Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2015 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XV van XVI.
De leugenaarsparadox
‘Of de paradox werkelijk is gekraakt, dat, geachte lezer, mag u natuurlijk zelf beoordelen.’
K.T. Dröfe (1999) in: Rommelen in de wijsbegeerte. Kanttekeningen van een tegendraadse liefhebber.
In een wat merkwaardig boekje waarvan slechts 400 exemplaren zijn gedrukt, heeft ene K.T. Dröfe (ongetwijfeld afgeleid van het personage Katadreuffe uit Bordewijks Karakter) een aantal artikelen gebundeld die eerder verschenen in het Faculteitsblad Epimedium van het Filosofische Instituut in Utrecht. Eén zo’n artikel behandelt de beroemde leugenaarsparadox: ‘Epimenides de Kretenzer zegt: alle Kretenzers zijn leugenaars.’
Als we ervan uitgaan dat alle Kretenzers leugenaars zijn, ze inderdaad altijd liegen, ze dat deden en zullen blijven doen en Epimenides een echte Kretenzer is, dan lijkt het erop dat Epimenides de zin onmogelijk kan uitspreken. Maar, stelt Dröfe, als we ons nu eens een gesprek voorstellen tussen twee Kretenzers bij de bakker, hoe verloopt dat dan? Het zal blijken dat het consequent liegen uiteindelijk niets anders is dan het consequent de waarheid spreken: we weten immers dat we praktisch telkens het tegenovergestelde moeten veronderstellen dan wat een Kretenzer zegt. Het feit dat Epimenides liegt, is niets anders dan een manier om de waarheid te zeggen. Epimenides spreekt de waarheid om de paradox te laten ontstaan en liegt tegelijkertijd waarmee deze wordt opgeheven…
_________
Bob is een klootzak en jij ook
‘Indien we iets slechts kunnen voorkomen zonder dat we daarbij iets wezenlijks hoeven offeren, dan zouden we dat moeten doen.’
Peter Unger citeert uit Peter Singers Practical Ethics (1979) in: Living high & letting die. Our illusion of innocence (1996).
In Living high & letting die probeert de Amerikaanse hoogleraar morele
filosofie Peter Unger met veel fantasierijke gedachte-experimenten de lezer te confronteren met de vraag of het moreel verantwoord is overvloedig te leven, terwijl er elders mensen sterven aan bijvoorbeeld diarree. Neem het volgende (sterk samengevatte) voorbeeld, ontleent aan Phillippa Foots ‘Trolley problem’.
Bob gaat bijna met pensioen en heeft een mooie onverzekerbare Bugatti, die hij kan verkopen om gerieflijk van zijn oude dag te genieten. Op een dag gaat hij rijden en parkeert zijn auto aan het eind van een rangeerspoor. Terwijl hij langs het spoor wandelt, ziet hij plots een onbestuurbare trein. De trein rijdt recht af op een kind dat vastzit in de rails. Bob ziet een hendel, waarmee hij de wissel kan omzetten die de trein van spoor verandert. Dan wordt wel zijn Bugatti vernietigd. Bob denkt even na en besluit niets te doen. Het kind wordt doodgereden, Bob verkoopt zijn Bugatti voor een miljoen en geniet van een comfortabel pensioen.
Weinig mensen zullen begrip kunnen opbrengen voor Bob. Maar stelt Unger, wat weerhoudt u ervan om niet op dit moment van lezen een luxe voorwerp te verkopen en het geld aan UNICEF te geven, waarmee eveneens een kind van een tragische dood wordt gered?
________
Vermoord me maar, ik ben er aan toe!
‘Zou het rationeel kunnen zijn jezelf te bewegen tot irrationeel handelen?’
Derek Parfit in Reasons and Persons (1984).
Parfit (1942) schreef met Reasons and Persons een monumentaal boek dat vol staat met interessante ideeën en theorieën over wat het betekent om te handelen. Om de vraag te beantwoorden of het rationeel kan zijn om irrationeel te handelen verwijst hij naar een passage uit The Strategy of Conflict (1960) van Thomas Schelling (1921).
Een man breekt in en hoort me de politie bellen. Die zijn er echter niet binnen 15 minuten. Hij dwingt mij om de kluis te openen, en als hij binnen 5 minuten niet het goud heeft wat daarin ligt, dan zal hij mijn kinderen één voor één doodschieten. Het is erg waarschijnlijk dat of ik hem nu wel of niet het goud geef, hij toch wel iedereen zal vermoorden. Maar dan besluit ik irrationeel te worden. Rennend door de kamer roep ik: ‘ga je gang. Ik houd van mijn kinderen, dus vermoordt ze maar.’ En wanneer ik gemarteld word schreeuw ik uit: ‘dit is een lijdensweg. Alstublieft ga door!’ In deze staat, heeft de inbreker geen macht meer over me. Hij kan niets doen wat mij kan bewegen om de kluis te openen. Hij kan er voor kiezen een moordenaar te worden, maar dat is dan zonder zin. Dit is onder de gegeven omstandigheden de meest logische wijze om te overleven. Of zoals Parfit het stelt: ons over te geven aan rationele irrationaliteit kan soms levens redden…
©Veenmedia.nl
Het antwoord van John Henry Newman (1801-1890) is even eenvoudig als logisch: Paulus had helemaal niets in handen, behalve zijn eigen woord dat God Christus uit de doden had opgewekt, en we dat moeten koesteren. Eigenlijk hetzelfde bewijs, of gebrek aan bewijs wat een nieuwsgierige toehoorder tegenwoordig verneemt als we Pasen vieren. Pasen is dus geen feest van filosofen, de rede, van argumenten of logica. Maar, en dat is een van Newmans grootste intellectuele inspanningen geweest, dat is maar goed ook: geloof hoort evenzeer bij het leven als verstandelijk redeneren dat doet. In 1870 ontwikkelt Newman in zijn voornaamste filosofische werk A Grammar of Assent, dit idee ten volle uit. Onze meest onwankelbare en redelijke zekerheden berusten op vormeloze en persoonlijke bewijzen die helemaal niet in logica kunnen worden omgezet. Sterker nog, mensen die alleen maar logisch of wetenschappelijk redeneren, gaan ons al snel ergeren en vervelen.
kentheoretische filosofische problemen bezig hield, blijkt uit misschien wel het merkwaardigste boek dat er onder zijn naam is overgeleverd: de Problemata Physika. Een soort 101 antwoorden op vragen over vermeende alledaagse verschijnselen. Waarom is bijvoorbeeld het zaad van drinkers doorgaans onvruchtbaar? Waarom zijn mannen die moeten plassen niet tot gemeenschap in staat? Waarom gebeurt het vaak dat we gapen in reactie op het gapen van anderen? Waarom heeft van alle dieren alleen de mens grijs haar? Hoewel de meeste antwoorden van wonderbaarlijke fantasie en intelligentie getuigen, zullen de meeste ervan ons vandaag de dag doen glimlachen. Want waarom verlangen mannen ’s winters meer naar geslachtsgemeenschap en vrouwen ’s zomers? Nou, ‘omdat de natuur van mannen warmer en droger is, en die van vrouwen vochtiger en koeler. Bij de mannen zijn het vocht en de warmte -waaruit het zaad ontstaat- toereikend om in de winter verlangen te veroorzaken, maar bij vrouwen is de warmte minder en is het vocht koel en dik door een gebrek aan vuur; maar dat vuur is er in de zomer wel….’
Maar is de filosofie al niet vaker doodverklaard? Comte, Nietzsche, Wittgenstein, Rorty en vele anderen hebben de dood van de wijsbegeerte telkens weer aangekondigd. Maar de filosofie doodverklaren is klinkklare onzin aldus Bunge. Ieder mens filosofeert namelijk vanaf het eerste moment dat hij zich bewust wordt van zichzelf en de wereld om hem heen. Wat meer waar lijkt te zijn, is dat de academische filosofie op sterven na dood is. Filosofie op de universiteit is iets elitairs geworden, met ellebogenwerk en publicatiedruk als voornaamste motor. In welk opzicht helpt deze professionele filosofische organisatie de gewone man nog aan ideeën waar hij zijn leven mee kan vormgeven, vraagt Bunge zich af. Waar zijn de nieuwe frisse ideeën in de filosofie? Ja, welke professor meldt zich met een diep inzicht dat begrijpelijk is voor velen en dat niet het zoveelste recycleproduct is van ideeën uit vervlogen tijden?
De Australische utilitaristisch filosoof Peter Singer (1946) is niet alleen bekend om zijn baanbrekende werk over dierenrechten (Animal Liberation, 1975), maar ook om zijn uiterst controversiële opvattingen omtrent euthanasie en abortus. In Practical Ethics houdt hij een pleidooi voor morele acceptatie van infanticide onder bepaalde omstandigheden, oftewel het doden van pasgeboren kinderen als ze bijvoorbeeld ernstig mismaakt blijken. ‘Want waarop is het recht op leven eigenlijk gebaseerd?’, vraagt Singer zich af. Een pasgeboren baby is geen autonoom wezen, kan geen keuzes maken en heeft niet het intrinsieke verlangen om te blijven leven omdat ze zichzelf niet kunnen zien als wezens die al dan niet een toekomst hebben. Daarbij is het doden van pasgeboren kinderen een taboe dat in stand wordt gehouden door irrelevante aspecten als hulpeloosheid, schattigheid, onschuld en christelijke moraal.
Dat filosofische problemen op een luchtige en humoristische wijze kunnen worden gepresenteerd, bewijst J.A. Paulos in Ik denk, dus ik lach (1998). In een vrolijk en handzaam boekje leidt hij ons langs talloze opmerkelijke zaken die de logica, de wetenschaps- en taalfilosofie en de wijsgerige antropologie hebben blootgelegd. Middels grappen, verhalen en anekdotes laat Paulos zien hoe filosofie erg geestig kan zijn. Een voorbeeld van humor en taalfilosofie waarbij objecttaal en metataal met elkaar worden verward, zit besloten in de volgende grap:
De briljante Amerikaanse televisieserie Breaking Bad (2008-2013) bevat niet alleen memorabele personages, een ijzersterke plot en een fenomenale suspense, ze stelt de kijker ook constant op de proef: kan hij sympathie en begrip blijven opbrengen voor de hoofdrolspeler Walther White?
Dat Rutte II het eerste kabinet sinds Paars I (Kabinet Kok 1994-1998) is geweest dat de volledige regeerperiode van 4 jaar afgerond heeft, is weliswaar te verklaren vanuit het feit dat niemand erbij gebaat was de stekker er voortijdig uit te trekken, het blijft een opmerkelijke prestatie. 2016 is echter geen oogstjaar voor de coalitie geworden. 
Niet zelden leidt het toeval je naar literaire pareltjes die je anders nooit was tegengekomen. Zoveel boeken die liggen te wachten om te worden ontdekt, maar alleen door het toeval onder het stof der vergetelheid kunnen worden gehaald. Zo kwam ik in een citatenboek een aforisme tegen van de Duitse dichter, schrijver en filosoof Friedrich Hebbel (1813-1863) en ben ik naar aanleiding daarvan gaan kijken of er Nederlandstalige literatuur beschikbaar was.
Van Deyssel heeft een 
Als de bank deze redenering consequent zou handhaven, zou ze binnen de kortste keren failliet zijn, want dat een huis op voorhand al een dergelijke meerwaarde vertegenwoordigt is uitzonderlijk. De meeste woningen zijn vrijwel altijd evenveel waard dan ervoor betaald wordt. Dat betekent dat volgens de redenering van Lloyds ze dan een ‘nog’ hoger risico lopen, en in de praktijk dus geen enkele hypotheek zouden kunnen verstrekken. Dat is misschien ook wel een van de redenen dat deze bank met belastinggeld gereanimeerd moest worden…
En als het echt moeilijk wordt en Van Deyssel zou zo onverstandig zijn om toch te reageren op de laatste e-mail, dan is het moment daar dat Jeffrey de casus door moet schuiven aan de paladijn die net boven hem staat. Van Deyssel zou dan gelabeld worden tot ongewenste en moeilijke klant, en de toon van de e-mail zou juridischer van aard worden, maar nog steeds van bedenkelijk niveau en even nietszeggend. En degene die dat baantje nu heeft, juist dat ligt straks in het verschiet voor Jeffrey. We moeten hem dat maar niet misgunnen en hem bovenal niet uit zijn droom wekken. Hij zou op een ochtend wel eens wakker kunnen worden, en ontdekken dat hij in zijn bed in een reusachtig ondier is veranderd….
Gevonden foto is opgebouwd uit vele korte hoofdstukken en diverse intermezzo’s waarin allerlei facetten van de foto besproken worden. Van pasfoto tot trouwfoto, van straatfotografie tot vakantiekiekjes, van mislukte foto’s tot professionele en elegante portretten. Het boek opent sterk met een lange inleiding waarin we lezen over de liefde die gepaard gaat met een ‘gevonden foto’. Het blijkt zelfs een heuse hobby te zijn die tot kunst verheven kan worden: op zoek naar beelden uit het verleden van onbekenden. Want niet alleen toevallig stuit men op een onbekende foto’s, men kan ook zoeken in prullenbakken in de buurt van fotowinkels, bij pasfoto-automaten à la Amélie, of te rade gaan bij een antiquair die vast nog wel een oude foto in een lijst heeft staan. En het idee dat er hoe dan ook een (levens)verhaal achter schuil gaat, maakt dat onze verbeelding niet stil komt te staan wanneer we erna kijken.
Hoewel nog niet helemaal doorgedrongen tot de inleidingen en overzichten van de wijsbegeerte, is Derek Parfit (1942) een veelvuldig geciteerd denker, dankzij de stortvloed aan obscure, haast onmogelijke en ingenieuze gedachte-experimenten die hij ontwikkeld heeft in zijn baanbrekende werk Reasons and Persons over onder andere persoonlijke identiteit. Wat betekent het om een persoon te zijn en wat zorgt ervoor dat iemand op twee verschillende momenten één en dezelfde persoon is?
Het fenomeen “eerste druk” heeft iets merkwaardigs. Het raakt de kunst aan, waar uniciteit en zeldzaamheid ook ongehoorde prijzen kunnen opleveren. Maar toch, een boek, dat is een boek. Letters, zinnen, alinea’s van een eerste druk, lezen exact hetzelfde als die van de 28e druk. Het papier is niets waard evenmin als de kaft. En het verschil tussen bijvoorbeeld een eerste druk en een tweede druk is vaak enkel en alleen een ander jaartal op het voorblad. Toch zijn liefhebbers bereid om flink veel te betalen voor een eerste druk.
De Amerikaan Jonathan Littell (1967) die vooral in het Frans schrijft, heeft met de roman Les bienveillantes (De welwillenden in de Nederlandse vertaling) een controversiële fictieve wereld gecreëerd, waarin hij met zeer veel gevoel voor detail en historische accuratesse een slimme SS- officier ten tonele voert (Max Aue). Deze Max neemt de lezer 900 pagina’s lang mee in alle gruwelen die hij meemaakte én waaraan hij zelf deelnam. Spijt heeft hij echter niet. Want waarom? ‘Ik deed mijn werk, meer niet’, klinkt het aldoor. Een berucht argument, maar literair weet het toch vaak te overtuigen.