Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging

Print Friendly, PDF & Email

Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging.

De dramatische mishandeling in Eindhoven heeft alles in zich om zelfs de meest beschaafde burger te verleiden tot het toestaan van primitieve gevoelens of uitlatingen. Voor een belangrijk gedeelte is dat te verklaren door de heftige beelden, die niet veel aan de fantasie overlaten. De schoppartij is van zodanige barbaarse orde, dat het voorstelbaar is dat ook vrome burgers even bij zichzelf de rem er af halen, en in stilte denken: mij kan geen straf erg genoeg zijn. Om zich vervolgens weer met een diepe zucht over te geven aan de beginselen van de rechtsstaat. Want zo hoort het natuurlijk: de Staat vergeldt, de Staat beschermt.  Toch heeft het Openbaar Ministerie het nodig gevonden deze beginselen nog even te benadrukken:

De verontwaardiging in de media en op internet over dit ernstige strafbare feit is begrijpelijk, maar het mag niet betekenen dat de normale rechtsgang hierdoor verstoord wordt. Het is niet de bedoeling dat burgers het recht in eigen hand nemen. De beslissing over de schuldvraag is voorbehouden aan de rechter. (bron)

De overbodigheid van deze waarschuwing, waar geen enkele kracht van uitgaat, spreekt voor zich. Het Openbaar Ministerie toont hiermee echter wel aan hoezeer ze feitelijke worstelt met de vraag hoe ze zich moet verhouden tot de sociale media. Het ligt namelijk niet voor de hand dat het OM de getoonde verontwaardiging werkelijk op prijs stelt, laat staan begrijpt. Op de eerste plaats omdat verreweg de meeste verontwaardiging van het zelfde primitieve niveau is als de barbaarse daad en op de tweede plaats omdat sociale media de rechtsstatelijke grondbeginselen en de rechtsgang wel degelijk belemmeren.

De sociale media als relatief nieuw fenomeen laten denken aan een soort status naturae, een natuurstaat. In deze staat is er geen orde, zijn er geen duidelijk afgesproken regels, is er geen toezicht en is er nauwelijks mogelijkheid tot repressie. Allerlei verworvenheden van de hedendaagse beschaving lijken te ontbreken. Het is een toestand van permanente primitieve opwinding. En in deze toestand bestaat er op ieder willekeurig moment de mogelijkheid van allen tegen allen, zonder dat dit geremd kan worden. Of nog dramatischer, de toestand van allen tegen enkelen.

Het bekendmaken van de identiteit van de mogelijke daders, is daar een uiting van. Dat is een typisch geval van allen tegen enkelen. Er is geen mechanisme dat in staat is dat af te remmen, en buiten de overweging van censuur lijkt dat ook onmogelijk. Het is een onomkeerbaar, ondubbelzinnig en onbeheersbaar fenomeen, dat -met betrekking tot dit Eindhovens geval-aangedreven wordt door een primair onrechtvaardigheidsgevoel. Dat gevoel was er natuurlijk altijd al, maar sociale media tonen dit in de volle omvang en maken het collectief.

Deze sociale media hebben zich daarmee als vanzelf het recht toegeëigend om een identiteit bekend te mogen maken, vanuit een idee dat iemand die mogelijk kwaad heeft gedaan een fundamenteel recht heeft verspeeld: namelijk het recht op privacy. Feitelijk vervalt zelfs per direct het recht op een ‘normaal’ leven. Het strafblad is als het ware geschreven, alvorens de straf is uitgesproken.

Het hele fenomeen wordt daarbij versterkt, doordat de sociale media ‘niemand’ is. Doordat talloze personen meehelpen iets te verspreiden, is er niemand persoonlijk verantwoordelijk voor het opheffen van bijvoorbeeld het genoemde grondrecht. En er is niemand direct verantwoordelijk voor vele negatieve gevolgen, bijvoorbeeld dat de verkeerde persoon is genoemd of dat er een grote anonieme heksenjacht ontstaat. De massa maskeert de individualiteit, wat precies voor een individu een reden is mee te doen aan iets wat feitelijk veel reflectie vraagt. En zo ontstaat er iets wat lijkt op de vermenigvuldiging van bacteriën: het gaat in een razend tempo en het is al snel niet meer te overzien.

Interessant daarbij is overigens dat het Openbaar Ministerie zelf gebruik maakt van de kracht van sociale media om opsporing te bevorderen, maar tegelijkertijd grote neveneffecten niet in de hand kan houden. De oproep om te stoppen met het verspreiden van de namen van verdachten heeft daarmee iets komisch, maar vooral iets tragisch. Is het Openbaar Ministerie immers niet zelf  verantwoordelijk voor het feit dat een rechter de negatieve gevolgen van de sociale media zal meewegen in zijn strafmaat? Wie besloot ook weer de beelden vrij te geven? Is het naïviteit of wordt er stiekem vooruit gedacht…

Want voor de toekomst lijkt er namelijk maar één zinvolle weg mogelijk om uit deze spagaat te geraken. Binnen het strafrecht zullen sociale media als fenomeen volledig moeten worden geaccepteerd, zonder dat daarbij dus de negatieve consequenties een groot effect hebben op de strafmaat, als bewezen wordt dat er zich daadwerkelijk een ernstig feit heeft voorgedaan. Dat zal meer en meer gemotiveerd worden vanuit de redenering dat iemand die een ernstig delict pleegt daarbij kan weten (op de koop toeneemt) dat sociale media hem zullen veroordelen. Oftewel: bij een foute handeling hangt niet enkel de strafwet boven het hoofd van een potentiële delinquent als afschrikking, maar ook een mogelijk verregaande sociale represaille. Het beginsel wordt dan simpelweg:

Iedere burger wordt geacht de wet te kennen en iedere burger wordt geacht te begrijpen hoe (sociale) media functioneren.

Onbekendheid met het bestaan of met de inhoud van deze wetmatigheden vormt dus nooit meer een verontschuldiging voor overtreding van de wet en kan ingeval van strafbepaling dus nooit leiden tot straffeloosheid. En als er met een primitief gevoel mag worden geëindigd: de Eindhovense casus kan uitstekend fungeren als voorbeeldzaak waarbij de negatieve gevolgen door sociale media geen enkele invloed hebben op de strafmaat. Die niet hoog genoeg kan zijn.
_______________________

Kijktip: Pownews 15 februari 2013.  Brett Smits toont spijt in een interview. Hoe verhouden wij ons daartoe?

Lees ook:

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie

Leave a comment


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.


Henk

11 jaar ago

‘ een fundamenteel recht heeft verspeeld: namelijk het recht op privacy. ‘ Dit recht op privacy vervalt op het moment dat een verdachte voor de rechter verschijnt sowieso. Hier zal hij ten alle tijden zijn naam moeten noemen dan wel bevestigen. Eenieder aanwezig bij het proces kan deze naam dus vernemen en eventueel mondeling verspreiden aan 1 of 2 vrienden aan het eind van een procesdag. Dus al vóór er een uitspraak over schuld of onschuld is. Anno 2013 versnelt sociale media deze handeling vele malen, het push/pull principe van de diverse applicaties zorgt dat je zelfs ongewild kennis neemt van informatie die je anders zou ‘missen’.
De kans dat de naam van een onschuldige verdachte verspreid wordt vanuit (het publiek in) een rechtzaal is natuurlijk vele malen kleiner dan in het geval van social media reacties op een openbaar opsporingsverzoek door het OM, daarin eventueel foutief benaamden nu even geheel buiten beschouwing gelaten.
Het lijkt mij dat een verdachte ten alle tijden rekening dient te houden dat zijn of haar naam bekend kan worden bij meer mensen dan de openbaar aanklager, rechter, getuigen en rechtzaal publiek. Via social media gaat dit sneller dan ooit. De verwachting geheel onbekend te blijven lijkt mij tamelijk naief en in de publieke belangstelling komen te staan door een misdrijf zeker iets om rekening mee te houden voor dat het in een mens opkomt om bijvoorbeeld iemand 8 maal tegen zijn hoofd te schoppen.

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie. | Stephan Wetzels

11 jaar ago

[…] in dialoog, strikt binnen de grenzen van de rede zoals het hoort. Bij het verschijnen van ‘Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging’ kwam onderstaande overweging. Hieronder antwoord ik uitvoerig. Het is geen definitieve repliek, […]

Waarom het koningslied een fiasco werd: Vier misvattingen en lessen in kaart | Stephan Wetzels

11 jaar ago

[…] Zoals ik al eerder aangegeven heb is een sociaal medium een potentieel monster. Oncontroleerbaar, onbeheersbaar en tot alles in staat. Het lag in de lijn der verwachting dat er een ontzettende storm zou gaan waaien omtrent het lanceren van dit lied op internet. Enerzijds omdat het lied zelf natuurlijk groots werd gepresenteerd, maar belangrijker anderzijds omdat het daadwerkelijk ook als iets ‘nationaals’ werd opgedrongen: dit is het lied dat wij Nederlanders presenteren. Het gevolg was dat werkelijk iedereen zich aangesproken voelde. En de beste hedendaagse manier om een gevoel te uiten is juist: gebruik te maken van een sociaal medium. […]

Morele woede uit balans: begrijpen wij voldoende wat de rechtsstaat onder rechtvaardigheid verstaat? | Stephan Wetzels

11 jaar ago

[…] Al eerder schreef ik bespiegelend over een ontluikend gevoel van morele woede dat samenhangt met een fundamentele verontwaardiging. Beide emoties zijn herkenbaar in ieders leven en ook van belang in een moreel leven. We hebben ook recht op die emoties. Het is echter zo dat het recht op emotionele boosheid en verontwaardiging op het dunne randje balanceren met dat van de behoefte aan fysieke wraak of eigenrichting, waarmee er een potentieel spanningsveld bestaat dat ieder moment uit zijn evenwicht kan geraken. […]

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"