~Op zoek naar menselijkheid~

Op sociale media leidt het oorlogsconflict tussen Hamas en Israël tot voorspelbare en bekende patronen. Enerzijds zien we alle steun voor Israël, en anderzijds wat pogingen tot nuancering en begrip voor Hamas. Omdat inhoudelijke discussie vrijwel nooit goed mogelijk is op sociale media, zien we vooral korte uiteenzettingen gepaard gaan met een karrenvracht aan bronverwijzingen en boekvermeldingen die een gelijk zouden ondersteunen, waarvan het niet waarschijnlijk is dat velen die zullen gaan lezen om hun originele standpunt bij te stellen. In deze korte overweging zal ik nader stilstaan bij de poging tot nuancering en begrip voor Hamas zoals die kan worden opgemerkt.
Zover ik de discussie kan overzien, gaat de argumentatie van mensen die de kant van de Palestijnen kiezen, of op zijn minst een zeker begrip tonen, vrijwel altijd als volgt:
Jarenlange provocaties, vernedering en dreiging vanuit Israëlische kant, hebben geleid tot een hopeloze situatie, op grond waarvan mensen in een uitzichtloze toestand zijn beland. De schrijnende leefomstandigheden waarin de inwoners van Gaza al lange tijd verkeren, als gevolg van Israëlisch handelen met op zijn minst technologische bijdragen uit het Westen, en zeker ook door het Westerse onvermogen om op te treden, hebben geleid tot deze acties die voortkomen uit een diepgaand gevoel van wanhoop.
Het begrip wanhoop is hier leidend. Deze wanhoop zou de grondslag zijn voor wat er nu gebeurt. En we zouden niet zo verbaasd moeten zijn dat jarenlang wegkijken deze consequenties heeft. Hier en daar wil iemand nog wel stellen ‘dat geweld nooit goed is’, maar er sijpelt toch duidelijk begrip door voor wat er plaatsvindt, als een soort logisch gevolg. Een ‘Ik snap het wel’.
In deze redeneringen verschanst zich een rechtvaardigingsgrond op basis van causaliteit, waarbij het ‘oog om oog, tand om tand’-principe onderliggend is. Immers, als je kennelijk iemand drijft tot totale wanhoop, moet je niet verrast zijn dat hij terugslaat, en hoe. What comes around goes around. En zeker; wraak en vergelding zijn heus goed te begrijpen. Dat geldt ook voor de wanhoop die ontstaat door jarenlange bedreiging, vernedering en provocatie zoals wordt aangedragen.
Maar het probleem zit er toch hierin. Het afslachten van bijvoorbeeld achteloze festivalgangers en het tentoonspreiden van naakte lichamen van geëxecuteerde Israëlische vrouwen als een soort trofee zijn helemaal geen wanhoopsacties. Er zitten componenten in die heel misschien nog wel iets in de verte met wanhoop van doen hebben, maar veel meer iets zeggen over cultuur en diepgewortelde mentaliteit.
En als iemand om voor mij ontoegankelijke redenen toch gelooft dat dit zuivere wanhoop is, omdat hij per se graag aan de kant van de strijdende Palestijnen wil blijven staan, dan moet hij zich toch bedenken dat dit van alle mogelijke manieren van hoe de wanhoop zich kan uitdrukken, de aller aller aller lelijkste is. Het gezicht van wanhoop kent bovendien andere uitdrukkingsvormen. John Henry Newman beschrijft in A Grammar of Assent (1870) bijvoorbeeld pagina’s lang de verschrikkelijke onderdrukkingen van de vroege christenen die eeuwenlang nergens veilig hun stad en land hadden. Het was in tijden soms zo lang, zo hevig en toch zonder verzet dat ‘te midden van martelingen zelfs de heidense omstanders tot medelijden werden bewogen.’ (P. 473).

Maar tegelijkertijd beschrijft Newman de enorme geesteskracht die hij haast angstaanjagend vindt waarmee ze in staat bleven om zonder geweld hun onderdrukkers tegemoet te blijven treden -dat zelf de beul niet meer wist waar hij het zoeken moest- en hoeveel ontzag en navolging dat uiteindelijk opleverde, zonder dat dit zomaar toe te schrijven zou zijn aan het verlangen naar onsterfelijkheid of kerkelijke organisatie. Dat is veel te simpel gedacht. (P. 477).
Hoe uitzichtloos hun omstandigheden ook waren, hoe wanhopig de werkelijkheid ook voor ze was; verleid tot moord, verkrachting en verminking werden ze gewoonweg niet. Ook dat zegt iets over cultuur en diepgewortelde mentaliteit.
Niemand kan wellicht aan dat verheven beeld (nu) (nog) (hier) voldoen, maar tegelijkertijd worden we wel geconfronteerd met het tegengestelde. En hoezeer iemand ook voor de Palestijnse zaak is, het kan geen kwaad dat andere beeld van wanhoop voor de geest te halen en de kracht daarvan te begrijpen en de zwakte van barbaarse wraak en exhibitionistische vergelding gewoon te benoemen.
Als je werkelijk hart voor de Palestijnse zaak hebt, dan is het eerste wat je te doen staat benoemen dat deze manier van menselijkheid en mensbeeld de absoluut verkeerde is.
Want zolang die niet veranderen zullen, blijft de toestand nu en voor altijd en overal uitzichtloos en wanhopig, terwijl het duidelijk is dat zowel Israël als de Palestijnen recht hebben op een leven van vrede en uitzicht.
Een filosoof kan slechts vragend schrijven. Te midden van het ongrijpbare, het onbegrijpelijke, zoekt hij een uitweg naar een nieuwe vraag die voldoende rust geeft. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk in de onrust die is opgeworpen door een moord. Een moord op een man die naar zijn werk ging. Vlak voor zijn huis doodgeschoten. Geen man tegen man, geen argumenten, geen genade, geen zin.




Zowel kardinaal John Henry Newman (1801-1890) als Ludwig Wittgenstein (1889-1951) hebben intensief geschreven over het begrip zekerheid. Newman een half leven lang, Wittgenstein vooral tegen het eind van zijn leven. Wanneer men echter geïnteresseerd is in studies die de twee denkers met elkaar verbinden, is het zoeken naar een kever in een doosje. Er zijn desondanks genoeg memoires (o.a. van Yorick Smythies, Norman Malcolm en O.K. Bouwsma) die prijsgeven dat Wittgenstein goed bekend is geweest met Newmans werk, waaronder A Grammar of Assent (1870). Hierin rechtvaardigt Newman hoe men zeker kan zijn van zaken zonder dat er logisch bewijs voor is. Wat Wittgenstein precies in de Grammar gevonden heeft, is gissen, net als waar nu precies de zin ‘Daarover een komische opmerking van H. Newman’ naar verwijst, die Wittgenstein noteert in een allereerste fragment van Over zekerheid. Wittgenstein becommentarieert daar G.E. Moores verdediging van het gezonde verstand. Het is ook een raadsel waarom Wittgenstein ‘H. Newman’ en niet ‘J.H. Newman’ noteert. Voor iemand die zo intensief over zekerheid heeft geschreven, laat Wittgenstein ook in dit geval de lezer voldoende verward achter.
Vermijd te allen tijde uit te leggen wat filosofie is. Hou altijd een ontsnappingsroute voor jezelf in zicht en committeer je nooit aan één filosofische positie. Zorg dat je zo met een andere wind mee kunt waaien. Leer bijzondere quotes (op mijn website staan er genoeg) uit je hoofd en breng ze willekeurig ter sprake. Spreek langzaam en op een lage toon, dat maakt de zaak gewichtig en geeft tijd na te denken wat je nu eigenlijk zegt. Bij onduidelijke begrippen als ‘fenomenologie’ en ‘existentialiteit’, informeer met een stalen gezicht welke filosoof dat concept eigenlijk het beste recht deed. De ander zal wat graag uitweiden hierover. Wordt het echt moeilijk, biedt een drankje aan en haal het zelf. Ideaal is echter wanneer je pijp rookt. Samen met het aansteken van de pijp kun je minstens 5 minuten erover doen om slechts te komen tot een begin van een antwoord op een ingewikkelde vraag. Wordt het uitzichtloos, dan is er nog altijd de jokerfilosoof: een zelfverzonnen obscure professor (zoals Heinrich Niemand) die omdat hij niet bestaat je eenvoudig uit allerlei problemen kan praten. Probeer het maar!
De Duitse priester, theoloog en hoogleraar voor godsdienstfilosofie Romano Guardini (1885-1968) is waarschijnlijk de grootste christelijk-sociaal denker sinds John Henry Newman (1801-1890). Dagblad Trouw typeerde Guardini in 1999 als ‘Een begenadigd spreker,(…) een wijs en inspirerend zielzorger en pedagoog, diep graver in het grensgebied van geloof en cultuur, een onafhankelijke geest en een groot en fijnzinnig religieus talent, het wandelende bewijs dat vroom en intelligent (…) kunnen samengaan’. De actualiteit van Guardini ligt heden ten dage in zijn profetische Europa-visie en kritiek. Aangezien de christelijke cultuur van Europa in de wortels is aangetast, betekent dit dat het belangrijkste en stevigste fundament van onze beschaving onder druk staat. Kerst is misschien wel het beste voorbeeld van de mens die zich verdwaalt ziet tussen historische identiteit en culturele waarde enerzijds en de commercialiteit en de ‘ethiek’ van de markt, van de techniek, de vrijetijdsindustrie en de massamedia anderzijds.
Een beetje filosoof heeft een eigen bibliotheek. Zorgvuldig opgebouwd in de loop der jaren. Samengesteld op basis van wikken en wegen. Al struinend op de markt dat lang gezochte exemplaar meenemend om het toe te voegen aan de reeks die reeds in het bezit was….
moederschap en huwelijk zijn over het algemeen toch geen valkuil meer te noemen. Het beeld van de vrouw als object, dienstbaar voor de man, lijkt in onze vrije westerse samenleving definitief achtergelaten. Wie daarom de interviews leest van De Beauvoir uit de jaren 60 en 70, stapt haast letterlijk in een andere wereld. Slechts 7% van de vrouwen neemt de pil, ze moeten genoegen nemen met baantjes als secretaresse en zijn vrijwel nooit directeur.
universiteit is niet talent, aanleg en wetenschap als zodanig te bevorderen, maar eerder toe te zien op het geestelijk welzijn, de invloed en de bruikbaarheid van diegenen die de universiteit bevolken en haar het bestaan verlenen: de studenten. Vandaar dat de universiteit volledig voor hen in dienst moet staan.