt de zaak gewichtig en geeft tijd na te denken wat je nu eigenlijk zegt. Bij onduidelijke begrippen als ‘fenomenologie’ en ‘existentialiteit’, informeer met een stalen gezicht welke filosoof dat concept eigenlijk het beste recht deed. De ander zal wat graag uitweiden hierover. Wordt het echt moeilijk, biedt een drankje aan en haal het zelf.  Ideaal is echter wanneer je pijp rookt. Samen met het aansteken van de pijp kun je minstens 5 minuten erover doen om slechts te komen tot een begin van een antwoord op een ingewikkelde vraag. Wordt het uitzichtloos, dan is er nog altijd de jokerfilosoof: een zelfverzonnen obscure professor (zoals Heinrich Niemand) die omdat hij niet bestaat je eenvoudig uit allerlei problemen kan praten. Probeer het maar!

__________

Kerstgedachte 2016. 1e Kerstdag

‘Geloven betekent twijfel kunnen verdragen.’
Romano Guardini in Angefochtene Zuversicht (1985). Verzameling belangrijke teksten uit de jaren 1918-1968.

De Duitse priester, theoloog en hoogleraar voor godsdienstfilosofie Romano Guardini (1885-1968) is waarschijnlijk de grootste christelijk-sociaal denker sinds John Henry Newman (1801-1890). Dagblad Trouw typeerde Guardini in 1999 als ‘Een begenadigd spreker,(…) een wijs en inspirerend zielzorger en pedagoog, diep graver in het grensgebied van geloof en cultuur, een onafhankelijke geest en een groot en fijnzinnig religieus talent, het wandelende bewijs dat vroom en intelligent (…) kunnen samengaan’. De actualiteit van Guardini ligt heden ten dage in zijn profetische Europa-visie en kritiek. Aangezien de christelijke cultuur van Europa in de wortels is aangetast, betekent dit dat het belangrijkste en stevigste fundament van onze beschaving onder druk staat. Kerst is misschien wel het beste voorbeeld van de mens die zich verdwaalt ziet tussen historische identiteit en culturele waarde enerzijds en de commercialiteit en de ‘ethiek’ van de markt, van de techniek, de vrijetijdsindustrie en de massamedia anderzijds.

Kerstmis laat volgens Guardini dan ook meer dan ooit zien dat wie gelooft, vooral erg goed in staat moet zijn om te kunnen gaan met twijfel.

©Veenmedia.nl

______________________

Zie ook:

Filosofische kruimels XIX
Filosofische kruimels XVIII
Filosofische kruimels XVII
Filosofische kruimels XVI

Filosofische kruimels XV
Filosofische kruimels XIV
Filosofische kruimels XIII
Filosofische kruimels XII
Filosofische kruimels XI
Filosofische kruimels X
Filosofische kruimels IX
Filosofische kruimels VIII
Filosofische kruimels VII
Filosofische kruimels VI
Filosofische kruimels V
Filosofische kruimels IV
Filosofische kruimels III
Filosofische kruimels II
Filosofische kruimels I

De zoon die zijn vader wilde vermoorden en dat per ongeluk deed…

Toen ik wederom in de krant las dat er sprake was van (weer eens) een schietongeluk tijdens de jacht, liet me dat denken aan een van de leukste filosofische kruimels die ik ooit heb geschreven “De zaak A”. Het lijkt een wat technisch geschreven stuk (dat ik ooit schreef voor het vak philosophy of action bij prof. dr. Jan Bransen), maar wie de moeite neemt de gedachten te volgen, heeft voor een hele avond discussiemateriaal achter de hand. Er zal meer zijn, maar onder de tekst van de zaak A. volgen krantenartikelen, die ik afgelopen jaar heb overgenomen in mijn aantekeningen. Toeval? Ongeluk? Of is er twijfel na de zaak A…Oordeel zelf!
_____________________________________________________

De zaak A.
Handelen in het licht van Davidson en Frankfurt

 

-Als je handelt, ben je verantwoordelijk-

A heeft de wens (W) zijn vader B te vermoorden (x). Hij besluit met hem op wild te gaan jagen en hem tijdens de jacht dood te schieten (Y), zodanig dat het op een ongeluk lijkt. Tijdens het jagen wordt A (die achter zijn vader loopt) echter overweldigd en overmand (Z) door het idee dat hij zijn vader over een uur gaat vermoorden, wat een spontane vingerbeweging (S) bij A veroorzaakt en de trekker van zijn geweer doet overgaan. B wordt in zijn hoofd getroffen en sterft ter plekke (x”). Is A nu verantwoordelijk voor de dood van zijn vader B?

Primair zouden we zeggen dat er sprake is van een ongeluk. A had weliswaar vooraf een ongeluk in gedachten, maar dat ongeluk zou feitelijk geen ongeluk zijn geweest, aangezien A de intentie had B te vermoorden (oftewel, vooraf een ongeluk in gedachten hebben is een contradictio in terminis). Het verschil is dus dat er nu werkelijk sprake lijkt van een ongeluk. Het idee dat wanneer er sprake is van een ongeluk, A niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van B (omdat daarbij het aspect ‘voorbedachte rade’ evenals ‘opzet’ vervalt) was op voorhand A’s uitgangspunt.

Is echter de omstandigheid dat er iets onverwachts (S) gebeurt dat in dit geval letsel veroorzaakt met de dood als gevolg een ongeluk te noemen? Om deze vraag te beantwoorden moeten we een onderscheid maken tussen actions en mere bodily movements. Waar we action intuïtief koppelen aan verantwoordelijkheid hangt een mere bodily movement meer samen met een intentieloze beweging. Maar is dat correct? Is (S) (in tegenstelling tot (Y)) intentieloos? Stel dat we als uitgangspunt nemen dat er sprake is van een action indien deze wordt veroorzaakt door wens en verwachting (desire+belief–>action), dan zou je kunnen stellen dat er een causaal verband bestaat tussen A’s voltrekking van (Wx) en A’s (Z) en (S). Immers, zonder (Wx) zou A nooit hebben geschoten1. Dus (Z) (S) heeft A aan zichzelf te danken/wijten en dus is A verantwoordelijk. Stel maar eens dat we aan A vragen ‘waarom ging dat geweer af?’ Als A eerlijk zou antwoorden zou hij zeggen: ‘het geweer ging af, omdat ik de bedoeling had weldra mijn vader te vermoorden en plots zo door dit idee bevangen werd dat ik spontaan vuurde.’

Een belangrijk probleem hierbij is echter dat de common sense opvatting (desire+belief–>action) te beperkt is2. Frankfurt (The problem of action. In Mele (1997)) is van mening dat action weliswaar begeleid (accompanied) of voorafgegaan (preceded) kan worden door desire+belief, maar ze hoeft er niet door te worden veroorzaakt. Voor Frankfurt bestaat er namelijk een wezenlijk intrinsiek verschil tussen actions en mere bodily movements. Tijdens een action is een actor namelijk ‘in touch with his movement’, wat bij een mere bodily movement niet het geval is. Volgens hem kunnen we alleen spreken van action als actor A in dit geval zijn lichaam gedurende S onder controle (guidance) heeft, wat duidelijk niet het geval is. Als er sprake is van bodily movement under the guidance of the agent, moet er sprake zijn van purposive3 bodily movement, oftewel doelgericht gedrag; gedrag directed at the achievement of some goal or purpose. A bereikt dus weliswaar zijn doel (x), toch is er hier sprake van Non-purposive bodily movement not under the control of the agent. We moeten vaststellen dat A niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van zijn vader. Immers, had hij een uur later over willen gaan tot (Y), dan had hij als rational agent in control nog de mogelijkheid (Wx) op te schorten of er van af te zien, zonder dat er sprake zou zijn van Z–>S. Dan was er dus nog de mogelijkheid geweest dat A en B op het eind van de dag een biertje hadden gedronken, terwijl dat in dit geval hoe dan ook is uitgesloten. Hoe verderfelijk A ook lijkt, de keuze zijn vader te vermoorden heeft hij nooit gemaakt. Of toch?

__________________________________

1 Dit is meen ik, globaal de argumentatie van Donald Davidson’s Action, reasons, and causes in Mele (1997).
2 “…suppose a man takes heroin because he enjoys its effects and considers them to be beneficial. But suppose further that he is unknowingly addicted to the drug, and hence that he will be driven to take it in any event, even if he is not led to do so by his own beliefs and attitudes.” (P. 49) Frankfurt stelt dat het injecteren van drugs een action is, maar duidelijk geen die volgt op desire+belief.“The example bears upon the point that is actually at issue, by illustrating how an action (including, of course, any requisite attitudinal constituents) may have no causes other than non-attitudinal or alien ones.”(p. 50).
3 “Behaviour is purposive when its course is subject to adjustments which compensate for the effects of forces which would otherwise interfere with the course of the behaviour, and when the occurrence of these adjustments is not explainable by what explains the state of affairs that elicits them. The behaviour is in that case under the guidance of an independent causal mechanism, whose readiness to bring about compensatory adjustments tends to ensure that the behaviour is accomplished.” (p. 47.)

 

Vader schiet enige zoon dood tijdens jachtpartij
Het Portugese jachtseizoen is net een week geopend, maar een eerste drama heeft zich al afgespeeld. Gisteren nam António uit Fojo (Abrantes) zijn 16 jarige zoon Marco mee op duivenjacht in Constância. Toen de vader richtte op een tortel bevond zijn zoon in de vuurlinie, maar omdat hij op de grond zat zou er geen probleem moeten zijn. Helaas besloot Marco net op het moment dat zijn vader afvuurde op te staan, om een eerder geschoten tortel binnen te halen. De jongen werd in zijn nek geschoten en was op slag dood. De vader was een ervaren jager en nam zijn zoon, die ook zijn licentie wilde gaan halen, regelmatig mee op jacht. Beide ouders zouden in een staat van shock verkeren. (Augustus 2009)

Man schiet zwijn imiterende zoon dood
Een 26-jarige Rus is door zijn eigen schoonvader doodgeschoten tijdens een bizar jachtincident. De man zou op zeer overtuigende wijze een wild zwijn hebben nagedaan terwijl de twee aan het jagen waren in een bosgebied bij Tyumen in Siberië.
De 68-jarige schoonvader had zich net na het invallen van de duisternis op een hoog gelegen uitzichtpunt verschanst, waarop zijn schoonzoon een geintje dacht uit te halen en geluiden maakte die leken op die van een wild zwijn en wat in de begroeiing rommelde.
Volgens het Openbaar Ministerie in Rusland twijfelde de oudste jager geen moment en schoot. Toen hij poolshoogte ging nemen trof hij zijn schoonzoon aan met een keurig schotwond in het hoofd. De schoonvader waarschuwde daarop zelf de politie. (September 2011; De Spits)

Jager geraakt door schot hagel
Een 47-jarige jager uit Opheusden heeft aan den lijve ondervonden hoe het voelt als je getroffen wordt door een schot. Hij werd door een andere jager geraakt tijdens een jachtpartij in Randwijk. De jager is met wonden aan het gezicht en zijn bovenlichaam opgenomen in een ziekenhuis in Nijmegen, aldus de politie. Het gezelschap liep in een weiland toen het onfortuinlijke schot viel. De politie heeft de schutter aangehouden en verhoord, maar denkt dat het om een ongeluk gaat. (December 2011)’

Boer schiet op vos maar doodt per ongeluk zijn vrouw
POLEN – Een Poolse boer wilde gisteravond op een vos schieten, maar veroorzaakte daarbij een tragedie. De vos had al meerdere kippen gestolen van zijn boerderij in het zuidoostelijke dorp Pielnia. Toen de boer met een schot hagel de vos wilde doden, kwam een deel van de hagel door het raam. Binnen werd zijn echtgenote dodelijk geraakt.
De vos was slechts gewond. De politie gaat uit van een ongeluk. De 56-jarige boer is voorlopig toch in hechtenis genomen. (Januari 2012)

Man gewond door schietongeluk na jacht
Een 64-jarige man uit Oldebroek is donderdagavond in Wezep na het jagen gewond geraakt door een schot uit het wapen van een familielid. Dat meldde de politie vrijdag.
Het 38-jarig familielid wilde zijn jachtwapen ontladen, maar loste daarbij per ongeluk een schot. Het slachtoffer werd in zijn arm en buik geraakt en is naar het ziekenhuis gebracht.
Het ongeval gebeurde aan de Heidehoeksweg. Hoe het wapen kon afgaan, is nog onbekend. (Januari 2013)

Jager krijgt werkstraf voor dodelijk jachtongeluk
Assen/Zwiggelte – De 31-jarige jager uit Dronten, die op 21 september in Zwiggelte het voor Henk Koning fatale jachtongeluk veroorzaakte, krijgt een werkstraf van tachtig uur. Dat besliste de rechtbank in Assen vrijdag.
Daarnaast kreeg de man drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
De jager zag in het donker de hond van de 71-jarige Koning – eigenaar van de grond waarop de Drontenaar aan het jagen was – aan voor die van een vos. De kogel die hij vervolgens afvuurde, raakte niet de hond, maar Koning die er vlak naast liep. Hij kwam in zijn buik terecht. De boer uit Zwiggelte overleed diezelfde nacht in het ziekenhuis aan inwendige bloedingen.
De rechtbank vindt dood door schuld bewezen. Ze stelt dat de jager nooit had mogen schieten, omdat hij vanwege de duisternis de afstand tot zijn doelwit niet goed kon bepalen. Die afstand bleek tijdens een reconstructie 350 meter te zijn geweest, terwijl het geweer dat de Drontenaar gebruikte was afgesteld op een nauwkeurigheid van negentig meter. Volgens de rechtbank heeft de jager nooit kunnen vaststellen dat hij daadwerkelijk op een vos schoot.
De jager verklaarde tijdens de rechtszaak dat hij kort voor het ongeluk een vos had aangeschoten, maar dat het dier was gevlucht. Toen hij enkele seconden later weer ogen zag oplichten in de lichtbundel van zijn jachtschijnwerper, ging hij er vanuit dat dat die vos was. Die aanname komt volgens de rechtbank geheel voor zijn rekening, omdat de ogen van de hond die hij zag rood oplichtten, terwijl die van een vos in een lichtbundel altijd geel van kleur zijn.
Vanwege de ernst van de zaak en het ‘onnoemelijk en onherstelbaar leed’ voor de nabestaanden, vond de rechtbank alleen een werkstraf, zoals het Openbaar Ministerie had geëist, niet genoeg. Wel hield ze er rekening mee dat de Drontenaar het slachtoffer niet heeft willen doden en dat hij zelf ook voor het leven is getekend. (Maart 2013; https://www.dekrantvanmiddendrenthe.nl)

Jager mist eland, raakt toiletganger
Een Noorse jager heeft per ongeluk een man neergeschoten die op het toilet zat. Hij mikte op een eland, maar de kogel vloog langs het dier door de houten muur van een toiletgebouw.

Een wc-bezoeker, een man van in de 70, kreeg de kogel in zijn maag. Hij is met een helikopter naar een ziekenhuis gebracht.

De verwondingen van het slachtoffer zijn niet levensbedreigend. De eland kwam met de schrik vrij.
(Nos.nl, 26 okt. 2013)

Jacht op ‘Bigfoot’ loopt verkeerd af
Een jacht naar de legendarische Bigfoot in de Amerikaanse staat Oklohoma liep niet goed af voor drie heren en een dame. De politie arresteerde een van de mannen nadat hij zijn vriend in de rug schoot. Dat meldt de lokale nieuwssite KFOR-TV.

De mannen waren op jacht in de bossen van Catoosa, toen de 21-jarige Omar Pineda schrok van een ‘blaffend geluid’. Daarop schoot hij zijn jachtpartner ‘per ongeluk’ in zijn rug. De politie geloofde deze verklaring echter niet en verrichte drie arrestaties. Pineda werd gearresteerd voor roekeloos gedrag met een vuurwapen en zijn vrouw voor het hinderen van een politieagent. Een vierde persoon, hun vriend James Perry is opgepakt voor het doen verdwijnen van bewijsmateriaal. Perry zou het vuurwapen namelijk in een meer geworpen hebben.

Het slachtoffer is met verwondingen naar het ziekenhuis gebracht, maar zijn toestand is inmiddels stabiel. 
(ad.nl, 6 november 2013.
Niet bepaald een goede smoes overigens….)

Man rijdt per ongeluk zijn vrouw  omver
Poeldijk – Op de Willem-Alexanderlaan is een man met zijn auto achteruit de voortuin van een woning in gereden; zijn vrouw die op de stoep voor de tuin stond is daarbij zwaar gewond geraakt.

De man stapte rond kwart voor negen in zijn auto en wilde weg rijden. De auto heeft een automatische versnelling en waarschijnlijk heeft de man per abuis de auto in z’n achteruit gezet en heeft toen gas gegeven.
Hierop is de man met zijn auto hard achteruit de voortuin van de woning in gereden. Hij heeft daarbij zijn vrouw aangereden, die zwaar gewond raakte en onder de auto terecht kwam. De man reed tijdens het ongeval ook nog een lantaarnpaal omver.
(www.regio15.nl/ 22 december 2013)

Oma (82) rijdt in op kerkgangers
Een 82-jarige vrouw uit Vinkeveen heeft de avond verpest van een aantal mensen dat met kerst op weg was naar de kerk. Ze reed vanavond met haar auto in op een groepje kerkgangers. Dat heeft de lokale politie laten weten.
Rond 20:00 uur schoot de bejaarde plotseling vooruit met haar auto na afloop van de kerkdienst op eerste kerstdag. Ze schampte de eerste vrouw, die lichtgewond raakte. Een andere vrouw werd overreden en moest met heupletsel naar het ziekenhuis.
De bejaarde vrouw, die zei dat ze het niet met opzet deed, kwam er zonder schrammen vanaf. De rest van de geschrokken kerkbezoekers is opgevangen door de kerk.
(AD  25.27 december 2013)

Achtergelaten na mountainbike-ongeluk
Een dertigjarige mountainbiker is na een ongeluk dood achtergelaten op de Vaalserberg.
Henk van Gulik was drie weken geleden bij een val hard met zijn borst en buik op een boomstam terechtgekomen en overleed ter plekke. De man met wie hij aan het fietsen was, wiste al zijn sporen en ging er vandoor. Het lichaam werd twee dagen later gevonden door wandelaars.

Waarom de fietsmakker er vandoor ging is een raadsel. Volgens de politie kon hij namelijk niets doen aan het ongeluk. De man is ondergedoken en wil de familie van Van Gulik niet te woord staan.
(Telegraaf 1 augustus 2015)

Jongen (10) gedood door geweerschot tijdens jacht
Een 10-jarig jongetje is zaterdag tijdens een jacht in een nationaal park in de Amerikaanse staat Utah om het leven gekomen. Dat melden Amerikaanse media zondag. De politie van Cache County, waar het park onder valt, gaat uit van een ongeluk. Er is daarom geen aanklacht ingediend.

De jongen zat verscholen in een terreinwagen toen het geweer van een vriend die naast hem zat ineens afging. Het slachtoffer overleed ter plaatse. Zijn naam is nog niet bekendgemaakt omdat de politie eerst alle familieleden wil inlichten. ‘Zij zijn er natuurlijk kapot van’, aldus plaatsvervangend sheriff Matt Bilodeau, tegen ABC News.

‘Het uitstapje was bedoeld om van de natuur te genieten en familie en vrienden bij elkaar te brengen. Het is ondenkbaar dat juist zoiets moest gebeuren.’
(Ad.nl 12/10/2015)

Tiener VS per ongeluk gedood door kogel familielid
Een 17-jarig meisje uit Missouri in de Verenigde Staten is overleden nadat een familielid haar per ongeluk in het gezicht zou hebben geschoten. Een familielid was bezig de munitie uit het wapen te halen, waarna het per ongeluk zou zijn afgegaan, zo verklaarde politie tegen de lokale zender KFVS. De vader dacht dat het wapen niet geladen was.
(Ad.nl 27/12/2015)

Krukje wankelt, jager verliest evenwicht en schiet 65-jarige man dood
Het lijkt erop dat de schutter op een krukje zat dat wankelde. Volgens justitie zou hij door het verliezen van zijn evenwicht per ongeluk een schot hebben gelost. Het slachtoffer, een man van 65, werd in zijn zij geraakt. De hulpdiensten hebben nog geprobeerd de man te reanimeren, tevergeefs.
(AD.nl 16/8/2018)

Jager die oom per ongeluk doodschoot:
‘Hoop ooit weer met plezier te leven’
Het wapen had niet af mogen gaan, maar deed dat wel, en kostte een 72-jarige man vorig jaar het leven. Het ongeluk was een gevolg van onvoorzichtig en onachtzaam handelen van Ernst P. (48) uit Vriezenveen, stelt justitie, die vrijdagmiddag een werkstraf van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden tegen hem eiste.
https://www.ad.nl/binnenland/jager-die-oom-per-ongeluk-doodschoot-br-hoop-ooit-weer-met-plezier-te-leven~a2030155/ (7/12/2019)

Bizar jachtongeluk in Duitsland: ene Nederlander ‘ziet andere aan voor wildzwijn’, slachtoffer zwaargewond
Bij een wildezwijnenjacht in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts is een 54-jarige Nederlander in de nacht van vrijdag op zaterdag zwaargewond geraakt. Hij werd beschoten door een 65-jarige landgenoot. Tegen hem is een vooronderzoek geopend, meldt de politie.

Bron: https://www.ad.nl/buitenland/bizar-jachtongeluk-in-duitsland-ene-nederlander-ziet-andere-aan-voor-wildzwijn-slachtoffer-zwaargewond~a270f85a/ 

Zie ook: https://www.maevin.nl/jacht-incidenten

Indrukken bij de eerste druk II: John Henry Newmans Grammar of Assent uit 1870 in de hand

-Indrukken bij de eerste druk-
4 januari 2013

John Henry Newmans An Essay in aid of a Grammar of Assent uit 1870 in de hand

In deze korte, doch intensieve studie, onderzoek ik enkele achtergronden bij de eerste druk van John Henry Newmans An Essay in aid of a Grammar of Assent (Kort: The Grammar) uit 1870. Letterlijk zou je het kunnen vertalen als Een opstel met de bedoeling te komen tot een grammatica van de instemming, maar meer gangbaar is de vertaling Verhandeling om te komen tot een handboek over de zekerheid of Inleidende bijdrage tot een beginselleer over instemming (vreemd genoeg zijn beide vertalingen van dr. Zeno, 1960, 1943). Over de inhoud van het werk is zoveel geschreven en te vinden, dat ik volsta met enkele algemene opmerkingen hierover. Wie geïnteresseerd is in een toegankelijke en meer gedetailleerde uiteenzetting, verwijs ik graag naar mijn studie over Newman uit 2009.

1. Inhoud en ontvangst

Kort gezegd is The Grammar of Assent een buitengewoon originele en kentheoretische gelaagde uiteenzetting over het vraagstuk hoe we zekerheid kunnen bezitten, zonder dat we daarbij voldoende argumentatie of logische rechtvaardiging hebben. In het gewone leven is daar dagelijks sprake van, zonder dat we er bewust van zijn (waarbij we -achteloos- handelen met de idee dat het subjectieve aspect van zekerheid objectieve geldigheid heeft), maar in religieuze zin verdient deze zekerheid een epistemologische grondslag. In ongeveer 500 pagina’s komt Newman tot een afronding van een boek wat hem meer dan 25 jaar aan denkkracht heeft gekost en waarmee hij tot een filosofische rechtvaardiging komt voor de zekerheid van het geloof op basis van een a posteriori- argumentatie, in plaats te leunen op a priori bewijzen.

Dat klinkt natuurlijk op voorhand obscuur en verdacht, en het is niet voor niets dat bij verschijning het boek gelijk kon rekenen op veel kritiek. Dat begon al in mei 1870 toen rev. Thomas Harper in The Month (dat tot 2001 bestond) de aanval opende. Uiteindelijk werden er in 1870 al zoveel teksten tegen The Grammar geschreven, dat ze tezamen het aantal pagina’s van The Grammar ver overtroffen. In een editie van diezelfde The Month uit 1924 echter, schrijft Bacchus iets kenmerkends, wat iedere moderne lezer zou moeten weten:

Naar het uiterlijk is de Grammar of Assent een van de meest duistere boeken die ooit geschreven zijn. Filosofen van naam hebben – naar we weten- eerlijk bekend, dat zij er niets van maken konden, en zonder zo duidelijk te spreken verraden toch de recensenten van het boek hetzelfde gevoel van niet-begrijpen door de gretigheid, waarmee zij zich bij de bespreking op onbetekenende bijzaken werpen, of door het vage en nietszeggende van hun woorden…

Verreweg de grootste denker die zich gewijd heeft aan The Grammar, is Wittgenstein. Helaas is daar zeer weinig over bekend, maar zeker is in ieder geval dat hij het werk heeft bestudeerd. Hoewel Elisabeth Anscombe ergens noteert dat Wittgenstein enkel de Apologia pro vita sua gelezen zou hebben (waar hij overigens zeer veel achting voor had), en niet The Grammar, staaft ze dat nergens en wordt dat tegengesproken door aantekeningen van de Amerikaanse filosoof O.K. Bouwsma uit 1949 en opmerkingen van zowel Norman Malcolm als Yorick Smythies (zie: Kienzler, W. (2006). Wittgenstein and John Henry Newman on Certainty in: Michael Kober red. (2006). Deeping Our Understanding of Wittgenstein. Grazer Philosophische Studien. 71.  P. 118-122)). Het staat vast dat Wittgenstein bekend is geweest met verschillende werken van Newman, maar hij noemt hem nergens expliciet. In de eerste opmerking in het boek dat tot stand kwam als Über Gewißheit (over zekerheid) noemt hij ene ‘H. Newman’, maar onduidelijk blijft of dit verwijst naar J.H. Newman. Wittgenstein zelf geeft geen uitsluitsel naar wie hij hier verwijst, doch A. Bottone (2003) meent in Newman and Wittgenstein after foundationalism dat deze notitie een verwijzing moet zijn naar The Grammar…     

2. Over de eerste druk

Lang, lang heb ik gezocht naar een originele eerste editie van deze uitgave en gestudeerd op haar achtergrond. De gigantische rijkdom van het internet, is daarbij eerder hinderlijk dan behulpzaam. De toch ongebruikelijke titel, waarbij er in ieder geval zekerheid bestaat dat deze woordencombinatie alleen maar kan verwijzen naar het filosofische werk van Newman, geeft ruim 150.000 verwijzingen. De meer voor de hand liggende combinatie ‘Grammar of Assent’ geeft er >356.000 Dat zegt in ieder geval iets over de waarde en de invloed van het werk. Maar een originele eerste druk en de benodigde achtergrondinformatie, is daarmee nog niet zomaar gevonden. Want allereerst, wat betekent hier ‘origineel’?

De eerste editie verscheen in februari 1870, bij de Londense uitgever Burns, Oates & co. (later onderdeel van Continuum, dat in 2011 weer is overgenomen door Bloomsbury Publishing). Deze uitgeverij was in 1835 opgericht als boekhandel door de Schot James Burns. Toen Burns in 1847 (een andere bron geeft 1845, maar dat is het bekeringsjaar van Newman zelf) onder invloed van de Oxford-beweging zich bekeerde tot het rooms-katholicisme, bracht dat zijn zaak aanvankelijk in moeilijkheden omdat zijn vaste klantenkring daar mee in de maag zat. Dankzij Newman, die besloot om zijn publicaties onder te brengen bij Burns, kwam de zaak erbovenop en floreerde zelf spoedig daarna dankzij exclusieve, invloedrijke katholieke uitgaven.

Zie beneden voor links voor volledige afbeeldingDe moeilijkheid bij de eerste druk van The Grammar is dat in het jaar van verschijnen (1870) drie edities (gelijktijdig?) uitkwamen. Vincent F. Blehl heeft in zijn John Henry Newman: a bibliographical catalogue of his writings (1978) een codering voor de volgorde van uitgaven gemaakt. A24A verwijst naar de eerste druk, verschenen in Londen, bij Burns. A24B, dus ook uit 1870, heeft als uitgever The Catholic Publication Society (New York, 9 Warren Street) en A24C (vreemd genoeg zonder jaar, maar zeker uit 1870) heeft als uitgever de Christian Press Association Publishing Company (New York, 54 Barclay Street). Blehls informatie is zeer beknopt, en hij vermeldt bijvoorbeeld niets over de oplage. Hij maakt nog wel melding van één exemplaar A24A dat in het Oratorium van Birmingham ligt en aantekeningen bevat van Newman zelf.

Bij A24D zijn we daadwerkelijk bij de ‘second edition’ aanbeland, maar ook deze verscheen in 1870, evenals de ‘third edition’ (A24E). Beide overigens enkel bij Burns, Oates en co.. Vrijwel alle digitale edities uit 1870 die ik heb gevonden zijn van de Amerikaanse uitgever, of betreffen de tweede of derde uitgave in dat jaar. Tijdens schrijven is er een derde editie (1870) te koop bij Island Books (klik hier voor een afbeelding van de uitgave).

De vierde uitgave in 1874 (A24F) en de vijfde in 1881 (A24G en H) verschenen ook nog bij Burns, Oates en co., terwijl eveneens een vijfde uitgave (A24I) in 1885 voor het eerst bij het befaamde Longmans, Green & co. verscheen. Na de dood van Newman in 1890 werden hier veel van zijn werken opnieuw uitgebracht. Deze uitgever met grote historie lijkt overigens ook weer op te zijn gegaan in een groot anoniem imperium (Pearson).

De zesde verscheen in 1887 (A24J). Tenslotte verscheen nog de zevende editie (1888, A24K) en de achtste editie (1889, A24L) bij leven, waarna de verdere uitgaven het opschrift ‘new edition’ of ‘new impression’ kregen. Newman heeft zijn gehele leven bij het verschijnen van een boek altijd gewerkt aan verbeteringen, waardoor een uitgave nooit definitief af was. De waarschijnlijk grootste nog levende Newman-kenner, prof. dr. Ian Ker van de universiteit van Oxford, heeft naar wens van Newman zelf, de achtste editie als uitgangspunt gebruikt voor een studie in de verschillen tussen deze editie en de eerste van 1870 (isbn: 9780198127512). Al deze edities verschillen overigens zeer weinig van elkaar en bevatten naast toegevoegde appendices vooral tekstuele verbeteringen.

De grote Nederlandse Newman-kenner dr. Zeno o.f.m. cap. (1903-1993) heeft niet alleen een behoorlijk proefschrift geschreven over The Grammar (1942, Newmans leer over het menselijk denken, Nijmegen: Dekker vd Veght), maar onder de titel Zekerheid het boek in 1963 ook vertaalt in het Nederlands (Hilversum: Paul Brand). In John Henry Newman – Zijn geestelijk leven (1960, p. 264, Hasselt: Heideland) merkt hij op dat Newman niet meer dan 500 exemplaren liet drukken, die tot zijn eigen verbazing binnen 12 uur waren uitverkocht. Ik ga er van uit dat hier enkel over de A24A editie wordt gesproken, maar zeker is dat niet. Dat is zelfs voor die tijd een redelijk bescheiden oplage. In herinnering: Kierkegaard liet een halve eeuw eerder bijna altijd 525 exemplaren drukken, die overigens nooit uitverkocht raakten. Daarnaast publiceerde Kierkegaard in een kleine taal en had hij traditioneel weinig lezers. Wat niet van Newman gezegd kon worden.

Het verklaart naast Newmans perfectionisme (of wellicht onzekerheid) in ieder geval de grote hoeveelheid opeenvolgende uitgaven: er waren klaarblijkelijk lezers genoeg voor dit buitengewoon ingewikkelde werk.

3. De eerste pagina nader toegelicht

Omdat het copyright van dit werk reeds lang geleden is verlopen, is het integraal in PDF te vinden via diverse kanalen, waaronder Google books of als tekst via het fenomenale Newman archief. Er is echter geen enkele reden om een dergelijk boek online te bestuderen. Dit werk moet men in handen hebben.

Laten we de voorbladen van de volgende uitgaven eens nader bekijken:

Voorblad The Grammar of Assent New York-uitgaven 1870 (A24B en A24C)

Voorblad The Grammar of Assent Londen-uitgaven 1870 (A24D en A24E) 2e en 3e editie.

We lezen de titel van het boek in hoofdletters in drie regels (waarbij opvalt dat de tweede en derde editie een ander lettertype hanteren) en dan volgt de naam de auteur van het werk: John Henry Newman. “D.D.” achter zijn naam verwijst naar de titulatuur Doctor of Divinity of Divinitatis Doctor in het Latijn. Dit zogenaamde ‘hoogste’ doctoraat wordt in Groot-Brittannië vaak toegekend aan mensen met buitengewone religieuze status en kennis.

“Of the oratory”, moet hier verwijzen naar het oratorium van Birmingham (voluit: The Oratory оf St. Philip Neri іn Edgbaston, Birmingham), dat hij in 1848 zelf had gesticht en waar hij eigenlijk op last van Rome moest blijven. In die tijd werd Newman vooral als een hinderlijke bedreiging gezien, want ze waren daar zeker nog niet zijn bittere woorden tegen de Roomse kerk uit zijn protestantse dagen vergeten. De rokerige en vuile fabrieksstad, leek daarmee een ideale omgeving om de ‘Plato van Oxford’ (hier vergelijkbaar met de horzel van Athene) in toom te houden. Newman heeft er echter tot zijn dood, en feitelijk de helft van zijn leven, met plezier gewoond en gewerkt. Ook The Grammar is hier tot stand gekomen. Toen Newman op 78-jarige leeftijd – na 30 jaren te zijn miskend- tegen iedere verwachting in door paus Leo XIII tot kardinaal werd benoemd en daarvoor diverse malen naar Rome moest reizen, was hij altijd weer blij als hij zich terug kon trekken in zijn kamer in het oratorium in Birmingham.

De spreuk die dan volgt, Non in dialectica complacuit Deo salvum facere populum suum komt van St. Aurelius Ambrosius, opgetekend rond het jaar 378 n.Chr. in zijn De Fide (I:5, 42). Letterlijk betekent het ‘Het heeft God niet behaagd Zijn volk door logische redeneringen te redden’. En precies dat is het centrale punt van Newman in zijn boek: het gaat over ons zekere oordeel in concrete situaties.

Tenslotte

Zoals ik al zei, heb ik lang gezocht naar een originele eerste editie. Via een Engelse antiquair, ben ik na de nodige correspondentie tot de conclusie gekomen, dat hij een eerste druk A24A in het bezit moest hebben. Zelf maakte hij namelijk melding dat het hier zou gaan over een tweede uitgave, maar de bibliografische gegevens correspondeerden daar niet mee. Na enige onderhandeling, wordt het boek op dit moment over zee gestuurd, en hoop ik spoedig in het bezit te zijn van die ene eerste druk uit Londen van Burns, dat dus geschiedenis ademt. Of zou er toch nog een vergissing mogelijk zijn? De eerste druk is op dit moment in ieder geval nog niet letterlijk in de hand!
Ik ben er op dit moment van overtuigd dat via alle gangbare kanalen die ik ken het boek niet wordt aangeboden noch heb ik een digitale editie kunnen vinden. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Naschrift 9 januari 2013

Een goed verzekerd pakket uit Engeland… Uit de collectie van de nonnen van het klooster Syon Abbey in Devon (embleem Monasterii S Birgittae de Sion Chudleigh) heb ik dan toch een originele A24A editie in handen. Het blijft een merkwaardig fenomeen, een kostbaar boek te hebben, dat enkel en alleen te herkennen is aan een uniek voorblad. In alle digitale edities is nergens een voorblad te vinden wat “London: Burns, Oates,& Co.” heeft, zonder dat daar ‘second’ of ‘third’ edition bij staat vermeld. Ik heb de inhoud bekeken, en die is identiek met de edities die in New York zijn verschenen; maar dat zijn dan ook 1870 exemplaren die als “eerste druk b” en “eerste druk c” kunnen gelden. Oftewel, niet verschenen bij Burns in Londen, maar zonder aanpassingen ten opzichte van die druk.

De verdere geschiedenis van dit exemplaar zal niet (eenvoudig) te achterhalen zijn. Het lijkt mij in ieder geval niet onwaarschijnlijk dat het boek vlak na verschijning al door de nonnen toegevoegd is aan hun bibliotheek,waar het vervolgens is mee verhuisd bij ieder nieuw onderkomen. Voorlopig is één ding zeker: met een beetje geluk is dit boek komende vijftig jaar ex-libris ondergetekende. Om vervolgens weer een geheel nieuwe, onvermoede  toekomst, tegemoet te zien.

Klik hier voor een eerste editie uit Londen

Klik hier voor een eerste editie uit Londen (voorblad)