Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Sifan Hassan en de aanhoudend koele liefde

Het merkwaardige verschijnsel dat je het gevoel hebt dat je trots mag zijn op een prestatie die je niet hebt geleverd, is het geheim van de sport en de vraag naar de betekenis van nationale identiteit. En als de Olympische Spelen iets aantonen, dan is het dat nationale identiteit er toe doet.

Voor de televisie zitten en uitroepen: We hebben gewonnen!”, terwijl je alleen opgewonden hebt zitten kijken, is desondanks een oprechte uitdrukking. We spreken van ‘ons’ land, ‘onze’ medailles en ‘onze’ sporters. We eigenen hun succes gevoelsmatig toe, omdat ze namens Nederland hebben gepresteerd. En vervolgens wordt zo’n sporter een idool, een rolmodel en een icoon. Een Dafne Schippersbrug tref je niet aan in Duitsland en over een Annemiek van Vleutenfietspad wordt niet in Botswana gediscussieerd.

Afgelopen weken is er in verschillende media ongelooflijk hard geprobeerd om ook zo’n nationaal rolmodel te maken van Sifan Hassan. Thijs Zonneveld schreef in het AD eerder al over Hassan dat ‘we hier in Nederland te weinig beseffen hoe goed Sifan Hassan is.’ Ik geloof dat dat niet waar is, maar het een probleem is van identificatie.

Er zijn honderdduizenden mensen die met tranen in de ogen kijken naar haar onwaarschijnlijke prestaties, waaronder ikzelf, maar moeite hebben om zich die ‘toe te eigenen’ zoals ze dat wellicht bij Ellen van Langen, Maarten van der Weijden of met Femke Bol konden. Die sporters staan kennelijk veel dichterbij het dominantie idee van nationale identiteit, Hassan staat daar veel verder vanaf. Bij Hassan ontbreekt het denk ik te veel aan het We hebben gewonnen!-gevoel, wat niet afdoet aan het enorme kijkgenot wat ze als atlete brengt.

Hassan mag tijdens de Olympische slotceremonie de Nederlandse vlag dragen. Maar op de een of andere manier komt dat erg geforceerd over. Waar ligt dat aan? Ik moet dan altijd denken hoe kinderen uit haar geboorteland kijken naar zoiets. Zij hebben heel, heel hard hun rolmodellen en idolen nodig. Modellen die alles geven, die vallen, opstaan en alsnog winnen. Maar wat halen ze hier uit? Zien zij dit als een Nederlandse prestatie? Hun Ethiopische Letesenbet Gidey ‘verliest’ en onze Hassan wint?

Maar als ik mij bedenk dat Femke Bol om welke reden dan ook morgen de Ethiopische nationaliteit verwerft en zij in Parijs een gouden medaille wint en het Ethiopische volkslied klinkt terwijl naast haar een beteuterde Nederlandse atlete brons heeft gepakt, denk ik: wees er maar niet al te blij mee, dit is gewoon een Nederlandse vrouw. Het is onze Femke die toevallig om welke reden dan ook voor jullie rent. Waarin schuilt hier het omslagpunt? Wanneer is Femke niet meer onze Femke?

Sifan Hassan, dus van Ethiopische origine, kwam op haar 15e naar Nederland en vroeg asiel aan op een grond die we nooit te weten zijn gekomen. Ze woont en traint in Amerika, spreekt na jaren Nederlands burgerschap op zijn best heel matig Nederlands en lijkt in heel veel opzichten geheel afgezonderd te zijn van de Nederlandse samenleving. Een beeld wat alleen maar in interviews bevestigd wordt.  Een dergelijke eigenzinnigheid is een prachtige randvoorwaarde voor topprestaties, maar maakt het enthousiasme om Hassan te omarmen en in het hart te sluiten heel erg ingewikkeld. En misschien moeten we dat ook helemaal niet willen forceren of proberen. Hassan lijkt telkens bewust buiten dat nationale gevoel te lopen, alsof onderdeel zijn van een natie een formaliteit is, een voor haar volkomen toevalligheid -net als de geboorte- waar ze wat mee moet. Soms lijkt ze er zelfs mee in haar maag te zitten, is mijn idee.

Kortom: het ontbreekt Sifan aan Sifan-promotion. Media kunnen dat niet voor je doen, die kunnen slechts faciliteren en aanmoedigen. Van den Hoogenband verandert daar niets aan. Een nationale held zijn, betekent zelf oprecht investeren in je land waar je voor strijdt. En dan moet je de taal goed (willen) beheersen (vgl. Maxima), aanschuiven bij Humberto, Tom en Sjoerd (tot vervelens toe soms), op koektrommels gaan staan (mag ook wat anders) en, niet onbelangrijk: je moet je persoonlijke verhaal vertellen. Mensen moeten weten wie je bent, zodat ze het gevoel krijgen dat ze je kennen, dat de sporter als mens dichter en dichterbij komt. Aanraakbaar wordt en benaderbaar is. Daar ligt de sympathie en wordt de identificatie-horde die er van nature is te overzien.

Niets kan haar daartoe verplichten, maar zolang Hassan die weg niet beloopt, zal de liefde altijd bekoeld blijven tussen supporter en atlete en kunnen we ons blijven afvragen waar dat enthousiasme blijft. Van het publiek kun je niet verwachten dat ze je zomaar in de armen sluiten, dat moet allereerst van de sporter zelf komen. Daar is niets raar aan.

Dus diepe buiging voor de atlete Hassan, maar voordat het ook collectief beleefd wordt als een Nederlandse topprestatie: daar is nog wat heel wat training en wilskracht voor nodig.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We hebben onze geheime ruimte nodig

Hoewel het de afgelopen dagen over politiek leek te gaan, ging het vooral ook over de betekenis van vertrouwelijkheid, de waarde van het geheime en de noodzaak van openbaarheid. Ik geef hier een aanzet om het spanningsveld tussen het vertrouwelijke, private geheime en het openbare publieke transparante nader te overwegen.

De winst van D66, het verlies van GroenLinks en de zoektocht naar identiteit

In deze politieke overweging bespreek ik de drie opvallende kwesties die deze verkiezingen hebben opgeleverd: de winst van D66, het verlies van GroenLinks en de zoektocht naar identiteit.

D66. Of wat we toch een pyrrusoverwinning moeten noemen

Nog niet zo heel lang geleden was het de vraag of D66 nog bestaansrecht had en of de partij nog überhaupt tot leven kon worden gewekt. 10 verkiezingsnederlagen op rij, een warrig politiek profiel en de sterke associatie met een op macht beluste politieke partij zonder duidelijke aanhang’ hadden de partij nog net niet over de rand van de afgrond geduwd.

De slimme herprofilering richting een progressief liberalisme op het gebied van Europa en milieu en minder op het gebied van bestuurlijke vernieuwing, in combinatie met aansprekende lijsttrekkers hebben de partij voorlopig weer op de kaart gezet. Met Rob Jetten was het exact zelfde programma veel minder omarmd. En we moeten hierbij niet onderschatten hoezeer ook aansprekende tegenstanders zoals bijvoorbeeld de PVV of FvD kiezers in de handen van D66 drijft. Voor veel mensen is D66 de redelijke Alma Mater die hen beschermt tegen alles wat uit de rechts conservatieve hoek komt en innig wordt verafschuwd.

Wat eveneens belangrijk is om op te merken, is dat zo weinig de toeslagenaffaire kleeft aan de VVD, zo weinig het afschaffen van het referendum en het aan de basis staan van het volledig mislukte leenstelsel kleeft aan ‘de onderwijspartij’ D66. Hoe is dat te verklaren?

Dat is een complexe kwestie. In het geval van de toeslagenaffaire denk ik dat de oplossing gezocht moet worden in het feit dat kiezers een persoon (Rutte) een partij (VVD) in dit geval niets aan rekenen. Rutte symboliseert voor hen niet de oorzaak die verantwoordelijk is geweest voor de affaire. En weliswaar is er veel aandacht geweest voor hoe politieke bureaucratie verziekt kan zijn en de vanuit de samenleving sterk gewenste misbruik-aanpak het goede en kwade niet meer wist te onderscheiden, het betreft desondanks een relatief beperkte groep slachtoffers die samen nog niet 1 zetel verschil zouden maken en bovendien niet per se behoren tot het electorale domein van de liberalen.

Dat ligt bij leenstelsel anders, daar gaat het over een veel grotere groep gedupeerden over een langere periode, waarmee de vijver met jonge hoogopgeleide kiezers waaruit D66 veel stemmen haalt behoorlijk lijkt vervuild. Ook hier moet de oplossing waarschijnlijk worden gezocht in het feit dat men ‘team’ Kaag niet symboliseert met de partij die jarenlang voorstander was van het systeem waarbij iedereen voor zijn studie geld moest lenen. Eveneens is het afschaffen van het referendum snel vergeven, aangezien dit vehikel denk ik voor veel kiezers niet meer tot de kern behoort van waar de partij onder Kaag voor staat. Het seculiere, individualistische, pro-Europese en groene verhaal met veel ruimte voor feminisme, ‘nieuw’ leiderschap en inclusiviteit overschaduwt daarmee voormalig kroonjuwelen en miskleunen. En bovendien telt het frisse van Kaag die daarbij de juiste toon heeft gevonden voor haar achterban, in tegenstelling tot Hoekstra die de juiste toon nooit gevonden heeft, of Klaver die de juiste toon al een poos kwijt is.

Want in het verlengde van dat laatste: het belangrijkste wat we moeten opmerken over deze overwinning van D66 is dat ze primair verklaard moet worden door het verlies op de linkerflank. Dat maakt de uitbundige vreugde over de vier zetels winst bij D66 ook zo bevreemdend om naar te kijken. Natuurlijk geldt dat iedere partij gaat voor de winst, maar ten koste van wat? Netto heeft de progressieve politiek zo’n 5 tot 10 zetels aan bondgenootschap zien verdampen, dus de politieke droom van Kaag dat het allemaal progressiever moet, is gewoon niet passend als je kijkt naar de democratische verhoudingen in de gehele Kamer. Met partijen als de VVD, CDA, PVV, CU, SGP, FvD, JA21 en zelfs de BBB is er in principe een duidelijk overhelling naar behoudender rechts te bespeuren die op verschillende vlakken voor hun kiezers de rem zouden moeten hanteren waar D66 in een versnelling wil.

Ik ben er stellig van overtuigd dat wanneer de nieuwe coalitie op het vlak van milieumaatregelen, ethiek en nationale en lokale identiteit geen rem zet op allerlei progressieve wensen, de conservatieve en rechts-liberale partijen alleen maar verder zullen groeien komende verkiezingen of dat de polarisatie en versnippering zal toenemen. Het spanningsveld zal dus in de coalitie vooral liggen bij D66 die zich aan haar achterban groot zal moeten houden op progressief vlak, terwijl daar verre van een ideologische Kamermeerderheid voor bestaat.

Het logische verlies van GroenLinks: de tanende aantrekkingskracht van het merk Jesse

In een interview met De Gelderlander stelt de nummer 10 op de kieslijst van GroenLinks Lisa Westerveld die ik graag volg, niet te weten wat er precies is fout gegaan en dat over te laten aan de analyse van deskundigen. Ik geloof dat ze de beste deskundige is die hier een hele scherpe en juiste analyse zou kunnen maken over dit verlies.

GroenLinks is namelijk het momentum kwijt, dat is bij Kaag komen te liggen. Het gaat namelijk niet alleen om de inhoud, maar ook om het gevoel wat mensen bij een partij hebben. Dat momentum was er vier jaar geleden toen Klaver als verfrissende verschijning het linkse politieke landschap opschudde en veel kiezers het gevoel gaf onderdeel te kunnen worden van een nieuwe beweging. Naast de vaste groep kiezers die ongeacht de omstandigheden altijd GroenLinks zouden stemmen, bracht dat een boel zwevende gelukzoekers op links in vervoering. Ik merkte dat destijds onder andere onder jonge vrouwen die zich specifiek tot Klaver -en niet GroenLinks- voelden aangetrokken, maar afgelopen weken hoorde ik dat geluid van vier jaar geleden helemaal niet meer terug. De glans is van Klaver afgespoeld en hij heeft enorm veel moeite gehad om zijn oprechtheid voldoende voor het voetlicht te brengen denk ik. Het frisse geluid klonk na verloop van tijd te gemaakt, te voorbereid, te gescript.

In Baudet heeft hij bovendien zijn verkeerde tegenstander gekozen (dergelijke confrontaties zijn miljoenen keren bekeken en staan in schril contrast met alle relevante beleidsmatige inbreng van GroenLinks, waar niets van gedijt bij de gevoelskiezer). Het leverde volgens mij vooral antireclame op evenals de mijns inziens geforceerde hoop op linkse samenwerking met een poster die ook al geen blijk gaf van het merk Jesse, zoals de VVD het merk Mark wel perfect heeft gespeeld.

Concluderend moeten we het verlies van GroenLinks voor een belangrijk deel zoeken in het feit dat Klaver zijn hand heeft overspeeld door niet het momentum te pakken van meeregeren in Rutte III om zich daar samen met D66 te profileren of het groene geweten te vormen van het kabinet. De esthetische inwisselbaarheid is bovendien groot: VOLT heeft nu weer dat momentum dat veel kiezers zo onweerstaanbaar aantrekkelijk vinden. En bovendien zijn inmiddels niet alleen een heleboel groene en linkse thema’s gekaapt door Kaag, ook zij heeft zijn momentum gekaapt en het ligt voor de hand dat zij dit wel zal verzilveren. GroenLinks zal komende jaren veroordeeld zijn tot de schare vaste kiezers, net als de SP die het momentum met Marijnissen nooit meer gaan pakken. En gelet op het huidige maatschappelijke sentiment waar er bij een aanzienlijk deel van de bevolking een progressieve moeheid kan worden opgemerkt, verwacht ik ook niet snel een nieuwe vijver waarin GroenLinks onder leiding van Klaver in kan gaan vissen.

Identiteit en pas op de plaats

Want wat tenslotte niet onvermeld moet blijven is het feit dat het versnipperde naar rechts hellende politieke landschap, vooral sterk draait om identiteit. Grote thema’s als het verduurzaming, migratie en de positie van Nederland in Europees verband, raken rechtstreeks aan de persoonlijke identiteit van mensen. En meer dan ooit in onze mediacratie en post-digitale maatschappij belichamen politici een bepaalde identiteit waarmee je het gevoel moet hebben dat het klikt.

Je kunt bijvoorbeeld 100 keer wijzen op het feit dat iemand als Baudet inhoudelijk niets heeft gepresteerd in de Tweede Kamer of veel gekke onzin uitkraamt, maar als Baudet gewiekst de wetten van de sociale media volgend daartegenover zet dat mensen snakken naar vrijheid, lokale herkenbaarheid, het behouden van eeuwen oude tradities en een Europa wat zich niet moet bemoeien met ons strafrecht, dan is de kiezer aan de rand van de conservatieve flank bereid om heel veel door de vingers te zien. Wilders leunt hier feitelijk al zijn hele politieke leven op en ik stel vast dat de opkomst van JA21 en de BBB in hetzelfde kielzog zitten. Aan de andere kant zien we partijen als VOLT en Bij1 als ‘het nieuwe progressief’, die net als ooit de Partij voor de Dieren een mislukte deeltaak van de gevestigde politiek overnemen. Aan de rand van het politiek linkse spectrum profileren zij zich met een hippe one-issue strategie (Europa, inclusiviteit) waar altijd (jonge) kiezers voor te vinden zijn die zich dolgraag met ‘de nieuwe politiek’ of ‘politiek van de 21e eeuw’ willen identificeren.

Het aanstaande kabinet, en hoogstwaarschijnlijk in het bijzonder D66, doet er verstandig aan op te merken dat er een rechts en conservatief sentiment bij veel kiezers leeft. Daar moet je iets mee doen. Hard roepen dat het groener, duurzamer, mondialer en progressiever moet, miskent het verlangen naar lokale en nationale identiteit, de migratiemoeheid en de voor mensen niet weg te moffelen nadelen van de vergroeningsagenda (landschapsvervuiling, gebrek aan efficiëntie en kostenbeheersing, het kapen van groene stroom door multinationals etc.)

De ware kunst van de politiek is om een juiste balans te vinden waarbij die thema’s een plek krijgen in het beleid, maar tevens kiezers het gevoel krijgen dat, ook al neemt hun partij niet deel aan het kabinet, ze toch gehoord worden in hun verlangens.

Wetzels’ werkelijkheid: zetelvoorspellingen die er toe doen!

De vrije pen en de politieke bespiegeling: de ideale combinatie van de democratie. Aan de vooravond van de ‘historische’ verkiezingen daarom deze extreem subjectieve duidingen van alle politieke partijen inclusief een onvermijdelijke voorspelling. Volledig gebaseerd op de natte vinger. Makkelijk? Ga er maar eens aan staan!

VVD- 33 zetels

De VVD was ooit sigaren, mooie Leidse vrouwen, Bentley, Corps en gebral. Met Mark Rutte is het echter tofoe, handjes boven de dekens, Gazelle, op tijd naar bed en gebral. En de VVD is Mark Rutte. Ik zou niet eens weten wie de nummer twee en drie zijn van de VVD. De oude rechts-liberale identiteit van de partij is ook compleet irrelevant geworden, het gaat om het vasthouden van het momentum, de premiersbonus pakken en zoveel mogelijk mensen uit het midden weghouden bij andere partijen. Het merk Mark is excellent uitgespeeld en mensen zijn kennelijk nog niet uitgekeken op de staatsman, zoals dat bij Balkenende in zijn laatste optreden duidelijk het geval was (U kijkt zo lief….). Ik had nooit gedacht dat hij nog een vierde kabinet zou gaan leiden, maar Rutte en corona blijkt een gouden duo.

PVV- 23 zetels

Bij deze partij speelt maar één vraag: wat als? Vervolgens kun je daar een heleboel zinnen achter plakken. Wat als Geert zijn programma iets intelligenter uiteenzet? Wat als Geert het immigratievraagstuk iets beter onderbouwt met realistische oplossingen? Wat als Geert economisch iets liberaler uit de verf zou komen? Maar vooral ook: wat als Geert er een keer mee stopt? Ze zullen Geert ooit weg moeten takelen uit de Tweede Kamer, en daarmee niet veel later de restanten van de rest van de PVV. Voor nu echter blijft een van de beste debaters van het politieke landschap – in dat opzicht het absoluut ideale clowntje- een aantrekkingskracht houden voor heel veel Nederlanders die zich onbegrepen blijven voelen door de politieke en maatschappelijke situatie die hen omgeeft. De oplossingen komen niet van de PVV, maar de niet aflatende troostende schouder van Geert is voor heel veel mensen ook wat waard.

CDA- 20 zetels

Flopke Hoekstra is geen clowntje en dat breekt hem op. Net als Omtzigt is het een man voor achter de schermen: keihard knokken voor de politieke zaak. Op het podium echter moet je in staat zijn het clowntje uit te hangen en een vrolijke gevatheid bezitten. Maar Wopke toverde alleen maar mislukte konijnen uit de hoed en reed letterlijk een scheve schaats. De kracht van het CDA schuilt echter erin dat ze in een prettig midden zitten ten tijde van politieke besluiteloosheid bij de kiezer. En juist omdat Omtzigt niet is afgeschminkt op het podium heeft het CDA, samen met Mona Keijzer daar nog een paar mooie tranen-, herstel stemmentrekkers.

D66- 11 zetels

De valse brave Hond, ik bedoel Maurice, kwam vlak voor de streep nog met een zogenaamde klinkende overwinning voor D66. Ik geloof daar geen biet van. D66 staat symbool voor alles wat rammelt in onze hedendaagse hypernerveuze maatschappij: het krampachtig maskeren van gebrek aan diepere betekenis (geloven in jezelf, whatever that may mean), volledige inwisselbaarheid (exemplarisch Jetten die werd vervangen door Kaag) en de nihilistische houding tegenover de waarde van het menselijke leven. Ja zelfs een exotische hansjepansje boomkever wordt beter beschermd dan het ongeboren kind bij D66. Keuzevrijheid keuzevrijheid! Maar de bijbehorende verantwoordelijkheid, dat hoeft allemaal niet zo nodig. Toegegeven, de prachtig gephotoshopte Kaag ziet er aantrekkelijk en stoer uit op de grote verkiezingsposter, maar inhoudelijk is het allemaal ongeloofwaardig. Van leenstelsel tot afgeschaft referendum: je krijgt altijd precies wat je er niet van verwacht.

SP- 8 zetels

Het grootste probleem bij de SP zijn zeker niet de rode jongeren die Karl Marxje willen spelen en lustig zwaaien met Das Kapital, wat ze nooit gelezen hebben (wie wel overigens). Nee, het probleem is Lilian Marijnissen. Als ik haar zie verlang ik gewoon nog steeds naar good old Emile Roemer. De oom die op je feestje altijd wel een schunnige mop paraat had, maar als je wat langer met hem sprak er een buitengewoon interessante en oprechte visie over de samenleving op na bleek te houden. Maar Lilian is niet grappig, en verveelt ook snel. Ze heeft het gewoon niet, ze mist de gunfactor. Typisch was de poster in het AD waar ze samen stond met Renske Leijten. Waar zie je dat een lijstrekker moet steunen en leunen op een succesvolle partijgenoot?

GroenLinks- 10 zetels

Ik geloof dat mensen Jesse niet meer zo geloven. Vier jaar geleden kon hij aanschuiven bij Rutte III, maar hij besloot toen niet in de strontkar te springen. Daarmee heeft hij zijn hand overspeeld. Niet alleen was het zeker geen strontkar, het was een ideaal politiek ogenblik om als GroenLinks te begrijpen hoe coalitievorming werkt en hoe je daar desondanks toch jezelf mooi in kunt profileren. De linkse progressieve natte droom gaat in dit Europa echter nooit van de grond komen, simpelweg omdat mensen op zoek zijn naar herkenbaarheid, lokale identiteit en traditie. Het kosmopolitische groene kader is als verhaal ook niet voldoende, en als de uitstraling dan ook nog eens flets wordt, dan gaat het heel moeilijk worden om nog 10 zetels te halen. Ik vrees dat Jesse over the green hill is.

PvdA- 12 zetels

Zo ik bij de SP nog wel eens verlang naar Emile Roemer, mis ik hier Lodewijk Asscher. Ik zou bijna zeggen dat ik een voorkeur heb voor mannelijke lijsttrekkers, maar dat is dan hooguit een impliciet vooroordeel wat op freudiaanse wijze een keer tevoorschijn zou moeten worden getoverd. De enige reden die ik kan bedenken waarom de PvdA zetels gaat terugpakken is omdat het alternatief op de linkerflank bij de SP en GroenLinks voor veel mensen niet werkt. En vooruit, Lilian Ploumen is wel een Maastrichtse en dat levert altijd wat extra sympathie op.

ChristenUnie en de SGP – 7 en 3 zetels.

Gert-Jan Segers en Kees van der Staaij zijn mannen waar je je autosleutels zonder aarzeling bij inlevert en dan nog een gepoetste auto terugkrijgt ook. Beide christelijke partijen zijn betrouwbaar, stabiel en behoren tot het meubilair en het geweten van het politieke landschap. Af en toe is er de mogelijkheid om mee te regeren of relevant te zijn op bestuurlijk niveau, en die vruchten zijn afgelopen jaren door beide partijen voldoende benut. Maar daar waar de SGP haar identiteit zorgvuldig bewaakt komt de ChristenUnie af en toe in een vaarwater terecht waar de prijs voor coalitievorming moet worden betaald. Het is logisch om oppositie te verwachten voor deze partij komende jaren om de christelijke identiteit weer optimaal uit te kunnen dragen zonder hinderlijke ideologische strontvliegen aan de linkerflank of rechterflank.

Partij voor de dieren- 7 zetels

Ik ben altijd geneigd om te zeggen Partij van de Dieren. Het maakt niet veel uit wie hier lijsttrekker is, het is een partij die aan blijft spreken omwille van haar rechtlijnige ideologie, en denk ik vooral meisjes aantrekt die net mogen stemmen en op paardrijden zitten. Ik weet niet hoe ik daarbij kom. Voor de rest is deze hele partij me niet opgevallen gedurende de campagne, dat is over het algemeen een goed teken: aardige winst voor de partij, ondanks de onbegrijpelijke verkiezingsposter waar Ouwehand als Sub-Zero uit Mortal Combat poseert..

Forum voor Democratie- 9 zetels

Ik voorspel een verrassing: de gordijntjesbonus. Niet in het openbaar uitkomen voor het feit dat je stiekem toch Thierry Baudet wel pruimt, maar gewoon wel op hem stemmen en zijn gekkigheid op de koop toenemen. Dat zou zo toch nog heel wat zetels kunnen opleveren. Geen enkele politieke persoonlijkheid heeft de media zo op zijn nek gehad als Baudet met als dieptepunt de voordracht van Martijn Koning. Hoge bomen vangen veel wind, maar hoeven daarom nog niet permanent met de zaag te worden aangevallen. Er lijkt bovendien op het conservatieve liberale vlak heel weinig keus te zijn, wat zwevende kiezers kan bewegen tot nog eenmaal een gokje op Thierry en zijn uil.

DENK -2 zetels

Ik gun ze twee zetels, want Azarkan zonder Kuzu, is als Snip zonder Snap, Bassie zonder Adriaan of Ernie zonder Bert. Die twee van elkaar scheiden zou het wel erg treurig en saai maken. Ze moeten echt kost wat kost behouden blijven al is het maar ter vermaak. Voor de rest kan ik me niet voorstellen dat deze partij ooit nog relevant gaat worden, die kansen zijn verkeken.

50+ – 1 zetel

Dit was de enige partij waarbij ik niet direct op de naam kon komen van de lijsttrekker. Het gekibbel van de oudjes heeft de partij natuurlijk de das omgedaan. Want als je als oudere ergens niet mee geassocieerd wil worden dan is het wel met zure en afgunstige ruziemakers. Een geluk bij een ongeluk is wel dat Henk Krol waarschijnlijk definitief met pensioen kan, want ik geloof niet dat zijn egopartij de kiesdrempel gaat halen. We zullen hem herinneren als een… ja als wat?

Overige partijen- 4 zetels

Het zou mij verbazen als de meeste partijen die meedoen echt het geloof en het gevoel hebben een kans te maken. Alleen JA21, VOLT en Code Oranje strijden om in totaal 4 zetels. Bij1 haalt net de kiesdrempel niet en ook wat betreft de Piratenpartij blijft dat meedoen tegen beter weten in. Splinter, NLBeter en TROTS spreken de kiezers te weinig aan en het voelt ook alsof je stem daarin verzuipt en verloren raakt.

Ik denk dat ik alles excellent heb verwoord en zeer dicht tegen de werkelijkheid aanzit. En mocht dat niet het geval blijken, dan is er vast nog een carrière in de politiek voor mij weggelegd.

Ga stemmen!

 

Het monster op de fiets dat het kind deed vallen

Of: Het Tijdperk van het Slachtoffer

Het Monster. Vrij naar Edvard Munch

In 1870 vraagt John Henry Newman zich vertwijfeld af wat er met zijn tijd gebeurd is. Waar is toch die geweldige menselijke geesteskracht gebleven?[1] Hoe weinig kon hij vermoeden dat Het Tijdperk van het Slachtoffer toen nog moest aanvangen en ‘het zielige’ een van de grootste drijvende maatschappelijke krachten zou worden? In deze korte bijdrage bespreek ik een exemplarisch geval dat onze tijdsgeest zo ongelofelijk scherp samenvat, dat ik geloof nooit meer op iets te stuiten wat dit overtreft[2].

Over welk schitterend verhaal gaat dit dan? Nu, men neme een fietser in de Ardennen. Een man van middelbare leeftijd die eropuit gaat om wat te werken aan zijn conditie. Ergens op het parcours loopt er een kind los van de ouders en staat vader Patrick Mpasa te filmen. De fietser belt en (iemand) roept ‘pas op! Pas op! Pas op’, wil er langs en tikt dan al dan niet opzettelijk het kind met zijn knie aan. Het kind sukkelt naar voren en landt op beide handjes.

Voor wie dat met eigen ogen wil zien (Waarschuwing! De beelden zijn buitengewoon NIET schokkend), die kan terecht op talloze kanalen, zoals hier en hier.

Allereerst – en ik zeg dit er toch maar weer nadrukkelijk bij- moeten we aannemen dat dit niet in scène is gezet om juist spot te drijven met onze tijd en de wraakzuchtige kosmonihilistische twitterzieke probleemdieren waar ze van overloopt. We moeten aannemen dat het hier geen sociaal experiment betreft met de bedoeling de waanzin en de massahysterie ten volle te ontmaskeren op basis van de vraag:

Hoe lang zal het duren voordat dit banale niemendalletje nationaal nieuws is, men er schande, GROTE schande van spreekt en roept om vergelding en bloedige wraak? Hoelang duurt het om van deze man een monster te maken?

Uiteraard niet lang. Zo wil als ik wat grasduin in honderden reacties, Nel G. de fietser opsodemieters verkopen en Sven de B. de fiets om zijn nek vouwen. Een beetje zoals de middeleeuwers dit soort zaken oplosten.

Maar we gaan er dus vanuit dat we niet naar Jiskefet zitten te kijken, maar dat het hier een echte gebeurtenis betreft.

Dan merk ik vervolgens op dat alle nuance en relativering ontbreekt in de berichtgeving. Was dit een fietspad? Kon er niet geremd worden omdat het veel te glad was en anders de situatie gevaarlijker was geworden? Waarom reageren de ouders niet op de hoorbare bel? Hoe komt zo’n filmpje bij een krant terecht en wat is daar in vredesnaam de werkelijke bedoeling van, de zin? Waarom moet die fietser opgespoord worden en gaat er een bericht uit van de federale politie alsof we hier te maken hebben met een terrorist? Waarom wordt zijn identiteit niet a priori beschermd?

Kortom: Wat valt er hier precies te winnen met nationale aandacht (in plaats van het voorval privé te houden), wraakzucht (in plaats van vergevingsgezindheid), aangifte (in plaats van zand erover en kan een keer gebeuren) en jezelf wegzetten als een immens slachtoffer (in plaats van relativeren en jezelf een heel klein beetje te vermannen)?

Ja, waarom kan zoiets zo onbeduidend als dit zo disproportioneel uitgroeien tot een lelijk monster? Waarom moet deze man tot monster worden gemaakt?

Het antwoord is simpel: Omdat we in het Het Tijdperk van het Slachtoffer leven.

Dit is simpelweg kenmerkend voor deze tijd. Geen enkel voorval hoe onbeduidend ook kan door de vingers worden gezien, alles moet publiekelijk worden gemaakt. Autoriteiten voelen zich en zijn gedwongen alles serieus te nemen (omdat de toorn van het publiek er is). Juridisering is de norm, wraak is leidend. Hoe betekenisloos een voorval ook, de veronderstelde dader moet zich dader weten en dader voelen en dader worden. Zijn verhaal doet er niet toe, het slachtoffer heeft alle troeven in handen.

Wat een vreselijke tijd! Wat moet het ook vreselijk zijn om kind te zijn van ouders die hun pedagogische onmacht kracht bijzetten door aangifte te doen, geen genoegen nemen met het verhaal van de fietser, die zozeer bezig zijn met hun slachtofferschap, dat het kind daarbij zelf ondergeschikt lijkt te worden. Want welk doel wordt hier nu precies nagestreefd en welke prijs wordt daarvoor uiteindelijk betaald?

Hoezeer heeft een kind te lijden van het gedrag van de ouders hier? Het is misschien wel de bekendste pedagogische wet dat de schrik van een kind eerder wordt veroorzaakt door de hysterische overprotectieve reactie van ouders dan door datgene wat het kind zelf is overkomen. En hoe onwaarschijnlijk hysterisch moet het worden om hier nationaal nieuws van te willen maken? Je kwetsbare kind ten toon te willen stellen aan Das Man?

Een kind krijgt een tikje en landt op zijn knieën in de sneeuw! Ja, dit onschuldige kind, is nu DAT kind. Het kind wat een tikje kreeg en dankzij de ouders aanleiding werd voor nationale toorn.

Ik vraag me dit alles echt in oprechtheid af. En wellicht vindt iemand het eveneens oprecht ongelooflijk zielig voor dat kindje en zit de fietser wellicht fout en had hij even af moeten stappen (maar wat waren dan de gevolgen geweest?).

Maar kijk nu eens hoe deze zieligheid vervolgens wordt gecultiveerd. En kijk eens even door al mijn woorden heen – of ze je nu bevallen of niet- en vraag jezelf in stilte af wat hier nu gebeurt. Is dit een wereld die je echt kunt willen? Is dit een wereld waar je vrolijk van wordt? Zou jij in het belang van je kind dit alles in de openbaarheid willen slingeren?

Is dit de wijze waarop we kinderen groot willen brengen met het idee dat een tik in het licht geplaatst moet worden van de dreiging van een jaar celstraf?

Natuurlijk mag iemand af en toe verontwaardigd zijn, de behoefte voelen verhaal te willen halen of zijn toestand als tragisch beschouwen. Maar daar moet een vorm van reflectie, relativering, zelfspot en geesteskracht tegenover staan. Zodra die opgeheven worden -in het bijzonder zoals in bovenstaand geval-, wordt je blind en ten volle een zielig slachtoffer van banale omstandigheden. Dan heb je de tijdgeest helemaal mee en is er vluchtig medelijden alom…

Maar als dat alles weer is weggewaaid, ben je slechts een zielig slachtoffer van je eigen slachtofferschap. Wat je niet ombracht, heeft je zwakker gemaakt.

 

[1] Zie p. 476 van An Essay in Aid of A Grammar of Assent (1870).

[2] Dat dacht ik overigens eerder, zie het tragische: Wat-heet-een-pyrrusoverwinning

GroenLinks en de worsteling met Achilles en de Schildpad

Of: 4 verwonderingen over Kauthar Bouchallikht als mogelijk Kamerlid

Zo af en toe noteer ik wat kanttekeningen bij onze politieke besluitvorming en haar randzaken. Niet omdat het veel mensen zou interesseren of dat het grootse inzichten betreft, maar vooral omdat mijn eigen verwondering zich zo opdringt dat ze pas op papier enigszins tot bedaren komt. En in het politieke moeras van aanhoudende verwondering stuit ik nu op de nummer negen van de kandidatenlijst van GroenLinks voor de Tweede Kamer: mevrouw Kauthar Bouchallikht.

Dit betreft vast een uiterst marginale kwestie zou je zeggen, zeker waar, met dit verschil dan dat Bouchallikht in opspraak is gekomen omdat ze vermeende banden zou hebben met de moslimbroederschap. Volgens onderzoeksjournalist Carel Brendel, die er een uitvoerig bronnenonderzoek op nahield bestaat daar weinig misverstand over. Publicist Özcan Akyol verbaasde zich hooglijk toen hij haar zag op foto’s van het nationalistisch-conservatieve islamitisch verbond Milli Görüş en zelfs op Joop.nl, de kraamkamer van inclusief Nederland, zijn er mensen die met hun hoofd schudden (!). Enfin, als dat geen verwondering opwekt, dan weet ik het ook niet meer.

Verwondering I
Uiteraard is er allereerste vanzelfsprekende ontkenning. Stel je maar eens voor dat het toegegeven zou worden en Bouchallikht zou zeggen:

Ja beste kiezers, alles wat de onderzoeksjournalist zegt klopt. Het is zoals het is, maar ik blijf het milieu een warm hart toedragen. Zo was ik namelijk ook voorzitter van de stichting Groene Moslims!

Toen ik benieuwd was deze website eens te bezoeken –want wat zijn groene moslims dat er een aparte stichting voor moet worden opgericht– bleek dat mijn browser daar niet zoveel trek in had:

Dat is dan wel weer schitterende ironie; dit zou je nooit zelf kunnen verzinnen.

Hoe dat ook zij, de ontkenning is menselijk weer al te menselijk en volgens Jesse Klaver wordt Bouchallikht nu zo kritisch benaderd omdat zij moslim is (AD 20/11/2020). En volgens inclusiteitsdeskundige Zoë Papaikonomou is het zo dat “de islam en moslims gelden als bedreigingen en zonder pardon worden verdacht gemaakt.” (AD 20/11/2020).

Verwondering II
Dat is een zo’n schitterende onzinverdediging die zo gruwelijk lamlendig in elkaar steekt dat je er eigenlijk geen woorden meer aan vuil hoeft te maken.

Maar dat doe ik toch, voor die ene die het wel een goed argument vindt. Het is in dezelfde lijn als dat zonder pardon de SGP’er altijd weer in de hoek wordt gedreven als het gaat over het abortusvraagstuk of seks voor het huwelijk. Het is hetzelfde als dat zonder pardon alles wat een gemiddelde PVV’er aanraakt door talloze lui in de extreemrechtse hoek wordt geschopt. Het is hetzelfde als dat Slob een slip-of-the-tongue heeft en zonder pardon Artikel 23 de fik in moet en ‘het eens afgelopen moet zijn met die christelijke idioten’. Het is hetzelfde als dat Baudet zonder pardon door talloze lieden aanhoudend als fascist wordt neergezet en de hele partij kapot moet of de ‘vieze k***********l’ Pieter Omtzig zonder pardon dood. Etc. enz., und so weiter.

Omdat ze allemaal moslims zijn?

Nou, nee, omdat ze politiek willen bedrijven en daarbij onder het vergrootglas liggen van miljoenen nederige onderdanen met een hele grote waffel. Klik- en Tweet-geile onderdanen die op de een of andere manier hun eigen identiteit willen afmeten tegenover die van de politicus. Simpele medialogica verklaart de rest. Zo werkt dat nu eenmaal en het gaat hier lang niet zo ver als bij Omtzigt bijvoorbeeld.

En als je deze zogenaamde verdachtmakingen niet hebt zien aankomen, dan ben je bij voorbaat al kansloos in de politiek. Gelukkig zag Bouchallikht wel in dat het erbij hoort en meldt ze in een Tweet:

Het doet me pijn om hierop te moeten reageren, maar ik wist dat dit soort verdachtmakingen zouden gebeuren toen ik me kandideerde voor GroenLinks. Elke keer weer dezelfde tactiek: guilty by association.

Zonder er inhoudelijk toe te lichten wat haar bedoeling is geweest bij al die door deskundigen aangemerkte bedenkelijke clubs, volgt dan geheel in de lijn met wat ik eerder vaststelde “Het Tijdperk van het Slachtoffer” een grote “We got your back”-steunbetuiging. Om nog maar eens te benadrukken dat de boze buitenwereld altijd maar weer de kwetsbare moslims aanpakt omdat ze moslims zijn (let ook op het subtiel suggestieve altijd weer dezelfde tactiek). Wat dus niet zo is.

Verwondering III
Want hoe zit Bouchallikht werkelijk in elkaar? We zien een schitterende paradox: niet eentje in de zin van dr. Jekyll en mr. Hyde, maar eentje in de trant van Achilles en de Schildpad: een vrolijke dame met een hoofddoek (Schildpad) die opkomt voor gelijkheid en duurzaamheid (Achilles), die zich laat inspireren door de islam (Schildpad) en tegelijkertijd progressieve stokpaardjes als een abortuspil en een geëmancipeerd lhbtqx-beleid omarmt (Achilles). Achilles haalt de schildpad natuurlijk nooit in – maar ook weer wel. Kortom: wonderlijk, wonderlijk!

Maar als ik dan toch heel kort even de psycholoog mag uithangen: Bouchallikhts trotse kandidatuur voor de kamer in 2021 is gewoon een coming out of age. Het is voor haar een streep willen zetten onder haar verleden en er nooit meer aan herinnerd willen worden of in alle andere gevallen de betekenis van het verleden hardnekkig relativeren, zoals Rita Verdonk ooit een streep zette onder haar PSP- en PPR-lidmaatschap en een volwassen liberaal werd, zonder ooit nog aan dat verleden te willen worden herinnerd. Dat liep voor Rita niet zo heel goed af verder, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Het zou heel goed kunnen dat zoals vaker wanneer er sprake is van diepe banden met verschillende subculturen, iemand loyaal wil blijven op beide fronten. Dat spanningsveld zien we ook hier weer terug en het zal komende jaren, helaas voor Bouchallikht, nog vaak onder de aandacht worden gebracht. Dat is nu eenmaal ook inclusief in deze tijd.

Verwondering IV
Het laatste wat ik nog wil zeggen, is zeker niet de minste verwondering. Hoe kan iemand als talent (‘De commissie ziet in Kauthar een groot en wijs talent’, aldus de GroenLinks-website) uit het relatieve niets op zo’n hoge positie worden geplaatst volgens een kandidatencommissie? En waarom plaatst zo’n club iemand als Lisa Westerveld (Achilles zonder Schildpad), die al 4 jaar ongelofelijk veel resultaten boekt voor GroenLinks een plek lager? Welke logica schuilt achter zoiets? Is dat voor een gewone sterveling ooit te bevatten?

Wellicht dat iemand denkt dat hier gehengeld wordt naar alle 2017-stemmers van DENK die sinds het gesodemieter aldaar weer zwevend zijn, maar daarvoor lijkt mij Bouchallikht toch echt te (oprecht) progressief.

Of, en dat lijkt mij logischer, je zou kunnen stellen dat een vrouw als Westerveld toch wel op eigen kracht hoger komt te staan dankzij de GroenLinks-leden die zich over de kandidaten mogen uitspreken, en de commissie hier een sterk staaltje positieve discriminatie voor ogen heeft gehad. Want normaal gesproken mogen talenten in bijvoorbeeld het voetbal langzaam wennen op de bank of eens ruiken aan het grotere werk in het tweede elftal, maar hier is de suggestie van de kandidatencommissie: voor ons een zekerheid in de Kamer. Ik ben echter zeer benieuwd naar de uiteindelijke lijst en hoe ver de kiezer bereid is te gaan hier. Want een ding is zeker: met de voordracht van Bouchallikht zoekt zelfs GroenLinks haar eigen grenzen op.

Voor mij mag Bouchallikht gerust op het pluche laten zien hoe ze de schilpad wil verslaan, maar het zou mij niet verwonderen als Jesse Klaver straks beter slaapt als zijn leden besluiten dat het toch een stapje te ver is geweest. Heerlijk zo’n democratie! Zeno zou het mooi gevonden hebben.

Kruisigem. Of: de voorbeeldige christen

De keuze van het Sinterklaasjournaal voor de fictieve plaats Kruisigem als mogelijke aankomstplek van de Sint, en daarbij de afbeelding van een crucifix, Christus aan het kruis, heeft hier en daar wat verbazing gewekt. In deze overweging plaats ik enkele kritische noten bij deze beduidende onbeduidendheid.

Niet zo lang geleden schreef ik nog een stuk met de titel Ik kan uw grap nog zo misselijkmakend vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten. Dat staat natuurlijk als een huis. Het onderstaande gaat dus ook niet over het feit dat in een kinderprogramma volwassenen weloverwogen het christendom en in het bijzonder het katholicisme bespotten. Het gaat ook niet over de vraag of het überhaupt grappig is en of de timing deugt – vrij essentieel als het gaat om humor-. Het gaat ook niet over de vraag waarom een publieke omroep moeite steekt in het belachelijk maken van wederom (de kern van) het christendom en niet zoals mensen opmerken de islam; dat zou natuurlijk een zeer bijzonder statement zijn geweest, maar overduidelijk teveel gevraagd.

Nee, het is helder dat hier iemand doelbewust een grappig bedoelde woordspeling heeft willen maken opgesierd met een gekruisigde Christus voor extra effect, zonder duidelijke aanleiding of relevante context en al te veel risico’s. Gewoon: een hele veilige, gemakkelijke, uit de lucht gegrepen grappig bedoelde voorstelling.

Waar ik nu wel over wil spreken is de ophef hierover. Die is er namelijk vrijwel niet. De wereldvreemde NTR-redactie we dachten dat het niet zou kwetsen heeft geen politiebescherming nodig en hoeft ook niet onder te duiken. Er zijn geen doodsbedreigingen geuit, oproepen tot geweldpleging gedaan, er is geen Kamerdebat nodig en het heeft nauwelijks impact op sociale media.

Des te opmerkelijk dat er een boel halfzachte opmerkingen en stukjes zijn verschenen waarin wordt opgeroepen dat ‘dat christenen zich niet zo druk moeten maken’, ‘hypocriet zijn’,  tegen een stootje moeten kunnen en vooral niet een slachtofferrol moeten gaan aannemen.

Het dieptepunt trof ik aan bij Chiel Voerman. Een vlogger die vlogt over ‘Wat geloof in mijn leven doet’. Het is prachtig exemplarisch hoezeer iemand de plank mis kan slaan in een analyse en de onwijs beschaafde christen ook nog zijn laatste kritische bedenkingen wil smoren.

Zijn warrige betoog -lees het gerust eerst helemaal zelf- begint met een warrige titel: Kruisigem, daar gaan de fatsoenlijke christenen weer.’ Waartoe dient het woord fatsoenlijk in deze context? Is het niet goed om fatsoenlijk te willen zijn? En waar ging het eerder massaal mis? Want: daar gaan we weeeeeer…?

Voerman is voorts geweldig onder de indruk van deze schitterende taalvondst en kan er vleselijk (ondeugende taalvondst van mij!) van genieten. Een kinderhand, het is tenslotte een kinderprogramma, is dan wel heel gauw gevuld. Hij zou waarschijnlijk ook in een deuk hebben gelegen bij het plaatsje Snijmedan of Steekmemarum en een afbeelding van Geert Wilders op de achtergrond. In een kinderprogramma, die hebben dat toch niet door. Tja, alles is subjectief bij Voerman, dus over humor valt niet te twisten. ‘Over wat je oneerbiedig vindt of niet eigenlijk ook niet.’ Maar ook weer wel, want hij schrijft er een stuk over. Enfin.

Geschokt is hij echter ook. Hij stelt:

Weet je waarom ik ook geschokt was toen ik die prachtige woordspeling zag? Dat ik er al helemaal vanuit ging dat mensen erover zouden vallen. Dat er weer een smet over het spel voor jong en oud zou komen. Ik was dus geschokt over mijn eigen opvatting dat christenen bekrompen en fatsoenlijke mensen zijn.

Nu wordt de context van het woord ‘fatsoenlijk’ wel wat duidelijker: christenen zijn bekrompen en fatsoenlijke mensen. Helemaal ‘volgens verwachting’. Deze lachwekkende generalisatie slaat natuurlijk nog steeds nergens op, maar het is dus duidelijk dat een christen beter niet fatsoenlijk -eerbaar, overeenkomend met het fatsoen, netjes, welgemanierd, welopgevoed – kan zijn volgens Voerman. Het grappige is dat etymologisch het woord bekrompen ook kan verwijzen naar ‘mensen van lage stand’, terwijl het woord fatsoenlijk kan verwijzen naar ‘mensen van hoge stand’. Maar ik zei al: het is een heel warrig verhaal. En ik zal daarom ook maar niet al te veel interpreteren, en ‘weer een smet’ niet opvatten als een pleidooi voor Zwarte Piet.

Voerman is nog niet klaar. Hij heeft als doel een spiegel voor te houden:

Dan die spiegel weer. Waarom zijn we zo geschokt door Kruisigem. (sic) Op wie zijn we eigenlijk boos? Zijn we echt zo braaf en fatsoenlijk als we een ander opleggen? Voelen we ons slachtoffer van de mensen om ons heen? En waarom voelen we ons aangevallen als iemand een grap maakt? (Christelijke cartoonisten krijgen er ook regelmatig van langs). Waarom geloven we niet gewoon in de goede bedoelingen van een ander? Denken we dat God hier niet tegen kan? Denken we dat Jezus braaf was?

Wat zijn dit voor merkwaardige en vage vragen, en aan wie worden ze eigenlijk gesteld? Denken we dat Jezus braaf was? Wat is de implicatie van een antwoord op deze vraag in deze context precies? En wie is hier de ‘we’? Hij in ieder geval niet zelf blijkt uit het artikel, ook al lijkt dat nu wel zo. Maar wie dan wel? Is dit een oproep tot naïviteit en weerloosheid?

Ik zou willen zeggen: godzijdank wordt een aantal mensen hier nog door geraakt. Het toont aan dat een christen nog niet zo afgestompt is door de schier eindeloze ridiculisering in de mainstream media, waar de clichés over homoseksualiteit en abortus haast de enige onderwerpen zijn die daar aandacht vangen als het gaat over christenen.

De kracht van de ‘kritische’ reacties zit juist in het feit dat er zo ongelofelijk fatsoenlijk mee wordt omgegaan. Ja, ik zeg hier fatsoenlijk: dus beschaafd, volwassen, maar wel kritisch en weerbaar. Het bijzondere is dus juist dat christenen zich heel beschaafd af en toe druk maken over de tomeloze hoeveelheid spot die over ze wordt uitgestort.

Van de rooms-katholieke homo- en pedofielengrappen, tot aan het parodiëren van de ‘muffe’ refo-cultuur, tot aan de Lachende kerk van Fons Jansen tot aan Theo Maassen die aan een kruisbeeld likt, tot aan het ridiculiseren van de paus tot aan de eindeloze badinerende commentaartjes op fora als het gaat over het christendom, etc. etc. En wat heerlijk dat al die commentatoren, twitteraars, cabaretiers, cartoonisten en NTR-redactieleden zo vrij en onbevangen zich kunnen uiten over het christendom. En maar om één reden: de christen is ongelofelijk weerbaar, ongelofelijk fatsoenlijk en ongelooflijk in staat om te incasseren.

Voerman echter heeft een bleek weekdier in zijn voorstelling als hij over ‘de vele christenen’ schrijft en vindt dat ‘we’ juist moeten kijken naar onze weerbaarheid:

Dus laten we het maar loslaten en kijken naar onze eigen weerbaarheid: hoe sterk sta jij in je geloof. Kan jij je in het gezicht laten spugen zoals Jezus liet gebeuren zonder er minder heilig van te worden?

Als de verwarring nog niet compleet is en het statement nog niet genoeg heeft gerammeld, ben ik hier toch ook weer wat confuus. Want moeten we dit nu zo lezen dat de taalgrap vergelijkbaar is met je in het gezicht te laten spugen? In dat geval staat Voerman er dus ook nog eens hard bij te lachen en roept ondertussen: ‘Denk aan je weerbaarheid!’ Dat is pas echt een kostelijke voorstelling, maar ik vrees toch dat hier heel wat zaken elkaar worden gehaald. Ik laat dit maar rusten.

Voerman eindigt met:

Laten we geen mensen meer kruizigen (sic), ook niet de bedenkers van deze plaatsnaam. Laten we hen omarmen in de liefde van Jezus.

Wie wil er in vredesnaam dan mensen kruisigen? In welke voor mij totaal onbekende fundamentalistische sociale netwerken begeeft deze man zich dat hij een stortvloed aan verwijzingen en oproepen heeft gezien dat hier nog mensen gekruisigd moeten worden voor deze flauwekul? Het enige wat ik zie is een boel gelatenheid en een toppunt van beschaving, zoals ook exemplarisch hier is te lezen op het Twitteraccount van Alain Verheij.

Kortom: we moeten ongelofelijk blij zijn met hoe het leeuwendeel van de ‘gristenen’ zich al jaren, decennia, eeuwen verhouden tot de eindeloze, en zoals in dit geval ook contextloze spot. Daar waar heel wat minderheidsgroeperingen parasiteren op de slachtoffercultuur, zet een pruik op en een brede oproep tot boycot is je deel– zijn het de christenen die een genuanceerde en redelijke stem vertolken als ze weer te grazen worden genomen in het wezenlijke.

Zeker niet kritiekloos, zeker niet mak, maar voor iedereen die er zoals Voerman aan twijfelt en doet alsof het absurd is hoe er gereageerd wordt, raad ik aan de wereld eens voor te stellen als iedereen zo zou reageren op spot zoals nu op dat Sinterklaasjournaal gebeurd. Het zou een absolute zegen zijn.

Never shoot the messenger: een overweging naar aanleiding van de moord op Samuel Paty

Een overweging naar aanleiding van de moord op Samuel Paty

Over de krankzinnige moord op de Franse docent Enseignement Morale et Civique Samuel Paty vallen heel veel vragen te stellen. Sommige daarvan zijn al vele malen eerder gesteld, zoals de vraag waarom iemand die problemen heeft met het vrije denken in een land wil vertoeven waar de vrijheid van expressie als norm geldt.

Of hoe de zwakzinnige ironie te begrijpen valt dat je je daad op Twitter, -toch het platform van de vrije mening- aan de wereld wil mededelen. Of de vraag wat dit alles nu voor welke zaak dan ook maar iets heeft bijgedragen.

Zoals altijd lijkt immers het tegendeel eerder het geval, zoals de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh tot een tsunami van rechts-populisme heeft geleid en de aanval op Charlie Hebdo tot een stortvloed aan gewraakte cartoons. Kortom, die onbegrijpelijke bedoelingen moeten we echt niet verder proberen te doorgronden, zoals ik al eerder betoogde.

Waar ik hier wel bij wil stilstaan is iets anders wat samenhangt met het bovenstaande. Namelijk iets wat we de laatste jaren vaker hebben gehoord na dergelijke aanslagen:

‘We blijven staan waar we voor staan, maar we worden wel bedachtzamer.’

Wat betekent dit nu precies? Wat betekent het als iemand zegt:

‘Ik ben bedachtzamer geworden na de aanslagen’?

Het eerste waar ik aan moest denken is dat bedachtzamer in deze context een eufemisme is voor laffer en banger, terwijl het buiten deze context eerder iets positiefs lijkt. Het is in ieder geval verwant met woorden als ‘bezonnen’, ‘welberaden’ en ‘omzichtig’ volgens Van Dale. Met name ‘omzichtig’ drukt een toegenomen kwetsbaarheid uit.

Vergelijk: ‘De deur van de slaapkamer werd zeer zachtjes en omzichtig geopend’. Niet overhaast, niet luid, maar: bedachtzaam. Omdat er ergens iets kwetsbaars schuilgaat. Ik denk dan ook dat iemand die bedachtzamer is geworden zijn kwetsbaarheid kent of is gaan kennen. En kwetsbaarheid moet je beschermen. Is dat dus minder durven, omdat de durf een risico in zich draagt voor de kwetsbaarheid?

Maar hoe verhoudt dit zich dan met de vrijheid van meningsuiting? Die is ook kwetsbaar. Hoe verhoudt zich dit met de stelling dat we nooit zullen toegeven op de vrijheid van meningsuiting? Ja, hoe gaat het bedachtzamere en de vrijheid van meningsuiting samen?

Hoe presenteer je bijvoorbeeld bedachtzaam spotprenten over een religie in een college? Of is het bedachtzame hier juist dat je dit niet meer doet maar omzichtig probeert desondanks een punt te maken over vrijheid van meningsuiting?

Is iemand die bedachtzaam is geworden tot inzicht gekomen dat het laten zien van een spotprent niets toevoegt aan de boodschap die men wil verkondigen? Is een bedachtzaam iemand hier, iemand die de ironie en het ridiculiseren van systemen niet meer toont, maar louter abstract en feitelijk mededeelt?

Het grote probleem is denk ik dat je hiermee op een hele rare glijdende helling komt te zitten. Want ik ben bang dat zelfs het abstract mededelen niet bedachtzaam genoeg blijkt. Want iedereen is kansloos tegen welke vorm van radicale domheid dan ook, hoe bedachtzaam je ook bent. Dus wat levert het bedachtzame de bedachtzamere uiteindelijk op?

Ik las dat Samuel Paty in zijn les had gezegd dat wie aanstoot zou kunnen nemen aan de spotprenten de ruimte had om de les te mogen verlaten. Dat is denk ik zeer omzichtig, bedachtzaam. Net zoals in mijn filosofielessen ik toehoorders altijd vooraf aangeef dat alles wat we bespreken veilig in een zwarte doos behoort te zitten.

In die zwarte doos is alles mogelijk en hoeven we niet omzichtig te werk te gaan. Maar als iemand merkt of denkt dat hij (bij voorbaat) de materie niet meer in de doos weet te houden, bijvoorbeeld dat hij emotioneel geraakt wordt door een begrip als zelfmoord, dood, liefdesverdriet of in het geval van Paty een spotprent, dan mag hij de les verlaten om even de noodzakelijke afstand te nemen.

Want vrijheid van meningsuiting in het onderwijs betekent dat je over complexe onderwerpen en moeilijke begrippen van gedachten moet kunnen wisselen, zonder dat de uitkomsten per definitie iets zeggen over een persoon die ze aandraagt. Het zijn altijd primair verkenningen.

Het is niet omdat ik het fragment ‘de dolle mens’ uit De vrolijke wetenschap van Nietzsche lees, ik zoek naar de toorn van katholieken in mijn klas. Het is niet omdat ik enkele passages uit Das Kapital fileer ik uit ben op de woede van linkse meisjes. Het is niet omdat ik uit Mein Kampf citeer ik een warme aanhanger ben van het antisemitisme en daarmee aanwezigen met een joodse achtergrond tegen me in het harnas wil jagen. Nee, natuurlijk niet. In het onderwijs geldt de gouden wet: never shoot the messenger. Hoe wrang dat nu ook klinkt.

Zo geloof ik ook dat Paty nooit de bedoeling heeft gehad om te kwetsen. Nee, hij heeft gewoon lesgegeven. Hij wilde iets onderwijzen. Hij was bedachtzaam genoeg door van te voren aan te geven dat de boodschap wel eens bitter zou kunnen worden. En wie uiteindelijk een bittere boodschap weet te doorstaan, die is veel sterker in zijn opvattingen en persoonlijkheid: dat is ook de rol van onderwijs. Leren je altijd te kunnen verhouden tot het andere, zonder dat je de controle over jezelf verliest.

Ik moet voor nu tot de conclusie komen dat ik nog steeds niet goed weet wat het betekent om bedachtzamer te worden, maar dat ik er geen goed gevoel bij heb. Paty was bedachtzaam -in zijn context iets heel positiefs. Bedachtzamer was niet nodig. Als de vrees om het lot van Paty te tarten aanleiding is om bedachtzamer te worden dan hij was, gaat het de verkeerde kant op en wordt bedachtzamer wel laffer, met als nieuwe uitdaging hoe je iedereen in je les te vriend kunt houden.

Maar we geven a priori geen onderwijs om vrienden te maken en toehoorders te plezieren. We geven onderwijs om mensen kritisch te maken over wat er in de wereld gezegd en gedacht en getoond wordt. En daarvoor moeten we zeggen, denken en tonen. Het bedachtzamere knaagt aan dat fundament.

Saskia Noort en abortus: van de regen in de drup

Dat het abortusdebat over het algemeen gekaapt en beheerst wordt door extremisten, wekt voor mij geen verbazing meer. Het zijn de simpele logische wetten van de media. Het zoveelste exemplarische voorbeeld treffen we nu weer aan in het Algemeen Dagblad. Hier voegt Saskia Noort, een romanschrijfster die een podium heeft gekregen om zich druk te mogen maken over allerlei maatschappelijke kwesties, een nieuw dieptepunt toe. In haar verhaaltje getiteld ‘Pik, bemoei je niet met abortus’ (AD, 3/10/2020**), weet ze het complexe abortusvraagstuk met enkele pennenstreken terug te brengen tot een feministische karikatuur voor de kudde. Omdat ik blijf geloven dat dit soort extreem versimpelde provocaties weersproken moeten worden of in ieder geval, dat er een genuanceerd alternatief moet worden bepleit, bespreek ik hier enkele opmerkingen van Noort die zij bijdraagt aan het debat.

Dat brengt ons allereerst bij de vraag of ik, als man, überhaupt iets mag zeggen in dit debat. Volgens Noort niet:

‘Ene Frank Bosman, cultuurtheoloog riep op Radio 1 op tot een discussie over abortus, een debat zelfs over de abortuswetgeving, een man nota bene, waar haalt hij het lef vandaan?’

Het woordje ‘ene’ is hier veelzeggend, evenals het ‘nota bene’. Het is een denigrerende manier om iemand als een onbeduidende dwaze speler weg te zetten en hem dientengevolge af te schrijven als serieuze gesprekskandidaat. Maar dat geldt dus voor alle mannen bij Noort. Ze lijkt daarmee te stellen dat morele discussies alleen gevoerd mogen worden door personen die er zelf het lijdend voorwerp van zijn. Dat zou een geheel nieuwe blik werpen op de hele geschiedenis van de ethiek: je mag alleen nog je verstand ergens voor gebruiken als je zelf in staat bent om het mee te maken of hebt meegemaakt. De absurditeit van zo’n stelling behoeft geen nadere toelichting denk ik. Bosmans column pleit op een hele brave manier voor niets meer dan een open gesprek over een complex onderwerp. Zo iemand het liefst monddood zien miskent bovendien paradoxaal genoeg dat een van de recent beste filosofische verhandelingen voor abortus van een man afkomstig is.

Noort vervolgt:

‘Heeft mijn moeder voor niets op de barricades gestaan?’

Studenten Nederlands hebben hier een goede oefening om het type drogredenering te herkennen, want wat heeft een oproep tot een genuanceerd en vrij debat in ’s hemelsnaam te maken met het feit dat haar moeder ooit haar vrije mening heeft geuit? Het lijkt me toch niet dat iemand die op een barricade gaat staan terstond een eeuwig vacuüm creëert waarbinnen er nooit meer iets anders van gedacht mag worden? En voor niets is het ook al niet geweest: al sinds 1984 zoals Noort zelf aangeeft, is er heel veel ruimte gecreëerd voor abortus in noodsituaties, waarmee Nederland tot de progressiefste landen ter wereld behoort.

Wat dan volgt is een parodie op de man en een bespottelijke schets van de vrouw als een schijnbaar hulpeloos slachtoffer zonder enige vorm van vrije wil:

‘Wij vrouwen zorgen al vele decennia voor de anticonceptie, die wij betalen en in ons lijf gooien, met alle bijwerkingen van dien. De eerste single heteroman met condooms op zak moet ik nog tegenkomen en wij single hetero vrouwen kennen allemaal de smoezen van mannen om condoomvrij te kunnen neuken, om nog maar te zwijgen over de keren dat het condoom ineens er zogenaamd per ongeluk was afgeglibberd’.

Het kan in ieder geval niet op wat betreft grove generalisaties en stereotypes. Noort lijkt te leven in een voor mij onherkenbare boze wereld louter gevuld met onverantwoordelijke mannen die zich bedienen van smoesjes waar een vrouw geen antwoord op heeft. Bovendien rommelen deze mannen -keer op keer- ook nog moedwillig (en handig geloof ik) met anticonceptie en zijn zij kennelijk schuldig aan het feit dat een vrouw zich dus moet volstoppen met rotzooi? Ik kan het verkeerd lezen. Het is in ieder geval niet heel helder wat dit te maken heeft met abortus, maar gelet op het feit dat Noort alleen maar dit soort idioten tegenkomt, pleit het wel voor enig medelijden.

Want ze wil wel een debat over abortus namelijk:

‘Ik zou wel een debat willen, maar dan zonder mannelijke egotrippers erbij.’

Nu, als mij één iemand niet voorkomt als een egotripper (volgens Van Dale ‘iem. die een egotrip maakt’) is het Frank Bosman*. De suggestie wordt nu heel even gewekt dat mannen welkom zijn in haar debatwereld, zolang ze maar geen egotrippers zijn. Dat staat dan weer haaks op de titel ‘Pik, bemoei je niet met abortus.’ Duidelijker was wellicht geweest: ‘Mannelijke egotripper, bemoei je niet met abortus.’ Tenzij iedere pik natuurlijk een egotripper is, waar het in deze bijdrage van Noort wel op lijkt. Ik vraag me ook af wat de man eigenlijk meer is dan een pik in de denkwereld van Noort.

Noort wil dus wel een debat maar voorts niet discussiëren over het recht op abortus ‘want die [sic] staat al bijna 40 jaar buiten kijf’ (Ja, moeders stond dus toch niet voor niks op de barricade!). Ik denk juist dat hier een interessant pijnpunt zit welke je niet uit een zinvolle abortusdiscussie kunt slopen. De wijze waarop dit recht namelijk ingevuld wordt is een van de grootste aanjagers van het hele debat denk ik. Ik heb al eerder uitvoerig een aantal feitelijkheden aangedragen die volgens mij dringend aansporen tot reflectie over het recht. Niet over het recht op zich, maar over de wijze waarop het recht wordt gehanteerd en de slippery slope die ermee samenhangt.

Wie bijvoorbeeld Sporkens in de jaren ‘80 medische standaardwerk  Ethiek en gezondheidszorg erop naslaat, begrijpt spoedig hoezeer de abortuswetgeving de bedoeling had om vrouwen de ruimte te geven in gevaarlijke en medische noodsituaties en hoezeer dit vooral niet bedoeld was voor sociale indicaties zoals problemen verwacht bij de opvoeding, geen geld hebben, het geslacht van het kind wat niet aanstaat, etc. (Vgl. 1e en 2e evaluatie WAZ, 2005, 2020). Vanuit het morele principe dat een ongewenst kind om die redenen niet een toekomst zou mogen worden ontnomen (zoals Saskia en ik die voor ons zien), bepleit Sporken diverse alternatieven en wijst tenslotte op de plicht en verantwoordelijkheid van de menselijke samenleving om dit kind te laten ervaren dat zij bereid is het te aanvaarden.

Nu zijn deze argumenten niet per se doorslaggevend. Toch kan het feit dat meer dan 90% van de huidige abortussen een sociale indicatie heeft, waar het dus over kerngezonde kinderen gaat en er geen medische gevaren voor de moeder spelen, niet zonder meer onder het tapijt worden geschoven, maar behoort het een onderdeel te zijn van een serieus, gezond en volledig debat, evenals de door mij al vaker aangehaalde grote abortusrecidive (in de zin van ongewenste herhaling, niet in de zin van misdrijf), die weinig tot helemaal niets met het ‘baas in eigen buik’ meer te maken lijkt te hebben. Maar ik zal dit hier niet nogmaals voor het voetlicht brengen.

Noort wil het wel over andere zaken hebben:

‘(…) waarom anticonceptie niet gratis is, maar abortus wel. Waarom de abortuspil niet door de huisarts kan worden verstrekt, zodat vrouwen niet langs de haag scheldende christenen bij de abortusklinieken hoeven. Waarom de paternalistische bedenktijd nog steeds bestaat, alsof vrouwen impulsief en lukraak tot een abortus besluiten.’

Ze werpt hier terecht een paar interessante stellingen op. Het valt zeker moeilijk uit te leggen waarom anticonceptie niet gratis verstrekt wordt door de overheid en een abortusingreep wel. Voorkomen is beter dan doden zou je cynisch kunnen stellen. Ook de politiek maatschappelijke discussie of de abortuspil bij de huisarts verkrijgbaar zou moeten zijn is een complexe en interessante, maar helaas lukt het Noort ook nu weer niet om afleidende domme generalisaties achterwege te laten. Vrouwen moeten immers ‘langs de haag scheldende christenen’. Die kunnen we dus bij deze ook afschrijven als gesprekspartners, waarmee het de vraag is wie er voor Noort eigenlijk nog wel overblijven als gesprekspartner, buiten vrouwen die het eens zijn met haar.

Tenslotte blijft nog even hangen waarom bedenktijd paternalistisch zou zijn. Of wat er überhaupt tegen bedenktijd is. Het gaat niet ten koste van rechten, maar het doet wel recht aan een immens complexe toestand, waar de ruimte voor zorgvuldige afweging tijd vraagt. Haar opmerking ‘alsof vrouwen impulsief en lukraak tot een abortus besluiten’, sluit niet aan bij de intentie van de bedenktijd en als we toch in extremen willen blijven hangen, ben ik benieuwd wat zij denkt van een vrouw die in Nederland voor de 10e, 11e, 12e en 13e maal bij de abortuskliniek aanklopt. Impulsief en lukraak, dat weet ik niet, maar de suggestie van Noort dat het allemaal over doordachte weloverwogen keuzes gaat, geheel soeverein, is veel te armoedig als standpunt binnen het debat.

Noorts conclusies dragen in kwaliteit feitelijk niks meer bij aan hetgene ze hiervoor al heeft aangedragen:

‘Het abortusrecht is een moreel recht van iedereen met een baarmoeder, en iedereen met een pik dient zich hier niet mee te bemoeien. Het is niet zijn recht, en ook niet zijn ‘kindje’.

Ik heb al vaker betoogd dat men een moreel recht niet moet verwarren met een absoluut recht, één van de eerste lessen die je leert binnen de ethiek. Noort lijkt zich van dit onderscheid niet bewust en ik denk dat ze dit als hetzelfde beschouwt. Moraliteit vereist echter verantwoordelijkheid en with great power comes great responsibility. Dat de man tenslotte ook niet meer mag spreken van zijn kind, past geheel in het beeld dat de man systematisch moet worden uitgesloten en buitengesloten, zodat er een triest en weinig hoopgevend debat nog overblijft als het aan Noort ligt. De miskende pijn en het verdriet van de man echter, zoals die in de beperkte onderzoeken boven water komen, zouden op zijn minst door Noort serieus mogen worden genomen.

Maar het is de vraag vooral hoe serieus we Noort moeten nemen binnen deze complexe thematiek. Noort lijkt mij een zeer intelligente vrouw en een getalenteerd schrijfster, maar dit misbaksel doet denken aan Famke Louise die plotseling ook wat te melden heeft over Covid -volstrekt geen idee hebbende van de complexiteit en de reikwijdte van het debat en zijn deelnemers- en wat uitgekauwde argumenten oplepelt en gelooft daarmee een autoriteit te zijn.

Ik kan me echter niet voorstellen dat Noort bij nadere overweging echt gelukkig is met deze aaneenschakeling van infantiele argumenten en drogredeneringen. Het geeft bovendien teveel ruimte aan de gedachte dat zij als een soort provocatief clowntje misbruikt wordt, of erger nog opzettelijk deze rol vervult, om maar zoveel mogelijk reacties te genereren en de brievenbus van het Algemeen Dagblad vol te krijgen.

Dat is in ieder geval iets wat wel bijzonder zal slagen; het abortusdebat echter schiet met Noort helemaal niets op en ik zou haar willen zeggen ‘stop met die pogingen om zo het debat te controleren en te beheersen.’ Het verdient echt beter.

_____________________________

*Disclaimer: Waar Bosman in zijn schrijven oprecht veinst zich te excuseren voor het feit dat hij ‘een cisgender, heteroseksuele, blanke man met baard (41 jaar) is, zich geheel bewust van al zijn privileges’  peinst de onbeduidende auteur dezes er niet over zich voor deze toevalligheden te verontschuldigen, laat staan te veinzen dat te moeten doen.

**Brontekst, zonder foto ivm copyrights.

11 filosofen waar we voorgoed van verlost moeten worden

Een aanzet tot verdiende vergetelheid

Nu de Universiteit van Edinburgh de dappere stap heeft genomen de naam van diens beroemdste burger te cancellen -ik noem hem dus ook geeneens meer-, wordt het wat mij betreft tijd voor een veel grotere schoonmaak. Deze tijd vraagt om de totale afrekening en vernietiging van historisch en cultureel intellectueel erfgoed waar een stinkende lucht omheen hangt. Onderstaande korte notities zijn slechts het topje van de ijsberg waar het gaat om persoonlijkheden in de Westerse filosofie, die van iedere vorm van eerbewijs moeten worden gestript. Ik wil niet straks te laat zijn met deze inzichten, vandaar dat ik hierbij -nu ik helemaal woke ben- een belangrijke aanzet doe met de oproep zo massaal mogelijk in verzet te komen tegen deze misselijkmakende foute figuren. Zonder meer is dit een historische tijd waarbij we eindelijk onszelf kunnen verlossen van onze eigen historische wortels en we het straatbeeld kunnen zuiveren van alles wat er aan doet denken.

In willekeurige volgorde, 11 foute dwazen waar we voorgoed van af moeten:

1. Baruch de Spinoza
De hoogste tijd dat Nederlands enige en grootste filosoof, het veld ruimt. Kijkt ook niet fris uit zijn ogen. Het Spinozagebouw, de Spinozapremie, De Spinozastraat: weg ermee. Deze man, een smerige pantheïst en aanmatigende onruststoker, werd in zijn eigen tijd nota bene al niet gepruimd. Zo weten we onder andere van het grafschrift van Carolus Tuinman wat voor kerel het was: ‘Spouw op dit graf. Hier ligt Spinoza. Was zyn leer, Daar ook bedolven! Wrocht die stank geen zielpest meer.’ Tuinman heeft gelijk: meer verdient Spinoza niet.

2. Friedrich Nietzsche
Excellent denker, existentialist, literair zwaargewicht en visionair, maar toch vooral een aanmatigende en vervelende persoonlijkheid. Duitser bovendien. Zeer vrouwonvriendelijk. In Afgodenschemering geeft hij ze er flink van langs: ‘Men houdt de vrouw voor diep – waarom? Omdat men bij hen nooit op vaste bodem stuit. De vrouw is niet eens vlak.’  Dit kun je echt niet zeggen over alle vrouwen! Schandalig als deze man nog ergens een podium krijgt. Dus weg ermee, naam volledig verwijderen uit de annalen en het straatbeeld wat mij betreft.

3. Arthur Schopenhauer
Briljante stylist, maar bovenal een notoire smeerpijp die vond dat vrouwen niet deugen. Probeerde de mooie 17-jarige Flora Weiss ten huwelijk te vragen toen hij 43 was. Weiss ging er van over haar nek en moest er niets van weten. Deze oude viespeuk verdient het om nooit meer gelezen te worden.

4. Immanuel Kant
Eminent denker en wegbereider van internationaal recht en mensenrechten, maar vooral een vuile seksist en een vervelende racist. Kant vond vrouwen tweederangsburgers en witte mensen gewoon beter dan zwarte mensen. Want was er ooit een zwarte man slimmer dan hij? Daarom kunnen we deze man ook niet meer serieus nemen in alles wat hij zegt en schrijft. Het tijdperk Kant heeft lang genoeg geduurd.

5. Blaise Pascal
Apologeet en briljante wiskundige, maar doet lelijk tegen Joden in zijn Pensées. Logischerwijs moeten we af van de Wet van Pascal en de Driehoek van Pascal. De laatste komt hem sowieso niet toe, zelfs de Chinezen hadden al door hoe die eenvoudige driehoek in elkaar zat.

6. Plato en Aristoteles
Siamese tweeling en grondleggers van zowat de gehele Westerse beschaving, maar meer nog gespuis van de ergste soort. Notoire aanmoedigers van pederastie en pedofilie. Hun werken ademen het verlangen naar knapenliefde. Een grove schande, waar we definitief mee moeten afrekenen. Weg met Plato en Aristoteles, dat hun namen nooit meer genoemd worden in het openbaar.

7. Sören Kierkegaard
Deens wegbereider voor het existentialisme en de vrijheid van de persoonlijke keuze, maar vooral iemand die op laffe wijze speelde met gevoelens van vrouwen. Zo begon hij een verloving met een jong meisje en brak die doodleuk af, om haar vervolgens in allerlei geschriften nog een paar trappen op de ziel na te geven. Zo omgaan met de gevoelens van een vrouw is onvergeeflijk. Kierkegaard: cancelled!

8. René Descartes
Vader van het moderne denken, maar bovenal een misselijkmakende dierenbeul. Zag honden als zielloze wezens en om dat te bewijzen sneed hij ze open, waaronder zelfs de hond van zijn eigen vrouw! Iemand die zo weinig respect heeft voor dieren, verdient helemaal geen respect, die verdient eerder dat zijn standbeeld omver getrokken wordt.

9. Desiderius Erasmus
Geweldig over het paard getilde Nederlandse grootheid en vader van het humanisme, waar we een griezelig gedrocht als het Humanistisch Verbond aan te danken hebben. En of dat laatste nog niet genoeg is, is er een universiteit naar hem vernoemd, heeft i standbeelden, straatnamen, premies, beurzen – het kan niet op. Maar Erasmus was vooral een doorgeslagen antisemiet en noemde het Jodendom een ‘verderfelijke pest’, een gevaar voor de kerk van Christus. Joden waren ‘arrogant, onhandelbaar, corrupt en volslagen blind.’ Nou Desiderius, iemand met zulke praatjes kunnen we missen als kiespijn.

10. Karl Marx
Hielp de halve wereld naar de klote met zijn absurde theorieën en economische fantasieën. Verantwoordelijk voor het leed en de ondergang van miljoenen. Een van de grootste boeven van ons moderne tijdperk, een bietser bovendien die het ook niet na kon laten zijn afgunst over Joden kenbaar te maken. Nee, weg, weg, weg ermee. Geen woorden meer aan vuil maken, en ook geen foto van Marx.

11. Martin Heidegger
Gewoon een griezelige Nazi die ingewikkelde onzin schreef en beide nooit heeft willen toegeven. Het schrijven van ingewikkelde onzin is op zich nog te verdedigen, maar niet dat je lid bent van de NSDAP en daar over zwamt en zwalkt in de lijn van tweets die je niet meer kunt herinneren, zoals we zouden zeggen in deze tijd. Rommelde bovendien buitenechtelijk met Hannah Arendt waarvan de duistere bedoelingen nog steeds niet zijn opgehelderd.

Tsja, al met al een lijst waar geen enkele discussie over kan bestaan. Deze foute figuren vergriepen en verzieken onze tijdsgeest overal waar ze nog de ruimte krijgen om genoemd en gehoord te worden. Net als DH verdienen ze maar één behandeling en dat is de weg naar de absolute vergetelheid. Iedereen die dit miskent is net zo fout en vals als de bovenstaande schetsfiguren van de menselijke beschaving. Het is dus nu of nooit: sta je aan de goede kant of sta je aan de verkeerde kant?

Nemo op zoek naar zichzelf: de zaak van 3 iMacs voor 6 euro

“When life gets you down, you know what you gotta do? Just keep swimming.”
— Dory

Ach ja, het leven van de mens in de natuurlijke staat is eenzaam, arm, smerig, bruut en kort. Maar heel soms lacht het je toe en krijg je zomaar 3 iMacs van meer dan € 2000 per stuk voor zes piek. Omdat je het eerlijk verdiend hebt. Dit is kort gezegd de toestand van Nemo Strengman uit Emmen die op de website van MediaMarkt voor een paar euro drie van deze Appeltjes voor de dorst aanschafte. MediaMarkt wijst hem op de vergissing en wil de computers graag terug, maar Nemo weigert en stelt dat hij volledig in zijn recht staat. ,,Door de producten te leveren heeft MediaMarkt de koopovereenkomst bevestigd.”

In deze verhandeling bespreek ik drie verschillende stellingen die geopperd kunnen worden in deze casus.

Stelling 1: Nemo kon ervan uitgaan dat er hier sprake was van een bijzondere aanbieding

In het AD zegt Nemo:

MediaMarkt heeft wel vaker bizarre aanbiedingen, dus ik dacht dat het hier om een legitieme actie ging.

We belanden met deze verantwoording van Nemo eerder in een bizarre werkelijkheid, die het uiterste vraagt van ons voorstellingsvermogen en onze realiteitszin. Het is ook de vraag naar welke bizarre aanbiedingen Nemo verwijst en welke ervaring hij hiermee heeft. Ik ben  -het zal niemand verbazen- geen aanbieding tegengekomen die ook maar in de buurt komt van een korting van 99,9%.

Want voor de goede orde: Nemo betaalt hier minder dan 0,1% van de werkelijke waarde.

Hoe bizar dat is? Dat je een Tesla Model X in de aanbieding ziet voor € 89,-. En ach, bestel er dan gelijk maar 3. Mooie deal!

Nee, het ligt veel meer voor de hand dat Nemo hier last heeft van een menselijk al te menselijk fenomeen: cognitieve dissonantie. De Amerikaanse sociaal psycholoog Leon Festinger (1919-1989) ontwikkelde de theorie van dit mechanisme in zijn beroemde werken When Prophecy Fails uit 1956 en A theory of cognitive dissonance uit 1957. Illustratief is zijn nu zeer bekende casus van de huisvrouw Marian Keech (echte naam Dorothy Martin (1900–1992); Festinger wilde haar privacy waarborgen):

Keech dacht dat de aarde op 21 december 1954 overspoeld zou worden door een vloedgolf en ze werd daarbij gesteund door berichten die ze kreeg van de planeet Clarion. Iedereen die haar volgeling zou worden, zou worden gered door een vliegende schotel. In korte tijd had Keech een hele groep gelovigen om zich heen verzameld die nadrukkelijke tekenen vertoonden van de ernst van het gegeven.

Festinger was benieuwd wat er na 21 december zou gebeuren met de overtuiging van Keech en haar tientallen volgelingen. Zouden ze toegeven dat ze zich hadden vergist?

Nee, integendeel. Toen in de nacht van 21 december om 4.00 uur de wereld nog steeds niet was vergaan, gaf Keech na een huilbui aan dat ze een nieuw bericht van de planeet Clarion had gekregen. Het bericht meldt dat God had besloten de aarde te sparen en niet te vernietigen.

Omdat ze samen de hele nacht door hebben gewaakt en gebeden, heeft dat zoveel licht verspreid dat God heeft besloten de wereld te sparen.

Wat Nemo doet is vergelijkbaar: zoeken naar de uitweg tussen de spanning van zijn hebzuchtige gedrag en de door en door strijdige, onlogische informatie. De kroon spant hij met dit citaat:

Ze hebben echt verschillende keren de kans gehad om de bestelling te annuleren. De actie ging een half uur nadat ik besteld had offline. Daarna heb ik meerdere keren een bevestiging gekregen dat de iMacs mijn kant op zouden komen. Op een gegeven moment is er geen sprake van een vergissing meer, maar van een wederzijds overeenkomen.

Het lijkt redelijker te stellen dat het ongelofelijk knap is hoe snel de organisatie de actie offline heeft weten te halen. Dat er vervolgens in een geautomatiseerd systeem zogenaamde bevestigingen worden gestuurd, heeft niets van doen met de gesuggereerde intentionaliteit. Tenzij Nemo echt gelooft -en het is niet uit te sluiten- dat de duizenden bestellingen per dag allemaal van tevoren door de juridische afdeling één voor één worden gecontroleerd met groeten en de kusjes van dr. mr. Hadjememaar. Het zou de producten onbetaalbaar maken en het logistieke failliet inluiden van MediaMarkt.

Stelling 2: Er is een bevestigde koopovereenkomst en daar moet MediaMarkt zich aan houden

We betreden nu een vervelend speelveld, namelijk dat van het legalisme. Een legalist is iemand die zijn hele ziel en zaligheid bouwt op de letter van de wet. De wet is de wet en dat is de wet.

Ik waag het te betwijfelen of Nemo een echte legalist is of dat deze positie hier heel handig uitkomt. ‘Gesteund’ door publiciteitshongerige juristen die hier ‘wel kansen’ zien en Nemo influisteren – want dat heeft hij heus niet zelf verzonnen- dat er sprake is van een bevestigde koopovereenkomst, voelt hij zich sterk staan. Op stelten in de woestijn weliswaar, maar dat vertellen die juristen hem niet. Ook kansloze zaken leveren hen immers geld of publiciteit op.

Maar het legalisme is een afschuwelijke positie in deze. In casu is het gezonde verstand al geofferd, en nu moet ook a posteriori dat gezonde verstand geofferd worden omwille van de wet. Omgekeerd kan ik mij niet voorstellen dat Nemo zo zou redeneren wanneer hij abusievelijk € 6000 overschrijft waar hij € 6 bedoelde. Ik denk dat hij alles in het werk zou stellen om aan te tonen dat hier sprake is van een overduidelijk gemaakte fout.

‘Ja,’ redeneert de andere partij dan’, ‘Nemo geeft wel vaker bizarre fooien.’

Maar goed, wat is dan de waarde van een overeenkomst? Nu komt het erop aan te kiezen voor een bepaald mensbeeld.

Los van wat een rechter in deze beslist of wat de letter van de wet stelt, zijn wij verantwoordelijk voor onze eigen handelingen en die zeggen iets over onze morele sentimenten. Het existentialisme heeft het rechtspositivisme op vele manieren aangevallen en ik denk succesvol. Het verschuilen achter een wet, maskeert en miskent de eigen vrijheid, verantwoordelijkheid en het zelfstandig nadenken; drie kernaspecten van mens-zijn.

En ik kom tot geen andere conclusie dat verantwoordelijk en in vrijheid zelfstandig nadenken hier betekent afstand doen van iets wat enkel en alleen verkregen is dankzij een keten aan fouten. We hoeven niet eens te raden dat hier een gedachteloos en geautomatiseerd proces heeft plaatsgevonden waarbij er geen redelijk wezen ingestemd kan hebben met de voorwaarden drie iMacs te leveren voor € 6. MediaMarkt heeft dit beoogt noch gewild.

En al is er dan wellicht nog technisch een overeenkomst, moreel gezien moet je zo’n overeenkomst nooit willen. Hoe kun je blij zijn met deze ‘besmette’ apparaten? Daarbij, dit is redelijk noch billijk en er is zo evident sprake van dwaling dat ook in juridische zin er meer dan goede en wettige gronden zijn om de overeenkomst te ontbinden. Nemo krijgt na het retourneren van de spullen dan gewoon zijn centjes terug en is nog lang het lachertje.

Stelling 3: Nemo is een arm, zielig slachtoffer; door de stommigheid van MediaMarkt is hij valselijk heel gelukkig gemaakt. En MediaMarkt is een groot bedrijf, dat moet gewoon toegeven.

Dit zijn eigenlijk twee stellingen die een suggestie van samenhang wekken.

Het is een gegeven dat we in tijden leven van rendabel slachtofferschap. Iedereen die zich opstelt als een slachtoffer heeft nooit eerder in de geschiedenis zulke goede troeven in handen gehad om met voorsprong een twist aan te gaan. Ik zou ons tijdperk zelfs willen uitroepen tot ‘Het tijdperk van het slachtoffer’, zoals we ooit het tijdperk hadden van monniken en ridders. In welke gevallen dit actieve slachtofferschap met recht en rede mag worden aangevoerd daargelaten, denk ik niet dat het goed is om Nemo als een slachtoffer voor te stellen.

Als we dat doen namelijk zetten we de meest elementaire weerbaarheid en de meest minimale noodzakelijke intelligentie om in deze wereld te overleven op het spel.

We mogen in deze dan ook gerust medelijden hebben met Nemo, maar niet omdat hij een computer gekregen heeft die hij niet mag houden, maar omdat hij zo lichtgelovig is dat hij iedere dag de kans loopt oneindig teleurgesteld te raken. In Nemo’s wereld zijn de meest ongeloofwaardige aanwijzingen immers redenen voor mogelijke toe-eigening. Eén knipoog van het mooiste meisje van de school en Nemo denkt redelijke gronden te hebben dat ze met hem wil trouwen. Hoe groot is dan de teleurstelling als de knipoog blijkt te berusten op een misverstand?

Dat MediaMarkt een groot bedrijf is, is overigens volstrekt niet relevant. En het is al helemaal niet kinderachtig dat MediaMarkt hier niet aan fouten toegeeft en de zaak laat zoals deze is. Het enige wat het bedrijf doet is zich beroepen op een evidente fout (in een geautomatiseerde keten) die vliegensvlug is hersteld. Bovendien wil ze terecht geen precedent scheppen. Vergelijk het ook met de bekende drogredenering dat wanneer een grote bank een fout maakt, we deze niet hoeven te melden omdat het geld wat de bank kwijtraakt door de fout toch niet gevoeld wordt. Er is dan weliswaar geen overeenkomst, maar de passieve houding waarbij we de verantwoordelijkheid leggen bij het grote onpersoonlijke bedrijf en niet bij onszelf is evident. Het rechtvaardigt onze passieve houding echter geenszins.

Hoe moet dit alles dan tenslotte tot een einde komen? Is er dan niets wat voor Nemo pleit?

Nee feitelijk niet. Toch is het niet zo heel moeilijk om te zien wat hier werkelijk is gebeurd. Nemo heeft zichzelf heel wat wijsgemaakt en/of is door anderen van alles ingefluisterd, en dat komt hem niet ten goede. Ja we moeten Nemo dankbaar zijn dat hij ons een grappige casus aanbiedt, maar wie werkelijk begaan is met Nemo spiegelt hem in ieder geval geen kansrijke rechtszaken voor, zoveel is zeker.

Ik vind het onmenselijk en zeer klantonvriendelijk dat MediaMarkt zo agressief in de aanval gaat. Ik ben per slot van rekening een klant die ze tevreden moeten houden.

Dat MediaMarkt hem onmenselijk heeft benaderd, ja onmenselijk dus -vergelijkbaar met hoe mensen in Syrië behandeld worden of in Guantánamo Bay bijvoorbeeld-, geeft aan dat we hier te maken hebben met een zeer ernstig gekwetst kind. Of in dit geval een zeer ernstig gekwetste man van 22, maar het verschil is te verwaarlozen. Deze gekwetstheid neem ik serieus. Ik sluit niet uit dat de reactie van MediaMarkt scherp is geweest en vooral gebaseerd op de verbazing hoe ridicuul iemand zich kan beroepen op een ‘recht’. In dat geval wordt het al snel de oorlog van allen tegen allen. Als de een zich zo graag wil beroepen op het recht, zal de ander dat ook doen. Het wordt al snel erg onvriendelijk op die manier en ja, inderdaad smerig en bruut.

Maar dit gaat natuurlijk nooit een rechtszaak worden. Dit gaat, nee moet worden opgelost buiten het recht om: want zelfs winnen is hier verliezen. En bij voorkeur ook buiten alle media-aandacht, maar dat is een utopische gedachte.

Nemo verdient een bos bloemen, omdat hij Nemo is. En een doos Merci om te geven aan een knipogend meisje. En in plaats van dat iedere MediaMarkt in heel Nederland hem de toegang tot winkels ontzegd en geen zaken meer met hem wil doen -en welke elektronicazaak eigenlijk wel- bieden ze hem wat leuks aan met wat zalvende woorden. Misschien wel een bizarre korting van 25% op producten die zolang het merk bestaat niet bekend is om zijn afwijkende prijzen.

Concluderend is Nemo in deze casus vooral een beetje op zoek naar zichzelf. En ik denk dat hij er heel wat wijze lessen uit kan halen. Wat Nemo rest te doen en hem voor de eeuwigheid niet belachelijk achterlaat op het internet, is toegeven dat hij hier een iets te ruime fantasie heeft gehad en vanaf nu de ironie van het leven omarmt als tragische held. Een historische zin hem ik alvast voor hem klaar:

Een Nemo valt wellicht niet ver van de boom, maar een Apple toch echt wel.

Argumenten ter overweging in het licht van de ‘historische vernieldrang’

Of: De gebrekkige grond van de Beeldenstorm

In de huidige ‘Beeldenstorm’ zien we dat historische figuren, van Christopher Columbus tot Winston Churchill, afgerekend worden op specifieke handelingen of denkbeelden die niet binnen het discours van het huidige protest vallen. Hun historische en praktische relevantie lijken daarbij ondergeschikt te zijn. In deze bijdrage onderzoek ik de rechtvaardigingsgrond voor deze vernielzucht en plaats daar de nodige bedenkingen en kanttekeningen bij. Die zullen wellicht als vanzelfsprekend worden opgevat, maar kennelijk zijn ze dat dus niet. Het blijft nodig om hoe dan ook een perspectief aan te reiken voor deze beweging.

  1. Een standbeeld is een eerbewijs

Het wemelt van de minderheidsgroeperingen die zich aan een willekeurig beeld zouden kunnen storen. Ik kan mij een groep katholieken voorstellen die standbeelden van Johannes Calvijn -o ironie- zouden willen vernietigen. We moeten ons echter afvragen of (stand)beelden gelden als algemeen eerbewijs of als herinnering aan een geschiedkundige gebeurtenis die onderhavig is aan interpretatie. Een standbeeld toont ons in ieder geval een deel van de geschiedenis, maar de waardering van de geschiedenis is een zaak van ieder voor zich. Bovendien kan nooit worden miskent dat een eerbewijs altijd binnen de historische context moet worden begrepen.

Het kan goed nodig zijn, voor zover samenleving en onderwijs dat na zouden laten, om een zekere context aan deze gebeurtenis toe te voegen. Een beeld van een slaaf bijvoorbeeld heeft een duidelijke context: het is niet een monument omdat we slavernij verheerlijken. Zo kan het nodig zijn om in verschillende gevallen een perspectief toe te voegen, maar daarbij niet te vergeten dat onze maatstaven niet zonder meer geprojecteerd mogen worden op vroegere gebeurtenissen: The Past Is a Foreign Country. (David Lowenthal, 1985).

  1. Een standbeeld van Columbus hoort in dat geval niet thuis in de publieke ruimte

Iemand zou kunnen opperen dat dergelijke standbeelden dan wellicht in een museum thuishoren en niet in de publieke ruimte. Maar dat zou betekenen dat in de publieke ruimte alleen nog maar standbeelden zouden kunnen worden gehandhaafd van historische figuren die moreel gezien de norm van hun eigen tijd ver vooruit waren, ja onze normen in hun eigen tijd als uitgangspunt hadden. Dat is natuurlijk volkomen absurd. Om daar een ironische noot aan toe te voegen: Het zou ook absurd zijn bijvoorbeeld als over 500 jaar een standbeeld van Nelson Mandela omver getrokken zou worden omdat hij nogal een fervente carnivoor was en de weerzin van de toekomstige samenleving daarover zo groot is dat er voor carnivoren geen publieke plaats kan zijn. En ter overweging in de lijn met het voorgaande: We zouden een beeltenis ook kunnen herwaarderen: niet als een teken van eer, maar als een teken van significantie.

  1. ‘Hilter verdient ook geen standbeeld’

Of algemener: Villains don’t deserve statues, zoals het luid op sociale media en door de straten klinkt. En dus moet het beeld van Jan Pieterszoon Coen ten gronde worden gericht, want ‘we zouden ook geen standbeelden van Adolf Hitler optuigen’.

Het grote probleem blijft dat verschillende morele maatstaven door elkaar lopen. Je kunt nu eenmaal niet met onze huidige normen en waarden historische figuren de maat gaan nemen. Het is zinloos alle middeleeuwers te veroordelen omdat ze het concept ‘kind’ niet kenden en deze kinderen behandelden als kleine volwassenen. Maar dan nog: er is een essentieel verschil tussen Jan Pieterszoon Coen en Adolf Hitler. De laatste doorstond de morele toets in zijn eigen tijd al niet en was naar de maatstaven van die tijd verderfelijk; het heeft niet heel lang geduurd voordat haast de hele wereld in verzet kwam. Jan Pieterszoon Coen echter deed in zijn tijd niks geks: vrijwel iedereen was overtuigd van de westerse superioriteit, haar rechtssysteem en rede, en dat zou nog honderden jaren zo blijven.

  1. Je moet in alles deugen, anders deug je niet

In de filosofie is er een langlopende esthetisch-ethische discussie waarbij de centrale vraag luidt of, hoe en welke waardering we kunnen opbrengen voor iemands prestaties, wanneer we moeite hebben met diens (voormalige) politieke opvattingen of moreel verwerpelijke handelingen. We hebben al gezien dat ‘deugen’ een cultuur en historisch genuanceerd perspectief verlangt, maar iemand zou gerust kunnen opperen dat ‘één slecht boek iemands hele oeuvre verdacht maakt’.

Groot probleem is echter dat in geval van historische verworvenheden het hypocriet is om niet te profiteren van de vooruitgang die deze zelfde bewegingen hebben veroorzaakt. We kunnen kijken naar een beeld van Winston Churchill en toch dankbaar zijn dat we hier geen Duits sprekende Jodenhaters geworden zijn. Het heft bedenkingen over bepaalde opvattingen of het feit dat hij per jaar ongeveer 4000 dubbele sigaren rookte niet op. Het een sluit het ander niet noodzakelijk uit: je moet kinderen niet al te gemakkelijk met het badwater weggooien. 

  1. Daden kun je niet los zien van de dader

Dit sluit rechtstreeks aan bij het vorige. De geschiedenis is zwanger van bijzondere prestaties van mensen die naar onze maatstaven de toets der kritiek niet zouden doorstaan.

Zo moest ik denken aan Martin Heidegger en zijn roemruchte lidmaatschap van de NSDAP; een schaduw waar hij nooit goed uitgestapt is. Wat weerhoudt ons van een collectieve boekverbranding van Sein und Zeit en het vernielen van zijn plakaat in Meßkirch, omdat hij ooit een nationaalsocialist was? En onlangs luisterde ik nog naar Richard Wagners Der Ring des Nibelungen. Het is niet heel moeilijk om de ideologische grondtoon van Wagner antisemitisch te noemen: geen opera’s meer opvoeren en zijn platen vernielen zou dan het gevolg zijn? En Maarten Luther – ook weer in vele beelden op deze wereld gevangen – als een notoire antisemiet terugvinden. Of wat te denken van James Marion Sims die baanbrekende medische technieken zonder anesthesie uitoefende op donkere vrouwen? Of John Broadus Watson die de psychologie als experimentele wetenschap ontwikkelde ten koste van baby’s waarmee sociaal werd geëxperimenteerd?

We kunnen nog eindeloos voorbeelden opnoemen, maar het punt is dat we op de een of andere manier een scheiding moeten leren aanbrengen tussen persoon, historische context en prestaties op zichzelf. Want hoezeer we Heidegger kunnen verachten om dat lidmaatschap, Sein und Zeit staat als filosofisch meesterwerk op zich en verdient een waardering die losstaat van denkbeelden die Heidegger daarnaast heeft gehad. Hetzelfde valt te zeggen van Wagner: je kunt die muziek waarderen als kunst op zichzelf. En belangrijker: hoe kunnen we nu filosofen en kunstenaars als pioniers van hun voetstuk halen, als dat betekent dat we daarmee de geschiedenis van de oorsprong van een bepaalde kunst vernietigen? De geschiedenis van de psychologie is zonder Watson nu eenmaal moeilijk te begrijpen: je kunt hem niet negeren, tenzij je de hele geschiedenis wil herschrijven.

Zo zal Columbus ook nooit genegeerd kunnen worden voor het leggen van hij het fundament wat we noemen de Columbian Exchange: het oostelijke en het westelijke halfrond kwamen door zijn indrukwekkende ontdekkingsreizen samen en waren een inleiding voor de globalisering van de wereld en haar ontelbare gevolgen. En het leiderschap van Churchill in WOII staat op zich: dat is niet te negeren.

Het heeft bovendien iets hypocriet om de persoon af te wijzen, maar zijn prestaties wel te gebruiken. Ik moet altijd denken aan islamitische terreurgroepen die de westerse civilisatie verachten en tegelijkertijd de wapens en technologie die deze heeft voortgebracht gebruiken voor hun zaak. Dat is op zijn minst lachwekkend. En het is een interessante gedachte: een medicijn ontwikkelt door een racist, wiens standbeeld omver moet. Zou je het toch gebruiken als het je leven kon redden of handhaaf je een principieel standpunt: ‘Met racisten wil ik niets te maken hebben!’

Het is een hele interessante kwestie en in het licht hiervan zijn er zeker ook verschillende voorbeelden te bedenken die de zaak echt op scherp zetten, en juist daarom bijzonder moeten worden overdacht. Neem een banaal voorbeeld als Jimmy Savile. Hij bracht 40 miljoen bij elkaar voor goede doelen, maar bleek (niet lang na zijn dood) een notoire zedendelinquent. Zeker maken we wederom de essentiële kanttekening dat hij ook naar de maatstaven van zijn eigen tijd bijzonder gefaald heeft, wat bijvoorbeeld een eerbetoon of een standbeeld niet logisch maakt, maar die 40 miljoen hebben heel veel levens ten goede gekeerd. Is dat een prestatie die we op zich kunnen waarderen?

  1. Racistische verwijzingen in films moet je censureren

En tenslotte toch nog even dit onvermijdelijke punt. ‘Films en series met racistische verwijzingen moeten worden gecensureerd, vernietigd of uit collecties worden gehaald’. Of ja, in het beste geval moet er straks een moralistische waarschuwing bij de televisiebeelden, alsof we allemaal achterlijk zijn:

‘Pas op, bevat opvattingen uit een ander tijdperk, met andere normen en waarden en opvattingen!’

Je zou wellicht ook Spartacus in dat licht van een waarschuwing moeten voorzien, want het kruisigen van mensen is toch wel heel barbaars en verwerpelijk te noemen. Deze ironische noot daargelaten: van censuur komt niets goeds.

Ik kan in de hele geschiedenis van de mensheid mij niet één voorbeeld voor de geest halen, buiten privacygevoelige censuur of essentiële veiligheidskwesties, waarbij het verbieden, ontzeggen, kuisen of anderszins maskeren of wegwerken iets heeft opgeleverd. Integendeel: censuur wakkert altijd verlangens aan.

Je kunt alcohol verbieden, er wordt waarschijnlijk nooit zoveel gezopen. Je kunt Gone with the Wind uit je aanbod halen en op je brave borst slaan, waarschijnlijk is die film nooit vaker gedownload of bekeken sindsdien. En wie is er niet nieuwsgierig naar de aflevering van Fawlty Towers waarin er sprake zou zijn van racisme (terwijl als je die aflevering goed bekijkt ironisch genoeg het juist tegen racisme lijkt te zijn)? En belangrijker nog: Tonen en vereren zijn niet per definitie met elkaar verbonden. We kunnen naar Wagners Ritt der Walküren luisteren, en tegelijkertijd zijn antisemitische ideeën veroordelen. Het blijft een raadsel wat mensen bezielt te kiezen voor censuur of specifieke zinledige morele toevoegingen.

Tenslotte

Blijft er tenslotte nog iets over wat pleit voor de vernielzucht van historische beelden en het moraliseren en censureren van beeldmateriaal als algemeen feit?

Ik kan het echt niet bedenken. De enige conclusie waar ik telkens op stuit, is dat het averechts werkt. Je wint niemand voor je zaak, het zet mensen tegen je op, minderheden worden er niet geliefder door, historische context wordt miskent, kinderen met het badwater weggegooid, etc.. En bovenal schuilt er iets hypocriets in al die bewegingen, want talloze vrijheden die wij genieten zijn gebouwd op de bedenkelijke moraal van het verleden. Het is ook niet moeilijk voor te stellen dat ons eigen leven een rechtstreeks gevolg is van bedenkelijke gebeurtenissen uit dat verleden. We moeten dat verleden op zichzelf, lokaal en in de juiste context waarderen en bekritiseren in een open dialoog, waarbij grootse prestaties niet ondergeschikt worden aan irreële maatstaven. Juist voor een open publiek debat, zijn daarom openbare beelden en beeltenissen nodig. Vernieling en censuur zijn de vruchten van de boom die men wil omhakken. Wie dat niet inziet zal zowel van het verleden, het heden als de toekomst helemaal niets leren.

Racisme als foutieve grondoorzaak: Een fundering voor een eerlijker debat

Racisme als foutieve grondoorzaak

. . . But then there is an eternity, where there is no cold of winter, nor heat of summer, nor violent storms, nor the thousand bothers of a thousand insect bites; nor what perhaps torments
me just as much, people’s envy and narrow-mindedness and twaddle; nor what perhaps torments even more: well-meaning misunderstanding―(…)
Kierkegaard. JOURNAL NB32 : fragm. 129 • 1854.

NOOT VOORAF: mijn stuk wordt hier en daar eenzijdig of vals geïnterpreteerd, of gemaakt tot een academisch semantisch spel volledige bezijden de pointe. Daarom hier in de kern de werkelijke en enige bedoeling van dit stuk: verbreding van het debat, bewustwording dat wat racistische gedragingen worden genoemd niet of nauwelijks gefundeerd zijn op racistische motieven en dat we uiteindelijk de zwarte zwanen aan beide kanten van de rivier moeten zoeken, in plaats van alleen aan de rechterflank bijvoorbeeld. Zie ook in het verlengde van mijn stellingen: https://www.limburger.nl/cnt/dmf20200616_00164414/een-eenzijdige-schreeuw-om-gelijkheid

De afgelopen dagen zoals dat gaat, liepen tweets, tijdlijnen, krantenkoppen en verzin maar welk praatprogramma over van de discussie aangaande ‘Black Lives Matter’. Het debat is zoals gebruikelijk in ons post-digitale tijd behoorlijk vertroebeld, en is het niet voor een ander, dan is het wel voor mezelf om er wat helderheid in te scheppen. In deze bijdrage zal ik een kernprobleem in dit hele debat aan de orde stellen, zodanig dat dit het hele debat in een veel juister perspectief stelt.

Wat begon als een krankzinnige arrestatie van een donkere verslaafde man in Amerika en een daaropvolgend woedend protest tegen excessief autoritair geweld, is in zijn overgewaaide vorm in Nederland geblenderd tot een demonstratie tegen racisme (en natuurlijk Zwarte Piet). De urgentie van verzet tegen autoritair geweld (expliciet tegen minderheden) in Nederland snijdt ook weinig feitelijk hout, om nog te zwijgen over de stelling dat we de meest zachtzinnige agenten van Europa hebben.

Maar dat racisme centraal is komen te staan in een breder verzet is duidelijk. In de talloze comments zien we dingen voorbij komen als:

“Ik denk dat het mij en veel anderen nogal wat tijd gekost heeft om structureel racisme in eigen land onder ogen te zien vanwege het taboe op racisme (…)” en “Mijn ogen zijn eindelijk geopend om te zien hoe wijdverbreid racistisch we in Nederland zijn” en “Wie rascisme (sic) nu nog niet erkend zal het nooit doen, Black Lives Matter!”

Mijn stelling is dat al dit soort ideeën en opmerkingen finaal de plank mis slaan door te suggereren dat racisme hier de grondoorzaak is. Oorzaken en gevolgen lopen bovendien volledig door elkaar en vele verschillende antecedenten (zoals de significante bijdrage van vrijwillige segregatie, gebrekkige integratie, differentiële associatie, cognitieve dissonantie en existentiële en identiteitsvraagstukken) worden miskend, vergeten, overgeslagen of geparkeerd ten gunste van de racisme-kaart als grond.

De suggestie van racisme is echter een hele gevaarlijke en pretendeert nogal wat. Je stelt in algemene zin namelijk dat iemand intentioneel op basis van een superieur gevoel met betrekking tot zijn eigen ras zich gerechtigd weet om consequent iemand van een ander ras met andere maatstaven te beoordelen. Doelen als het systematisch (proberen te) vernietigen van iemands identiteit, cultuur en geschiedenis zou daar bij aansluiten (zie o.a. Bonnett (2000), Anti-Racism, Routledge: Londen). Dit is de zweem van betekenis die racisme omringt.

Als het erop aankomt, blijken velen eigenlijk niemand te kennen die deze ideeën erop nahoudt en worden er in plaats daarvan voorbeelden aangehaald van ‘nieuwsfeiten’ of wordt het probleem anoniem en institutioneel gemaakt, waardoor het nog abstracter wordt dan het al was.

Dergelijke ‘nieuwsfeiten’ en institutionalisering kun je bijvoorbeeld terugvinden in de volgende vragen:

“Waarom wordt een meisje met een buitenlandse naam stelselmatig niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en haar vriendin met Nederlandse achternaam wel? Waarom wordt er gediscrimineerd bij de belastingdienst op grond van afkomst? Waarom worden donkere mensen veel vaker preventief gefouilleerd dan blanke mensen? Waarom krijg ik hulp aangeboden als ik aan mijn fiets sta te sleutelen op het station, terwijl een donker iemand de opmerking krijgt of die een fiets aan het jatten is?”

De waarheid van deze vragen zullen we for the sake of the argument niet in perspectief plaatsen, maar deze retorische vragen zouden dus in dit geval een bewijs leveren voor ‘structureel racisme’. Alsof het er toch overduidelijk uit blijkt.

Wat ik echter zal betogen is dat de grondoorzaak helemaal geen racisme is, maar moet worden gezocht in de werking van de menselijke geest en natuur. Daarmee wordt niet betoogd dat racisme geen probleem is (één racist in Nederland zorgt de facto al voor een racistisch probleem), maar dat racisme veel beperkter voorkomt dan velen willen doen geloven en de problemen waarover men spreekt vrijwel nooit een racistische grond hebben, maar een hele andere.

Terloops moet ik opmerken dat het me onduidelijk waarom blijft een heleboel mensen zo graag willen blijven vasthouden aan die racistische grond als grond. Wat valt daarmee precies te halen? Is het een manier om een progressieve identiteit vorm te (blijven) geven? En betekent het opgeven van de racismekaart iemands morele failliet? Ik heb werkelijk geen idee. Maar laat ik uiteenzetten wat de kern is van mijn stellingname.

Een eenvoudige manier om de menselijke natuur te begrijpen is dat hij in algemene zin een gewoonte dier is, gevoelig voor herhaling en beperkt bereid tot handelen buiten veilige en zekere kaders. Ik zou teksten van Plato tot Pascal tot Hume tot Nietzsche tot Elias kunnen aanhalen om dat te illustreren, maar ik zal met eenvoudige voorbeelden in deze context verduidelijken waar dit naar toe gaat, eveneens telkens afgesloten met een retorische vraag:

  • Stel, je bent een juwelier en je bent achtmaal overvallen, telkens door iemand met Aziatische nationaliteit. Je besluit geen mensen meer binnen te laten met die nationaliteit. Ben je een racist?  
  • Stel,  je bent opgegroeid met een bepaalde traditie die door sommigen als racistisch wordt beschouwd. Jij wil deze traditie graag voortzetten. Ben je een racist?
  • Stel, je bent agent en hebt al 27 liquidaties meegemaakt. Verreweg het merendeel van die liquidaties hadden met drugs te maken binnen de joodse subcultuur. Je besluit er extra alert op te zijn en joden vaker preventief te fouilleren. Ben je een racist?
  • Stel, je hebt een grote shoarmazaak en je wil graag een bepaalde mediterrane identiteit met je winkel uitstralen. Je besluit daarom om alleen Marokkaanse meisjes aan te nemen, Nederlands uitziende meisjes zijn kansloos. Ben je een racist?
  • Stel, je bent een meisje en al 10 keer op een vervelende manier lastig gevallen, uitgemaakt voor hoer en nagefloten, toevalligerwijs door jongeren met een Mexicaanse achtergrond. Je ontwikkelt een bepaalde afkeer voor deze mannen. Ben je een racist?
  • Stel, je werkt bij een financiële instelling en allerlei algoritmes brengen bepaalde typen fraudeurs in beeld, die voornamelijk uit het Oostblok komen. Je besluit preventief mensen met deze kenmerken extra in de gaten te houden. Ben je een racist?
  • Stel je bent een minderheid in het buitenland, je wordt niet zo vaak uitgenodigd voor een gesprek. Zijn het racisten?

Ik kan nog eindeloos veel voorbeelden aanhalen, maar mijn punt is nu wel helder: in geen van alle gevallen waar iemand hier een onderscheid maakt tussen het een en ander is racisme het motief of de grondoorzaak. Behoud van identiteit, differentiële associatie, voorkeur voor de eigen dominante cultuur, ‘better safe than sorry’, een ezel stoot-redenering,  etc. … Dat soort motieven liggen heel vaak ten grondslag aan de gedragingen. Niet het gevoel van superioriteit ten opzichte van het andere ras. En er is vast wel een voorbeeld te verzinnen waarbij zuiver racisme wel de oorzaak is, maar dat is echt marginaal.

Daarmee is niet gezegd dat de gedragingen zijn goed te keuren. Maar moeten we hier zeggen: in alle bovenstaande gevallen heeft iemand niet het recht om zich anders te gaan gedragen!

Ik vraag me sterk af of je dit van mensen kunt verlangen; deze gedragingen verdienen geen goedkeuring per se, maar wel nuancering. De mens heeft nu eenmaal de sterke neiging om een negatief beeld en ervaring langer en bepalender bij zich te dragen dan een positief beeld. En ik denk dat deze negatieve beelden uiteindelijk door allerlei omstandigheden, feitelijke oorzaken, mediaframes, tijdlijnalgoritmes, maar ook van horen zeggen of uit tweede hand pervasief in mensen kunnen wortelen, waardoor het ook niet meer zo eenvoudig is om gedragingen aan te passen. Maar ik herhaal nogmaals: dat is geen racisme.

Het punt wat gemaakt moet worden, is dat in een utopische wereld iemand op grond van die ervaringen iedereen daaropvolgend ongeacht ras een exact zelfde kans geeft of een gelijksoortige behandeling, maar de mens is een inductief redenerend wezen en kan zich ongelooflijk moeilijk verzetten tegen gevolgtrekkingen op basis van die inductie. Een bewustwording van hoe inductie kan leiden tot bepaald gedrag, is een prima inzet voor een protest, maar meer moet dan ook niet gepretendeerd worden. Daarnaast is beeldvorming een ongelofelijk hardnekkig fenomeen in onze multimediale tijd. Eén keer iemand wegzetten als pedofiel, beschadigd iemand voor de rest van zijn leven. 10 keer een groep een plofkraak zien plegen in Opsporing Verzocht, beschadigt een groep voor lengte van jaren.

Mensen handelen, ook als het gaat over de eerder gestelde retorische vragen, gewoon heel simpel, heel veilig en heel voorspelbaar. Dat bepaalde subculturen een voorkeur hebben voor bepaalde subculturen is heel begrijpelijk, dat is geen racisme. Net zozeer de dominante cultuur een neiging heeft zich te voegen naar zijn dominante cultuur. Racisme of soort zoekt soort?

En dat negatieve voorvallen kunnen leiden tot uitsluiting, is geen racisme. Je zou het zelfde zien bij junkies, koks en clowns. Als je een meisje bent en er komt een grote donkere man in de nacht op je af met een capuchon, dan fiets je zo hard weg als je kan, zelfs al was het de vriendelijkste donkere man op aarde. En waarschijnlijk zou ze dat ook gedaan hebben als de man niet donker geweest was. Ze is geen racist, je mag het er in lezen (meisje rent weg omdat de zwarte man haar iets aan zal doen), maar het snijdt geen hout. Evenmin als de man die vraagt aan een Botswaan of deze een fiets aan het stelen is, wanneer deze met een zaag een slot probeert open te maken omdat hij zijn sleutels kwijt is. Wie gelooft dat deze man dat doet omdat hij zichzelf hoog verheven acht ten opzichte van deze Botswaan? Je zou het onuitroeibare domheid kunnen noemen, net zoals het gooien van bananenschillen provocerend is bedoeld, maar racisme vereist intelligentie en gaat vaak via indirecte mededeling.

Deze bovenstaande nuancering is de meest noodzakelijke die nodig is in de schier eindeloze kletspartijen over ‘de racistische Nederlandse samenleving’ die over ons uitgestort is afgelopen dagen.

Het probleem wat mensen benoemen en misschien zelfs (indirect) voelen, moet zonder meer serieus genomen worden, maar het kan alleen serieus genomen worden als de mensen die deze problemen de wereld inroepen bereid zijn te aanvaarden dat racisme hier niet aan ten grondslag ligt, maar eerder een veel bredere problematiek waarbij -en dat is pijnlijk- ook de hand hier en daar in eigen boezem moet worden gestoken, in plaats van als vuist in de lucht.

___________________________

Nagekomen.
Dit stuk wordt voornamelijk aangevallen op de gehanteerde definitie van racisme. Dat brengt ons tot een nieuw probleem: als deze definitie niet geldig zou zijn om te spreken van racisme (en je kunt het begrip racisme zo verwarrend maken als je zelf wil met allerlei uitwassen richting structureel, institutioneel en systematisch racisme waarbij zelfs het onbewuste een rol begint te spelen), dan is racisme kennelijk verworden tot een containerterm die op ieder geval afzonderlijk is te plakken. Hebben we daarmee een grondoorzaak duidelijk gemaakt? Nee integendeel, we hebben de verwarring groter gemaakt: Als je definitie ruimer wordt, dan wordt vanzelf ook het probleem groter. Maar of we daarmee iets zijn opgeschoten in het debat, is zeer de vraag. Ik blijf pleiten voor een veel bredere kijk aan oorzaken voor gedragingen.

Nagekomen II.
Het is duidelijk dat mensen hier niet neutraal in zitten, ik ook niet. Het is echter opmerkelijk dat met name door irrelevante semantische discussies de kern van het stuk wordt ondergesneeuwd.

Ik heb in ieder geval geconcludeerd dat het racismedebat enorm is vertroebeld en des te urgenter het nodig is dat we verschillende antecedenten die leiden tot afkeurenswaardige gedragingen, of gedragingen die leiden tot segregatie, benoemen. Als een gedraging voorkomt uit superioriteit ten opzichte van het andere ras, dan moeten we dat ten stelligste afkeuren – al komt dat dus maar zeer zelden voor. En dat geldt ook zoals ik heb geschreven als het voorkomt uit andere, externe bewegingen. Het zijn deze externe bewegingen die in het debat (ook en juist) moeten worden blijven benoemd, niet als afleidingsmanoeuvre (hand in eigen boezem ;-)), maar als wezenlijk -dat betoog ik althans- onderdeel van het centrale probleem.

Als iemand om nog maar weer eens een voorbeeld te noemen zijn gedraging negatief aanpast ten opzichte van een subcultuur omdat hij toevalligerwijs in de verkeerde wijk de pech heeft gehad al te vaak te zijn geconfronteerd met gevaarlijk, agressieve rijdende personen, dan is dat aangepaste gedrag iets wat we liever niet willen zien. Maar de grond is dus niet racisme (of als je het binnen je definitie wel racisme wil noemen, dan is die grond niet alleen te zoeken bij deze persoon die zijn gedrag aanpast op basis van negatieve ervaringen en beeldvorming).

De term racisme legt de verantwoordelijkheid eenzijdig neer naar mijn idee en we moeten in het algemene debat niet bang zijn om het probleem van twee kanten te blijven bekijken. Door telkens te spreken van institutioneel, structureel en/of systematisch racisme Is het gevolg dat de tegenstellingen tussen groepen alleen maar groter worden en hoe links je ook bent de zaak eigenlijk alleen maar verergert in plaats van verbetert. Immers wil niemand met deze negatieve termen geassocieerd worden en indien de associatie wel plaatsvindt, dan moet ook de andere kant worden meegewogen voor een eerlijk gesprek. Ik hoop dat dit als centrale overweging blijft hangen en op relevantie wordt gewogen.

 

Complotten, autoriteit, gehoorzaamheid en het pokerspel

Een fragmentarische overweging

Deze tijd waarin we geconfronteerd worden met het onzichtbare corona-fenomeen is voor complotdenkers, met hun aanleg om het algemene altijd ter discussie te stellen omwille van het bijzondere, een absoluut feest. Met behulp van sociale media dat zal niemand ontgaan zijn: dit is het moment om mensen meer dan ooit ‘te overtuigen’ dat de wereld en de gebeurtenissen daarin een groot vooropgezet spel zijn, waarin jij en ik slechts inwisselbare marionetten zijn.

Dat kan misschien enorme ergernis opwekken, maar dat is helemaal niet nodig. Complotdenkers zijn over het algemeen vermakelijke mensen. Vrolijk paranoïde en volkomen ongevaarlijk, zijn ze net als ieder ander op zoek naar een beetje aandacht en misschien zelfs wel naar zin en betekenis. Dat laatste moet hoe dan ook altijd worden toegejuicht. De combinatie van teveel vrije tijd, fantasie en werkelijkheid geven ongekende ruimte om de meest bijzondere mogelijkheden op te kunnen werpen. Want het schitterende van een complottheorie is, dat er altijd ten minste één mogelijkheid open blijft dat het waar zou kunnen zijn

Complotten leunen extreem op ‘zie je wel’-redeneringen en die zijn dan ook de drijvende kracht van hun voortbestaan. De kern van ieder complot bestaat hierin dat het niet te falsificeren is, maar alleen te verifiëren. Een klassieke wetenschapsfilosofische fout, maar natuurlijk aan dovemansoren gericht. Zo kan ik bijvoorbeeld op dit moment al weg worden gezet als onderdeel van het complot, zo als alles wat tegen het complot pleit een onderdeel van het complot is. Enfin, die strekking is wel duidelijk.

Wat ik hier ten hoogste wil doen is aan één zo’n complot, zij het fragmentarisch, wat meer gedachten wijden. Dat heeft weinig meer bedoelingen dan dat ik er wat gedachten aan wijd. En af en toe moet men juist complotdenkers wat kruimeltjes filosofie toewerpen; daar leven ze immers van.

Het is nog moeilijk kiezen tussen al hetgeen voorbij gekomen is afgelopen weken, maar ik heb voor deze bijdrage mijn oog laten vallen op deze tekst die gedeeld werd, en in vele verschillende varianten van gelijke strekking rondwaart als een spook:

“The Coronavirus will come and go but the government will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home.”

Read that again.

Ik zei al dat complotdenkers uiterst vermakelijk zijn. Dat komt deels denk ik door hun al dan niet gespeelde ernst (je weet het niet!). Ook in het bovenstaande lezen we iets van die ernst. In het bijzonder wordt het drama aangezet door het ‘Read that again’. De suggestie is dat je dan pas ten volle tot besef komt ‘wat er gebeurt’. Deze anonieme klokkenluider waarschuwt ons voor de overheid, de Staat die ons heel eenvoudig kan controleren en ons leven op elk moment heel eenvoudig kan beperken. Kortom: onze negatieve vrijheid, de toestand waarin we vrij zijn van beperkingen en van schending van natuurlijke rechten door dwang (van de Staat), staat hier op het spel!

Het is ontegenzeggelijk waar dat de afgelopen weken onze negatieve vrijheid behoorlijk is beperkt. De vraag is echter of dit komt door een gedwee volgzame gehoorzaamheid aan autoriteit of door het gebruik van ons gezonde verstand. Een combinatie van beide is uiteraard ook niet uitgesloten: gedwee volgen kan een keuze zijn van het gezonde verstand.

De complotdenker die hier de Staat voorstelt als een orgaan wat centrale controle wil uitoefenen, die controle als doel zou hebben of op andere wijze daar een gigantisch voordeel in zou zien, heeft hier helemaal geen slechte troef in handen. Verificatie genoeg: de wereldgeschiedenis wemelt van totalitaire experimenten. Als we de complotlezing in onze tijd als een pokerspel zouden begrijpen dan heeft de complotdenker hier voor de flop een aardige hand lijkt het. Maar het probleem is dat er in het complot nooit een flop komt, laat staan een ‘turn’ of een ‘river’. Men blijft de kracht van de hand herhalen zonder dat het ooit tot een spelverloop komt.

Wij spelen echter wel het spel hier en dat betekent ook kritische kaarten bekijken. Het is een verdienste van de complotdenker dat hij voor ons interessante en kritische vragen opwerpt. Vragen die we normaal gesproken niet zouden stellen misschien wel omdat de antwoorden te vanzelfsprekend lijken. De vragen die mij opkomen zijn de volgende:

  • Als de Staat niet zou bestaan, zou het dan noodzakelijk zijn haar uit te vinden?

  • Zouden we haar nodig hebben en zou ze hoe dan ook niet ontstaan?

  • Is de best mogelijk denkbare Staat altijd een met democratische beginselen?

  • Is gehoorzaamheid aan een autoriteit problematisch? Op welke wijze en op welke wijze niet?

Talloze auteurs van naam -van Augustinus tot Machiavelli, van Hobbes tot Nozick, van Rousseau tot Rawls- zijn ons voor geweest in het stellen van deze vragen en formuleren van antwoorden. De kunst hier is echter om er zelf overwegingen bij te maken, en dan in het bijzonder met betrekking tot onze huidige situatie:

  • Wanneer mag of moet (als überhaupt) een Staat democratische beginselen opschorten?

  • Kan een Staat democratische vrijheden beperken omwille van de democratie?

  • Moet democratie het laatste woord hebben? En zo niet, welke uitzonderingen staan we dan toe?

Stel bijvoorbeeld dat een meerderheid van de bevolking vindt dat de maatregelen van de overheid te veel hun negatieve vrijheid beperken. Moet de overheid deze maatregelen dan opschorten? Onze indirecte parlementaire democratie verdraagt moeilijk dit soort vragen, omdat ze niet meer rechtstreeks door het volk wordt aangesproken. De overheid in onze toestand heeft dan de ruimte om zich te gedragen als een Alma Mater: een zorgende moeder die om bestwil de vrijheid van haar kinderen beperkt.

En het is die bestwil die juist door de complotdenker ter discussie wordt gesteld:

  • Handelt de Staat in ons belang of heeft zij zelf (hogere) belangen in deze situatie?

  • En als dat laatste het geval zou zijn, op welke manier gaan die belangen dan ten koste van het individu?

De permanente paradoxale problematiek waar de complotdenker mee worstelt wordt hier ten volle zichtbaar: Zo kun je de huidige democratische orde bekritiseren als systeem van zoethoudertjes en schijninspraak (de sterke pokerhand), maar het valt nog niet mee om een alternatief te verzinnen, of een verbetering van het systeem uit te werken zonder dat dezelfde kritiek van zoethoudertjes en schijninspraak standhoudt (de flop).

Dat geldt ook voor het idee van gehoorzamen aan een autoriteit als potentieel gevaarlijk (de sterke pokerhand), maar niet als dit gepaard gaat met gezond verstand en positieve vrijheid: de ruimte om zelf af te kunnen wegen of een autoriteit met recht van spreken bepaalde beperkingen oplegt. De huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is geen Milgram-experiment alwaar we de 47-jarige James McDonough voor straf dood maken met stroomstoten omdat hij vragen fout maakt.

Nee, de huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is een afweging tussen kwaad en erger. Het is waar dat ‘het erger’ hier wordt ondersteund door autoriteit, maar dat zijn dan wel allemaal individuen die een gezamenlijke autoriteit vormen. Artsen, virologen en microbiologen vormen hier de autoriteit, niet de overheid die er net zo van afhankelijk is. Je zou in dat geval ook de complotstelling als volgt kunnen formuleren:

“The Coronavirus will come and go but the physicians and biologists will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home. (And control Statebudgets and –etc.)”

Read that again.

Tenzij alle deskundigen bedreigd worden door de overheid of aandelen hebben bij een farmaceut vormen ze een geloofwaardig collectief, dat tot nadere orde gehoorzaamd kan worden. Het is niet gezegd dat men zich niet kritisch moet verhouden tegen de pastorale macht van de medische wetenschap, alleen vergt het heel veel fantasie om de directe en indirecte voordelen van een epidemie te zien voor deze beroepsgroep: die passen enkel in complottheorieën met sterke handen pre-flop.

Het alternatief voor de complotdenker die zich per definitie niet neer wil leggen bij de beperking van zijn negatieve vrijheid door autoriteit, is deze gehoorzaamheid opschorten en experimenteren met de dodelijkheid van de mogelijkheid. Gek genoeg zien we dat spanningsveld echter hoe dan ook terug in de samenleving: de utilitaristische experimenten met sectoren waarbij op basis van zachte kansberekening en verwachtingen vrijheden worden gegarandeerd ten koste van iets onbekends (wat het dus een ‘verantwoord’ experiment maakt.) Dat maakt het complot nog lastiger te verdedigen, of roept op zijn minst op tot een nieuwe troef: de overheid wil alle mensen met een Pabo-opleiding omleggen.

Ik heb al eerder betoogd dat bijvoorbeeld docenten het morele recht moeten behouden om te mogen weigeren deel te nemen aan deze experimentele setting waarbij op basis van kansberekening vrijheden worden toegestaan. Ook dat is een vorm van pokeren met onduidelijke starthanden en een al helemaal onbekende flop. Ik vind op dit moment een van de weinige legitieme manieren om autoriteit ter discussie te stellen wijzen op de veel te zachte gronden die worden aangevoerd om scholen te openen.

De utopische gedachte dat er zoiets bestaat als een 1,5 m school is namelijk even lachwekkend als dat het klinkt. Ziek worden kinderen wellicht minder, maar aansteken doen ze volop. Wie overigens denkt dat dit morele recht eenvoudig is uit te oefenen, die miskent daarbij de druk van een organisatie, het idee van loyaliteit en de plichtsroep die stagiaires, beginnende docenten en tijdelijke contractanten ervaren. En dan nog moet je een sterke morele ruggengraat hebben om je onderwijswerk als niet fundamenteel en cruciaal te beschouwen.

Om deze fragmentarische overweging tot een einde te brengen, kan ik niet anders dan tenslotte (wederom) benadrukken hoezeer het van belang blijft om het gezonde verstand, het kritische denken en het zelfstandige afwegen te laten prevaleren.

We moeten daarbij als axioma aanvaarden dat we ons niet op de laatste pagina van 1984 bevinden. Maar wie niet het idee heeft dat een gemaakte afweging afkomstig is van zichzelf, heeft gewoon een fundamenteel probleem. Die ziet zich gesteld voor een hopeloze opgave waarin hij geheel overgeleverd is aan autoriteiten. Het zijn wellicht de tragische figuren die bleekmiddel drinken omdat een niet nader te noemen president dit min of meer opperde. Je kunt dan boos zijn op zo’n president die om welke redenen dan ook dergelijke onzin uitkraamt, maar je kunt ook het gezichtspunt verleggen naar het tragische volgzame individu. Een figuur die geen eigen afweging meer kan maken en gedwee maar volgt wat zijn autoriteit hem influistert en wijsmaakt. Is er een ondergrens? Ik denk het wel.

Wie immers met een basaal gezond verstand volgt zo’n advies op? De conclusie is dat een samenleving waarbij de overheid gehoorzaamheid afdwingt niet het probleem is, maar een samenleving waarbij het gezonde verstand gedoofd is en waar een kritiekloze aanvaarding plaatsvindt van alles wat die overheid (of de deskundige) doet en zegt.

Dat alle adviezen van deskundigen worden opgevolgd, is voor mij overwegend een teken van gezond verstand. Daarbinnen is er voldoende ruimte om kritisch te kijken naar de waarde van adviezen en voorstellen. En hoe vermakelijk ook, het is niet nodig om complotten te verzinnen of aan te hangen; de werkelijkheid is immers al complex genoeg om zonder die complotten het pokerspel op de juiste manier proberen te spelen.

Het recht om een morele afweging te mogen maken

In tijden van crisis komt het ook aan op zelfstandig afwegen

of: Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral?

De mogelijkheid tot zelfstandig nadenken is een van de grootste menselijke vermogens, en komt als eerste na geloven, hopen en liefhebben. Het is echter ook een van de meest kwetsbare vermogens welk constant onder druk staat van autoriteit, loyaliteit en algemene beginselen. Er is sinds Kierkegaard niets wat meer benadrukt is in de filosofie dan het bewustzijn van dit vermogen en hoezeer dat telkens weer op de proef gesteld wordt.

Ook nu weer in deze coronacrisis. Het opvolgen van richtlijnen van autoriteiten is op zichzelf geen probleem en in veel gevallen absoluut aanbevelenswaardig, maar we zijn op een punt aanbeland waar autoriteiten zelf in een experimentele fase zijn gekomen waarbij de beste richtlijn of het juiste antwoord niet meer te zeggen is.

Zo stelt de Italiaanse reanimatiearts dr. Ferdinando Lorini dat de enige juiste oplossing is dat iedereen binnen blijft en er geen enkel sociaal contact meer is. Aan de andere kant zien we minister Slob die vindt dat schoolexamens (!) voor eindexamenklassen doorgang kunnen hebben. Uiteraard gebaseerd op richtlijnen en voorschriften van deskundigen, waarvan iedere leek zou kunnen vermoeden dat deze nauwelijks handhaafbaar zijn.

Aan de ene kant zien we mensen vrolijk in het Vondelpark rennen, aan de andere kant zien we leger en politie mensen torenhoge boetes geven als ze zonder urgente reden zich op straat begeven (Spanje). Ik zou nog legio van dit soort tegenstrijdige bewegingen kunnen opsommen die leiden tot vertwijfeling, maar ik geloof dat de lezer zich inmiddels wel bewust is van het spanningsveld.

Het komt er dus wat mij betreft op aan om binnen de vrije ruimte die er nog is, een eigen afweging te mogen maken. Ik zeg te mogen maken, want binnen het morele spanningsveld spelen enorme krachten.

Laat ik allereerst het morele spanningsveld verduidelijken.

Er is ruimte gecreëerd (op 17 maart) om bijvoorbeeld examens te mogen afnemen. Examens kunnen alleen doorgang vinden als er surveillanten zijn. Moet een surveillant nu, ook al is hij niet ziek, geacht worden aanwezig te zijn?

Verzaakt hij een plicht indien hij niet komt? Mag van hem worden verlangd dat hij zich begeeft in een risicovolle omgeving, zonder dat het heel duidelijk is wat daarvan de urgente noodzaak is? Daarbij neem ik aan dat het afnemen van een schoolexamen geen urgente noodzaak is. Het spanningsveld is dan simpelweg het idee van loyaliteit en eventueel een zeker algemeen belang in relatie tot de afweging om onaanvaardbare gezondheidsrisico’s te lopen in een nauwelijks te controleren omgeving.

Het is niet moeilijk om meerdere voorbeelden te bedenken. Kun je van een kapper verlangen dat hij mensen knipt en scheert? Kun je van een tandarts verwachten dat hij routinecontroles blijft draaien? Kun je van klantmedewerkers in kledingzaken eisen dat ze blijven komen?

Mijn stelling is dat iemand hier het fundamentele recht heeft op een eigen morele afweging, ondanks de ruimte die er op basis van voorschriften en richtlijnen zou zijn. Dat recht is mijns inziens een volledig ondergesneeuwd en ondergeschoven uitgangspunt. Het lijkt erop dat waar die ruimte geschapen is (het is niet verboden om te scheren, om je kledingzaak open te houden, om examens af te nemen) geleund wordt op een vanzelfsprekendheid deze ruimte te benutten. De druk die op mensen komt te staan wanneer zij zich zouden verzetten tegen deze quasi-vanzelfsprekendheid komt juist voort uit het feit dat het fundamentele recht van de morele afweging niet voldoende wordt benadrukt.

Maar ik heb zojuist al aangegeven dat op dit moment deze ruimte gebaseerd is op experimentele vermoedens van antwoorden. Dat is nu precies de reden waarom hier het fundamentele recht op een eigen morele afweging moet worden gerespecteerd.

Ik begrijp wel dat er een paradoxaal karakter schuilt in de stelling. Immers als verschillende mensen de afweging maken dat ze bijvoorbeeld geen risico willen lopen op een besmetting om welke reden dan ook, kan dat betekenen dat er binnen de vrije ruimte scheve verhoudingen ontstaan. Op enig moment bijvoorbeeld kunnen schoolexamens geen doorgang meer vinden. Maar dat mag nooit verhinderen dat mensen het recht behouden op deze morele afweging onder deze omstandigheden; die druk mag geen rol spelen. Want anders dan de ezel van Buridan die sterft omdat hij zich exact te midden van twee hooibalen begeeft en niet kan kiezen welke hij eten moet, kan de mens wel een eigen afweging maken te midden van uitersten. Welke hij kiest, als er goed over is nagedacht en wellicht zelfs overlegd is met het hart, maakt dan uiteindelijk niet zoveel uit. Thuisblijven is evenzeer te rechtvaardigen dan gaan.

Ik heb hier de morele afweging genoemd binnen een context waarbij er geen wezenlijke voortgang wordt belemmerd of direct levensbedreigende consequenties vastzitten aan de morele afweging. Ik begrijp maar al te goed dat artsen en verpleegkundigen veel meer dan bijvoorbeeld onderwijzend personeel of kappers iedere dag het morele spanningsveld ervaren inclusief de druk van de loyaliteit en het daadwerkelijk algemene belang. Wordt van hen meer verlangt? Moeten zij meer risico’s aanvaarden dan gemiddeld? Is dat onderdeel van hun beroep, anders dan bij docenten en kledingmakers? Dat is een hele moeilijke kwestie. Ik denk het wel. Maar hebben zij dan minder het recht op deze morele afweging? Absoluut niet. Hun uitgangspositie maakt de afweging weliswaar nog moeilijker en de grenzen worden daarbij wellicht verder verschoven dan elders (omdat het midden troebeler is); ook daar komt uiteindelijk een punt dat binnen het zuivere geweten niet het onmogelijke of onredelijke kan worden verwacht. Het blijft vooral van belang dat we in deze situatie überhaupt begrijpen dat we de morele overweging altijd mogen maken en dat we ook het lef hebben dat te doen.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"