Een fragmentarische overweging
Deze tijd waarin we geconfronteerd worden met het onzichtbare corona-fenomeen is voor complotdenkers, met hun aanleg om het algemene altijd ter discussie te stellen omwille van het bijzondere, een absoluut feest. Met behulp van sociale media dat zal niemand ontgaan zijn: dit is het moment om mensen meer dan ooit ‘te overtuigen’ dat de wereld en de gebeurtenissen daarin een groot vooropgezet spel zijn, waarin jij en ik slechts inwisselbare marionetten zijn.
Dat kan misschien enorme ergernis opwekken, maar dat is helemaal niet nodig. Complotdenkers zijn over het algemeen vermakelijke mensen. Vrolijk paranoïde en volkomen ongevaarlijk, zijn ze net als ieder ander op zoek naar een beetje aandacht en misschien zelfs wel naar zin en betekenis. Dat laatste moet hoe dan ook altijd worden toegejuicht. De combinatie van teveel vrije tijd, fantasie en werkelijkheid geven ongekende ruimte om de meest bijzondere mogelijkheden op te kunnen werpen. Want het schitterende van een complottheorie is, dat er altijd ten minste één mogelijkheid open blijft dat het waar zou kunnen zijn…
Complotten leunen extreem op ‘zie je wel’-redeneringen en die zijn dan ook de drijvende kracht van hun voortbestaan. De kern van ieder complot bestaat hierin dat het niet te falsificeren is, maar alleen te verifiëren. Een klassieke wetenschapsfilosofische fout, maar natuurlijk aan dovemansoren gericht. Zo kan ik bijvoorbeeld op dit moment al weg worden gezet als onderdeel van het complot, zo als alles wat tegen het complot pleit een onderdeel van het complot is. Enfin, die strekking is wel duidelijk.
Wat ik hier ten hoogste wil doen is aan één zo’n complot, zij het fragmentarisch, wat meer gedachten wijden. Dat heeft weinig meer bedoelingen dan dat ik er wat gedachten aan wijd. En af en toe moet men juist complotdenkers wat kruimeltjes filosofie toewerpen; daar leven ze immers van.
Het is nog moeilijk kiezen tussen al hetgeen voorbij gekomen is afgelopen weken, maar ik heb voor deze bijdrage mijn oog laten vallen op deze tekst die gedeeld werd, en in vele verschillende varianten van gelijke strekking rondwaart als een spook:
“The Coronavirus will come and go but the government will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home.”
Read that again.
Ik zei al dat complotdenkers uiterst vermakelijk zijn. Dat komt deels denk ik door hun al dan niet gespeelde ernst (je weet het niet!). Ook in het bovenstaande lezen we iets van die ernst. In het bijzonder wordt het drama aangezet door het ‘Read that again’. De suggestie is dat je dan pas ten volle tot besef komt ‘wat er gebeurt’. Deze anonieme klokkenluider waarschuwt ons voor de overheid, de Staat die ons heel eenvoudig kan controleren en ons leven op elk moment heel eenvoudig kan beperken. Kortom: onze negatieve vrijheid, de toestand waarin we vrij zijn van beperkingen en van schending van natuurlijke rechten door dwang (van de Staat), staat hier op het spel!
Het is ontegenzeggelijk waar dat de afgelopen weken onze negatieve vrijheid behoorlijk is beperkt. De vraag is echter of dit komt door een gedwee volgzame gehoorzaamheid aan autoriteit of door het gebruik van ons gezonde verstand. Een combinatie van beide is uiteraard ook niet uitgesloten: gedwee volgen kan een keuze zijn van het gezonde verstand.
De complotdenker die hier de Staat voorstelt als een orgaan wat centrale controle wil uitoefenen, die controle als doel zou hebben of op andere wijze daar een gigantisch voordeel in zou zien, heeft hier helemaal geen slechte troef in handen. Verificatie genoeg: de wereldgeschiedenis wemelt van totalitaire experimenten. Als we de complotlezing in onze tijd als een pokerspel zouden begrijpen dan heeft de complotdenker hier voor de flop een aardige hand lijkt het. Maar het probleem is dat er in het complot nooit een flop komt, laat staan een ‘turn’ of een ‘river’. Men blijft de kracht van de hand herhalen zonder dat het ooit tot een spelverloop komt.
Wij spelen echter wel het spel hier en dat betekent ook kritische kaarten bekijken. Het is een verdienste van de complotdenker dat hij voor ons interessante en kritische vragen opwerpt. Vragen die we normaal gesproken niet zouden stellen misschien wel omdat de antwoorden te vanzelfsprekend lijken. De vragen die mij opkomen zijn de volgende:
Als de Staat niet zou bestaan, zou het dan noodzakelijk zijn haar uit te vinden?
Zouden we haar nodig hebben en zou ze hoe dan ook niet ontstaan?
Is de best mogelijk denkbare Staat altijd een met democratische beginselen?
Is gehoorzaamheid aan een autoriteit problematisch? Op welke wijze en op welke wijze niet?
Talloze auteurs van naam -van Augustinus tot Machiavelli, van Hobbes tot Nozick, van Rousseau tot Rawls- zijn ons voor geweest in het stellen van deze vragen en formuleren van antwoorden. De kunst hier is echter om er zelf overwegingen bij te maken, en dan in het bijzonder met betrekking tot onze huidige situatie:
Wanneer mag of moet (als überhaupt) een Staat democratische beginselen opschorten?
Kan een Staat democratische vrijheden beperken omwille van de democratie?
Moet democratie het laatste woord hebben? En zo niet, welke uitzonderingen staan we dan toe?
Stel bijvoorbeeld dat een meerderheid van de bevolking vindt dat de maatregelen van de overheid te veel hun negatieve vrijheid beperken. Moet de overheid deze maatregelen dan opschorten? Onze indirecte parlementaire democratie verdraagt moeilijk dit soort vragen, omdat ze niet meer rechtstreeks door het volk wordt aangesproken. De overheid in onze toestand heeft dan de ruimte om zich te gedragen als een Alma Mater: een zorgende moeder die om bestwil de vrijheid van haar kinderen beperkt.
En het is die bestwil die juist door de complotdenker ter discussie wordt gesteld:
Handelt de Staat in ons belang of heeft zij zelf (hogere) belangen in deze situatie?
En als dat laatste het geval zou zijn, op welke manier gaan die belangen dan ten koste van het individu?
De permanente paradoxale problematiek waar de complotdenker mee worstelt wordt hier ten volle zichtbaar: Zo kun je de huidige democratische orde bekritiseren als systeem van zoethoudertjes en schijninspraak (de sterke pokerhand), maar het valt nog niet mee om een alternatief te verzinnen, of een verbetering van het systeem uit te werken zonder dat dezelfde kritiek van zoethoudertjes en schijninspraak standhoudt (de flop).
Dat geldt ook voor het idee van gehoorzamen aan een autoriteit als potentieel gevaarlijk (de sterke pokerhand), maar niet als dit gepaard gaat met gezond verstand en positieve vrijheid: de ruimte om zelf af te kunnen wegen of een autoriteit met recht van spreken bepaalde beperkingen oplegt. De huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is geen Milgram-experiment alwaar we de 47-jarige James McDonough voor straf dood maken met stroomstoten omdat hij vragen fout maakt.
Nee, de huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is een afweging tussen kwaad en erger. Het is waar dat ‘het erger’ hier wordt ondersteund door autoriteit, maar dat zijn dan wel allemaal individuen die een gezamenlijke autoriteit vormen. Artsen, virologen en microbiologen vormen hier de autoriteit, niet de overheid die er net zo van afhankelijk is. Je zou in dat geval ook de complotstelling als volgt kunnen formuleren:
“The Coronavirus will come and go but the physicians and biologists will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home. (And control Statebudgets and –etc.)”
Read that again.
Tenzij alle deskundigen bedreigd worden door de overheid of aandelen hebben bij een farmaceut vormen ze een geloofwaardig collectief, dat tot nadere orde gehoorzaamd kan worden. Het is niet gezegd dat men zich niet kritisch moet verhouden tegen de pastorale macht van de medische wetenschap, alleen vergt het heel veel fantasie om de directe en indirecte voordelen van een epidemie te zien voor deze beroepsgroep: die passen enkel in complottheorieën met sterke handen pre-flop.
Het alternatief voor de complotdenker die zich per definitie niet neer wil leggen bij de beperking van zijn negatieve vrijheid door autoriteit, is deze gehoorzaamheid opschorten en experimenteren met de dodelijkheid van de mogelijkheid. Gek genoeg zien we dat spanningsveld echter hoe dan ook terug in de samenleving: de utilitaristische experimenten met sectoren waarbij op basis van zachte kansberekening en verwachtingen vrijheden worden gegarandeerd ten koste van iets onbekends (wat het dus een ‘verantwoord’ experiment maakt.) Dat maakt het complot nog lastiger te verdedigen, of roept op zijn minst op tot een nieuwe troef: de overheid wil alle mensen met een Pabo-opleiding omleggen.
Ik heb al eerder betoogd dat bijvoorbeeld docenten het morele recht moeten behouden om te mogen weigeren deel te nemen aan deze experimentele setting waarbij op basis van kansberekening vrijheden worden toegestaan. Ook dat is een vorm van pokeren met onduidelijke starthanden en een al helemaal onbekende flop. Ik vind op dit moment een van de weinige legitieme manieren om autoriteit ter discussie te stellen wijzen op de veel te zachte gronden die worden aangevoerd om scholen te openen.
De utopische gedachte dat er zoiets bestaat als een 1,5 m school is namelijk even lachwekkend als dat het klinkt. Ziek worden kinderen wellicht minder, maar aansteken doen ze volop. Wie overigens denkt dat dit morele recht eenvoudig is uit te oefenen, die miskent daarbij de druk van een organisatie, het idee van loyaliteit en de plichtsroep die stagiaires, beginnende docenten en tijdelijke contractanten ervaren. En dan nog moet je een sterke morele ruggengraat hebben om je onderwijswerk als niet fundamenteel en cruciaal te beschouwen.
Om deze fragmentarische overweging tot een einde te brengen, kan ik niet anders dan tenslotte (wederom) benadrukken hoezeer het van belang blijft om het gezonde verstand, het kritische denken en het zelfstandige afwegen te laten prevaleren.
We moeten daarbij als axioma aanvaarden dat we ons niet op de laatste pagina van 1984 bevinden. Maar wie niet het idee heeft dat een gemaakte afweging afkomstig is van zichzelf, heeft gewoon een fundamenteel probleem. Die ziet zich gesteld voor een hopeloze opgave waarin hij geheel overgeleverd is aan autoriteiten. Het zijn wellicht de tragische figuren die bleekmiddel drinken omdat een niet nader te noemen president dit min of meer opperde. Je kunt dan boos zijn op zo’n president die om welke redenen dan ook dergelijke onzin uitkraamt, maar je kunt ook het gezichtspunt verleggen naar het tragische volgzame individu. Een figuur die geen eigen afweging meer kan maken en gedwee maar volgt wat zijn autoriteit hem influistert en wijsmaakt. Is er een ondergrens? Ik denk het wel.
Wie immers met een basaal gezond verstand volgt zo’n advies op? De conclusie is dat een samenleving waarbij de overheid gehoorzaamheid afdwingt niet het probleem is, maar een samenleving waarbij het gezonde verstand gedoofd is en waar een kritiekloze aanvaarding plaatsvindt van alles wat die overheid (of de deskundige) doet en zegt.
Dat alle adviezen van deskundigen worden opgevolgd, is voor mij overwegend een teken van gezond verstand. Daarbinnen is er voldoende ruimte om kritisch te kijken naar de waarde van adviezen en voorstellen. En hoe vermakelijk ook, het is niet nodig om complotten te verzinnen of aan te hangen; de werkelijkheid is immers al complex genoeg om zonder die complotten het pokerspel op de juiste manier proberen te spelen.




Aangekomen in ‘s-Hertogenbosch hou ik gepaste afstand van wie ik tegen kom. Ik bedenk mij dat het ziek worden niet mijn grootste probleem is, daarvoor geloof ik dat ik er nog te sterk voor ben, maar de vrees anderen ziek te maken. Want in hoeverre is het nou besmettelijk zonder symptomen? In hoeverre is deze sluipmoordenaar onder ons zonder dat we het weten?
Op weg naar huis, zo snel ik maar kon, zie ik iemand lopen met pakken toiletpapier meer dan hij hoog is. Ja, de schitterende hamsterwaanzin! Ik denk aan een anekdote van Slavoj Zizek die treffend de psychologie hiervan wist te omschrijven. Als er een dwaas met enige gezag (tegenwoordig zouden we dat influencers noemen, niet te verwarren met influenza) roept dat hij verwacht dat het toiletpapier op zal raken, leidt dat ertoe dat velen zich spoeden naar de winkel om dat probleem voor te zijn. Met als gevolg dat daarmee al het toiletpapier opraakt en de dwaas met gezag (of misschien wel het dwaze Monster van de media) zichzelf in zijn voorspelling gelijk ziet hebben. En het herhaalt.
Gemiddeld meer dan 80 ongeboren kinderen per dag worden dus op basis van het abortusrecht de mogelijkheid op een eigen leven en ontwikkeling ontnomen. Dit klinkt wellicht wat hard, maar het sluit aan bij wat binnen de ethische literatuur als het meest sterke argument tegen abortus wordt beschouwd, namelijk dat het hier gaat om het vernietigen van potentie; al sinds Aristoteles de basis van al het leven, namelijk dat het tot zijn recht behoort te komen. Vergelijkbaar zeg maar, met hoe u en ik dagelijks tot ons recht komen en verwezenlijken wat in ons mogelijk is. Dit argument zal ik niet verder uitwerken, maar voor een nadere toelichting verwijs ik naar mijn lange verhandeling
In acht genomen de tragiek die zonder twijfel achter abortusrecidive schuilgaat, moet desondanks niet worden vergeten dat van de 95% van de vrouwen die een abortuskliniek met anticonceptie verlaat, na enige tijd nog maar 30% de verantwoordelijkheid hiertoe neemt. Dan neemt men dus feitelijk willens en weten een risico op datgene wat volgens de wet beschermwaardig is. Hoe is dan vol te houden dat het recht nog steeds geldt voor vrouwen die op deze wijze een risico nemen op een kind wat -bij herhaling- niet gewenst is?
There is probably nothing more nonsensical than making an overview of the greatest philosophers. The Internet is full of it. And each author has his own considerations in how he came to the composition. Plato, Aristotle, Descartes and Kant hardly ever fail to make the lists. Previously, I wrote an overview of the most important philosophical books of the
In Zwemmen in de oceaan lezen we twaalf literair-filosofische reflecties over het leven in een postdigitaal tijdperk van de Nederlands-Deense filosofe Miriam Rasch (1978-). Postdigitaal betekent niet dat het digitale tijdperk achter ons ligt. Integendeel: het begrip staat symbool voor de digitale vanzelfsprekendheid waarbij het digitale en het niet-digitale vrijwel volledig met elkaar verstrengeld is. Deze verstrengeling kan op vele verschillende manieren tragisch zijn, maar deze tragiek is eveneens op vele verschillende manieren te overkomen. Misschien wel in de eerste plaats door een zekere nonchalance ten aanzien van techniek aan te nemen: niet te veel weerstand bieden, je niet al te krampachtig verzetten. Net zoals iemand die zwemt in een oceaan zich op het juiste moment moet weten te ontspannen en zich moet laten meevoeren op de golven. Wie daartoe in staat is, zal veel meer houvast vinden dan wie telkens de strijd met het water -lees digitale media- aangaat.
Het citaat is toe te schrijven aan de Britse poëet Dennis Joseph Enright (1920-2002) als antwoord op een wijdverbreide stelling dat poëzie datgene is wat bij vertalen als eerste verloren gaat. Lost in translation. Hoe is het immers mogelijk om poëtische diepte en lyrische subtiliteit van een vreemde taal over te brengen op een lezer die deze taal niet machtig is? Hoe zou de Mei van Herman Gorter overkomen in het Russisch? Of hoe vertaalt men de zin O krinklende winklende waterding in het Chinees, zover het überhaupt in het hedendaagse Nederlands nog te volgens is?
Dr. Seuss (pseudoniem van Theodor Seuss Geisel, 1904-1991) schreef met How the Grinch Stole Christmas uit 1957 zijn bekendste kinderboek. De filosofische vraag die het boek opwerpt is hoe de radicale hartsgesteldheid van de Grinch kan worden begrepen. De Grinch namelijk, een monsterlijk wezentje dat verbittert in afzondering leeft, heeft het plan opgevat om Kerstmis te verzieken door cadeaus, eten en versieringen te ontvreemden. Wanneer de dorpelingen ontdekken dat alles weg is, komen ze na aanvankelijke teleurstelling tot besef dat het helemaal niets afdoet aan de Kerstgedachte -integendeel- en ze beginnen kerstliederen te zingen. De Grinch ziet het aan en dan breekt er iets in hem: de Kerstgedachte krijgt ook hem te pakken.
Hoewel het moeilijk is om een sluitende definitie van een wonder te geven, blijkt het toch niet zo moeilijk om de opstanding van Christus als een wonder te denken. De vraag is nu: kan dit wonder een onderwerp zijn van historisch onderzoek? Sommige auteurs denken van niet: er is geen verschil tussen de Opstanding van Christus of het ontstaan van het Heelal uit het Niets (vgl: Theissen and Winter (2002), Charlesworth et al. (2006)). Het zijn beide metafysische aangelegenheden en die lenen zich niet voor historisch onderzoek. Anderen zijn van mening dat het wel kan. Zo stelt Licona (2010) in zijn promotieonderzoek een wonder te kunnen onderzoeken op basis van de vastste
Wat maakt een gedachte mijn gedachte? En is het mogelijk dat ik kan twijfelen dat ik überhaupt denk? De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) stelde zich dergelijke vragen al in 1641: ‘Is er niet een of andere God, of een ander wezen hoe we het ook noemen, die deze reflecties in mijn gedachten brengt?’ Hoewel je zou kunnen zeggen dat indien ik weet dat ik twijfel, dit veronderstelt dat ik weet dat mijn twijfelen van mij is en dat dit mijn ik veronderstelt, levert het fenomeen Thought insertion toch wat problemen op bij deze conclusie. Thought insertion is het verschijnsel dat gedachten uit een andere bron in de geest worden gepland. Dit komt voor bij 52% van de patiënten die gediagnosticeerd zijn met schizofrenie. Frith (1992) noemt het een lastig te begrijpen fenomeen ook omdat er zich een paradox lijkt voor te doen, omdat het subject van de gedachte (het ik) immers los lijkt te staan van de gedachte die het heeft. Het lijkt erop dat iemand die lijdt aan Thought insertion wel in staat is tot introspectie, maar niet tot subjectiviteit. Is hier het ‘ik’ het weten dat het denken niet van het ‘ik’ afkomstig is? Hoewel weinigen geloven dat Thought insertion wordt veroorzaakt door een al dan niet boze geest van buiten, is de oorzaak ervan hoe het binnen ontstaat nog steeds onderwerp van veel discussie.
Want de kennelijke aantrekkelijkheid van het apparaat moet schuilen in vele zaken, maar van die vele zaken is het in ieder geval nooit de rust of de diepte. Nee, het is juist het tegenovergestelde: directe bevrediging, direct vermaak, directe afzondering. En daar zit precies de hele crux van de achteruitgang van de leesvaardigheid en het plezier van het lezen van een boek. Wie een boek ter hand neemt, beloont zichzelf pas na vele pagina’s, na vele hoofdstukken. Dan is er de blijdschap, krijgt de verwondering echte kans, ziet men de samenhang en kan men over zichzelf nadenken. Pas na vele boeken kan men werkelijk stilstaan, vergelijken, nadrukkelijk overwegen.
Oplossing? Alleen als de hele individualistische beeldcultuur van de directe bevrediging bezwijkt onder haar eigen dolle oppervlakkigheid, pas dan kan er op die puinhopen weer worden gebouwd. Maar ik geloof niet dat in mijn generatie deze cultuur bezwijkt. Het technologische gif waaraan zovelen zich hebben overgegeven is nog te krachtig in zijn aantrekkelijkheid om de paradox te slechten: het gif wordt enkel doorgegeven. Ach onderzoeker, onderzoek het maar, wat denk je toch te vinden?
Een zeer interessant boek wat medische ethiek en recht(sfilosofie) bij elkaar brengt, is 100 Cases in Clinical Ethics and Law (2016) van Carolyn Johnston en Penelope Bradbury (ISBN: 9781498739344). Hoewel het boek nadrukkelijk is geschreven voor studenten geneeskunde en artsen, presenteert het zeer boeiende casussen die ook zonder medische, filosofische of juridische kennis kunnen worden overwogen. Ik zal hier aan de hand van het boek verschillende casussen samengevat vertalen en waar mij dat zinvol leek voorzien van aanvullende vragen en dilemma’s, wat in bijna alle gevallen zo is.
Over ethiek en het begin van het leven heb ik eerder uitvoerig geschreven in
Adele is een 39-jarige advocate en 8 jaar getrouwd. Haar carrière heeft altijd voorrang gehad, maar nu is ze tot haar eigen geluk dan toch zwanger. Helaas blijkt na haar eerste trimesterscan dat de foetus een hoog risico heeft dat hij lijdt aan het syndroom van Down. Verdere diagnostische tests en een vruchtwaterpunctie bevestigen het Downsyndroom. Het echtpaar is radeloos. Adele heeft niet het gevoel dat ze ooit in staat zou zijn om weer aan het werk te gaan als ze moet zorgen voor een gehandicapt kind. Ze verwacht dat het opgeven van haar carrière ten koste zal gaan van haar geestelijke gezondheid. Na veel overleg bezoekt ze haar arts om beëindiging van haar zwangerschap te bespreken.
Kinderen, pubers en jongvolwassenen vormen een aparte categorie binnen de medische ethiek. In hoeverre zijn ze in staat om zelfstandig te kunnen oordelen? Welke rol hebben de ouders in een medisch traject ten aanzien van hun kinderen? Kunnen kinderen zelf bepalen wat het beste is of is er altijd toestemming van de ouders nodig? En moeten artsen toch behandelen wanneer de ouders de behandeling voor hun kind niet willen?
Lilian heeft een gesprek met haar arts aangevraagd om anticonceptiemogelijkheden te bespreken. Ze overweegt seksueel intiem te worden met haar 19-jarige vriend. Ze heeft nog nooit seks gehad, maar ze hebben er wel over gesproken dat ze het graag willen, maar ze wil er zeker van zijn dat ze niet zwanger kan worden. Hoewel Lilian eruit ziet en zich gedraagt alsof ze veel ouder is, is ze nog net geen 15.
Adam is een 12-jarige jongen die wordt behandeld aan een kwaadaardige bottumor in zijn arm. Hoewel hij aanvankelijk goed reageerde op de behandeling, heeft hij een terugval en zijn er nu uitzaaiingen. De kans op genezing is verwaarloosbaar. Chemotherapie is wel nog mogelijk en zal zijn leven met enkele maanden verlengen. De bijwerkingen zullen echter hoogstwaarschijnlijk groot zijn. Zijn ouders hebben de opties overwogen en besloten dat ze verder willen met chemotherapie. Ze willen echter niet dat Adam wordt geïnformeerd dat zijn kanker is uitgezaaid en dat de kans dat hij eraan sterft op korte termijn aanzienlijk is, zelfs met de aanvullende chemotherapie. Ze zeggen dat ze dit doen om hem te beschermen omdat ze denken dat deze informatie hem zeer veel stress zal opleveren. Ondanks aandringen van specialisten Adam te betrekken in de keuze blijven de ouders vasthouden aan hun standpunt en besluiten ze Adam te vertellen dat hij opnieuw chemotherapie moet ondergaan om ‘beter te worden’.
Pamela is een 34-jarige vrouw die last heeft van myoma uteri, een goedaardig gezwel of knobbel in de spierwand van de baarmoeder. Pamela zal onder het mes moeten en een ANIOS gynaecologie wordt gevraagd om te helpen tijdens de operatie. De ANIOS heeft de anesthesist bijgestaan voor de operatie en heeft Pamela gerustgesteld over de geplande operatie. Zodra Pamela wordt verdoofd, vraagt de arts aan de ANIOS om aan te tonen hoe ze een inwendig onderzoek zou uitvoeren op een vrouwelijke patiënt. De ANIOS realiseert zich dat Pamela niet is gevraagd om toestemming. Maar ze denkt ook aan haar toekomstige carrière en dat deze arts daarin een belangrijke rol speelt. Bovendien is het een goed leermoment en is ze ervan overtuigd dat de patiënt er nooit iets van zal merken.
Joop is een 25-jarige blanke man die door zijn vriend Tom met wie hij 2 jaar samen is, is gevraagd om zich te laten onderzoeken ‘voor de zekerheid’ omdat Tom is behandeld voor syfilis een week eerder in dezelfde kliniek. Joop heeft geen enkele andere partners gehad sinds zijn laatste negatieve test 2 jaar geleden en zegt dat Tom vorig jaar negatief heeft getest op HIV. Joop stemt in met alle tests, inclusief een HIV-test. Terwijl hij wacht op zijn onderzoek, kijkt de arts in Toms dossier. Daarin staat inderdaad dat hij syfilis heeft, maar ook dat hij HIV-positief is en al vier jaar lang in behandeling is hiervoor in de kliniek. Over twee dagen heeft Tom zijn volgende afspraak.
Jessica is een net beginnende arts en werkzaam op de orthopedische chirurgie. Ze heeft gemerkt dat haar supervisor/afdelingsleider in de afgelopen week vaak te laat was en onverzorgd eruitziet. Op de afdeling heeft hij de reputatie vaak ‘s avonds uit te gaan en af en toe met een kater op zijn werk te verschijnen. Jessica is bang dat dit ten koste gaat van de patiënten. Tot nu toe zijn er echter nog geen incidenten geweest. Ze vraagt aan hem of alles goed gaat, maar hij zegt dat ze zich met haar eigen zaken moet bemoeien en haar werk goed moet doen.
Hoeveel is een mensenleven waard
Farida is een 32-jarige Indiase vrouw die voor vakantie naar Amsterdam is gekomen om haar zus te bezoeken. Twee dagen na haar aankomst meldt ze zich op de eerstehulppost met buikpijn. Personeel ontdekt dat ze 9 maanden zwanger is en haar baby aangeboren hartproblemen heeft. Het blijkt later dat Farida dit wist en koos om naar Nederland te reizen voor de beste zorg voor haar kind. Voor de vliegtuigmaatschappij heeft ze haar zwangerschap verborgen, zodat ze naar Amsterdam kon reizen. Verder heeft ze geen financiële mogelijkheden of middelen ter beschikking. Al haar spaargeld is in de reis gaan zitten.
Dave is een 35-jarige man die pas is ontslagen in de fabriek waar hij werkte. Zijn vrouw heeft hem onlangs verlaten en tot overmaat van ramp is ook zijn zoontje onlangs overleden aan leukemie. Hij is depressief. Wanneer hij in gedachten door de straten wandelt, ziet hij plotseling een advertentie in een etalage:
Petra lijdt al 20 jaar aan multiple sclerose. Ze heeft een legitieme wilsbeschikking opgesteld waarin ze aangeeft niet te willen worden behandeld indien er sprake is van een verslechtering van haar gezondheid.
Tijdens een wandeling in de avondschemer raken twee mannen in gesprek over een ongemakkelijk onderwerp. Wie het zijn weten we niet. We geven ze een naam, volgen ze op de voet en vormen onze eigen gedachten erbij…

Een filosoof kan slechts vragend schrijven. Te midden van het ongrijpbare, het onbegrijpelijke, zoekt hij een uitweg naar een nieuwe vraag die voldoende rust geeft. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk in de onrust die is opgeworpen door een moord. Een moord op een man die naar zijn werk ging. Vlak voor zijn huis doodgeschoten. Geen man tegen man, geen argumenten, geen genade, geen zin.
Hoe komt men tot de lust tot moorden? De lust tot gokken, kopen, reizen en schrijven kan ik begrijpen, maar de aandrang tot moorden? De sterke opwelling om iemand te willen vermoorden?
Gedachte-experiment
Het is het gebrek aan verantwoordelijkheid nemen wat we verafschuwen. Dat gaat vooraf aan alles. De onbegrijpelijkheid van de redeloosheid en willekeur is één ding, maar het gebrek aan karakter en verzet iets heel anders. En het is de overgave die de zonde maakt net zoals in de lust als hoofdzonde, de luxuria, die wordt begrepen als wellust die betrekking heeft op de overgave aan zinnelijk seksueel genot.











