1. Op 24 augustus 2012 schreef ik met Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon, een kleine ode aan Lance Armstrong. Hoe eenzaam ik werkelijk ben, blijkt nu de eerste rookwolken van het USADA-rapport zijn opgetrokken. Meer dan twee dozijn aan getuigenissen onder ede (voormalige ploeggenoten, verzorgers etc.) transactie-afschriften van ruim een miljoen dollar aan de beruchte dopingarts Michele Ferrari en een uitgebreide onthulling van een groots opgezet dopingmaskeringsprogramma, maken het geloof in de schone renner Armstrong (dat betekent hier niet meer: ‘nooit betrapt’) buitengewoon ingewikkeld. Ook voor de meest verstokte liefhebber. Want ons rest niets meer dan te geloven in het grootste complot uit de sporthistorie tegen één man.
2. Het enige wat er namelijk nog is, is de pertinente ontkenning van de kampioen zelf. Met de hand op het hart. Die ontkenning is fascinerend en brengt een aantal grote filosofische en psychologische moeilijkheden met zich mee. Hoewel het verleidelijk is in te gaan op het probleem van waarheid en subjectiviteit als synthese van het irrationele, gesymboliseerd door de enkeling die de strijd blijft voeren tegen het systeem, wil ik een specifieker probleem bespreken dat ermee samenhangt.
Kan een leugen gerechtvaardigd zijn, indien haar effect bijzonder ten goede komt aan anderen?
3. Dit oude probleem steekt hier in grootse vorm de kop op. De bekendste en meest radicale ontkenner van deze vraag is de Duitser Immanuel Kant die in zijn Fundering voor de metafysica van de zeden uit 1785 streng afrekent met het leugentje om bestwil. Kant lijkt, naast de immer problematische categorische imperatief, te varen op het principe dat je altijd rekening moet houden met het feit dat een leugentje zomaar uit kan komen. En waar sta je dan nog?
4. Als Armstrong ooit nog de publieke opinie voor zich wil terugwinnen, en als ironische teleologische held de geschiedenisboeken wil halen, moet zijn verklaring in het licht staan van de desastreuse gevolgen die zijn ontmaskering zou hebben voor zijn strijd tegen kanker wereldwijd. Een soortgelijke verdediging heeft hij gegeven vanuit de ontkenning (zie laatste alinea), maar dat lijkt zijn stichting nu niet meer te kunnen redden. Toegeven vanuit eenzelfde motief lijkt hier een uitweg naar sympathie.
Ja, hij gebruikte doping, maar ja, hij zag hoezeer hij als winnaar van de Tour zijn strijd tegen de kwade ziekte kon voortzetten, met ongekende middelen. Oftewel: een ogenschijnlijk kleiner –uitstekend verborgen- kwaad, bleek een veel groter –openlijk zichtbaar- kwaad te kunnen verslaan. Hier heiligde het doel de middelen…. Wie zou die utilitaristische verleiding kunnen weerstaan? U?
5. Is het morele goede, in dit licht bezien, recht gedaan nu de kwade genius is gepakt, maar de strijd tegen een veel uitgebreider kwaad behoorlijke averij heeft opgelopen? Is het erg dat iemand een narcist is, als daardoor miljoenen dollars aantoonbaar kunnen worden ingezet voor onderzoek naar kanker? Ging het USADA in haar aanhoudende poging de grootste kampioen onder de zondaars te ontmaskeren werkelijk om het goede omwille van het goede? Of heeft daar ook het narcisme gezegevierd, behalve dat er nu geen miljoenen beschikbaar zijn gekomen voor iets goeds, maar slechts een hoop puin en gedesillusioneerde en ontredderde zielen?
6. Ik eindig met een ethisch gedachte-experiment, dat ik enige tijd geleden al uitwerkte en onder meer wonderbaarlijk in de praktijk kwam naar aanleiding van deze gebeurtenis. Het uitgangspunt van mijn gedachte-experiment is echter ooit geschreven om te overwegen of we, enigszins parallel aan de Ring van Gyges, ons een verstrekkende leugen zouden willen permitteren, als deze louter positieve gevolgen zou hebben, waarbij we de garantie hebben nooit te worden ontmaskerd (en is dat niet een onderliggende assumptie die vaak de reden is waarom we ons een leugentje permitteren?).
Oftewel: hoe zit het dan nog met het goede omwille van het goede? En wat zijn overigens onze werkelijke motieven wanneer wij zelf een leugen zouden kunnen ontmaskeren? Een aanzet tot zelfonderzoek derhalve:
7. Een oude man vertelt zijn verhaal. Op scholen, buurthuizen en conferenties in het hele land. Hij spreekt over een enorme strijd van het leven met de dood. De mensen luisteren, zijn onder de indruk en raken geïnspireerd door het ontroerende geschiedenis. Het verhaal waar de oude man ooit klein en onschuldig mee was begonnen, was uitgegroeid tot een imperium. Hij had zijn eigen stichting waar onder meer de overheid flink wat geld in investeerde, was meerdere malen tegen wil en dank onderscheiden en inspireerde een hele nieuwe generatie. Vanaf die eerste onderscheiding had hij ontdekt dat hij met zijn verhaal levens kon veranderen, ten goede. En het Goede raakte hem diep. En hij voelde dat het niet meer om hem ging.
Er was echter één probleem: in werkelijkheid had hij nooit in Auschwitz gezeten. Hij had weliswaar de oorlog meegemaakt, kende ontbering en de armoede, maar niets daarvan kwam in de buurt van het concentratiekamp. Een toevallige persoonsverwisseling, met iemand die lang was vergeten, was de oorzaak geweest van zijn huidige identiteit.
Hij had zijn verhaal echter gaandeweg geperfectioneerd, voorvoelde dat hij reeds lang het moment was gepasseerd dat hij nog terug kon, en wist zich oprecht te troosten met de gedachte dat ondanks het feit dat hij het verhaal zélf niet had meegemaakt, het verhaal zelf wel écht was gebeurd. Wat was dan wezenlijk nog het probleem?
Op een dag echter ontdekt een professor tijdens een grote studie per abuis een document in de krochten van een archief. En dat document toont aan dat het verhaal van de oude man niet op hem van toepassing kan zijn. Hij is geen man die het concentratiekamp heeft overleefd. De professor weet dat dit het enige nog tastbare bewijs is dat de oude man van zijn troon kan stoten en waarmee zijn hele imperium in één klap wordt vernietigd.
Maar ja. Hij is een man van de waarheid. Maar hij beseft ook dat voor de waarheid hier een hoge prijs moet worden betaald. En hij twijfelt of die prijs niet veel te hoog is. Hoeveel schade zal hij niet aanrichten? En welke schade weet hij met zijn onthulling eigenlijk te voorkomen? Helemaal geen. Natuurlijk is de oude man verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan, maar de professor kent alle goede gevolgen en kent ook de bescheiden oude man bij wie hij nooit een kwaad motief heeft bespeurd. Maar ja…..die verdraaide waarheid! Moet hij zich hier laten dwingen zich te verplaatsen in het onpartijdige standpunt, dat de waarheid omwille van de waarheid vereist? Wat maken zijn waarden, gevoelens, overtuigingen en verlangens uit tot hoe hij de gevolgen ziet, wanneer het gaat om de waarheid? Moet hij eerst de oude baas confronteren?
In zijn boekenkast valt hem plots de Kritik der praktischen Vernunft op, ironisch genoeg naast Bernard Williams’ Moral Luck…
In zijn ooghoek ziet hij een doosje met lucifers liggen….’Wat is hier nu het juiste om te doen?’ vraagt hij zich af.
Armstrong: waarheid en subjectiviteit. Een analyse van een bekentenis.
Lees ook:
Nuance is hard nodig in zaak Armstrong
Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad
Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon
Zoals ieder mens die een oordeel moet geven worstelt met zijn subjectiviteit, worstelt Lance Armstrong vanuit de belofte om eerlijk te zijn met zijn geloofwaardigheid.
Dit werd in het eerste deel van het interview met Oprah Winfrey uitermate scherp geïllustreerd toen hij zei: ‘This is impossible for me to answer and have anybody believe it…’. Armstrong is aanbeland in een stadium waarin hij zijn werkelijke motieven, gevoelens en intenties, niet meer kan mededelen door een beroep te doen op ondersteunende woorden als ‘uit de grond van mijn hart’ of ‘dat is de absolute waarheid’. De krachtige taal die hij gebruikte bij de ontkenning (‘I know you find this hard to believe, but it is the absolute truth’), worden nu namelijk met eenzelfde kracht gebruik voor de bekentenis.
Daarmee is deze bekentenis een ode aan de persoonlijke opvatting, waarbij letterlijk de subjectiviteit de waarheid is. Onze innerlijke interpretatie is hier de waarheid, objectief onzeker, maar eveneens objectief onweerlegbaar.
Ik kies ervoor Armstrong te geloven in zijn bekentenis, evenals ik ervoor koos hem te geloven in zijn ontkenning. Met geloven in de bekenning, bedoel ik nu niet de relatie van het bekennen in verhouding tot de feiten, maar heb ik het over de intentie van het bekennen. Velen zijn geïnteresseerd in de oprechtheid van de biecht. Maar er zijn geen objectieve maatstaven om ‘oprechtheid’ te meten. Het is een kwestie van overgave, waarbij we onze eigen mechanismen en motieven hebben die leiden tot een (gedeeltelijk) positieve of negatieve instemming. Daarbij wel in acht genomen dat we ons bij die instemming immer voorstellen wat het betekent om Armstrong te zijn.
Armstrong kan niets doen om ‘oprechter’ of ‘echter’ over te komen. Zeker, met betrekking tot verschillende feiten (hij ontkent bijvoorbeeld stellig na 2005 nog doping te hebben gebruikt, terwijl USADA dat bestrijdt), kun je blijven twisten. Maar waar het gaat over intentionaliteit, moet je kiezen. Een traan kan worden opgevat als hypocriet, maar tegelijkertijd als ontwapenend. Een excuus kan worden gezien als hardvochtig of louter in het eigen belang, maar tegelijkertijd als een nederige buiging naar mensen die hij teleurgesteld heeft. De manier hoe wij Armstrongs woorden horen, zegt dus vooral erg veel over onszelf. Over ons mensbeeld. Over ons idee van goed en kwaad, over keuze en verantwoordelijkheid.
Het ligt voor de hand om bijvoorbeeld te kiezen voor de idee dat de bekentenis hier een sterk utilitaristisch karakter heeft. Bekennen levert meer op dan zwijgen, en dus is het rationeel om te bekennen. Dat is niet een bekentenis vanuit het hart. Dus waarom juist nu? Waarom niet veel eerder? Ik denk echter dat we moeten begrijpen dat een definitieve kanttekening in de geschiedboeken, niet zo eenvoudig gemaakt wordt als menigeen denkt. Daarbij is het een persoonlijke beweging van een ongekend complex niveau. Het is de mens die balanceert tussen de status van gevallen legende en tragische held. Het is de mens die schippert tussen het zeggen van de waarheid en de mogelijke juridische consequenties. Het is de mens die geloofde in de wereld waarin hij loog en daarmee het toneelspel als werkelijkheid is gaan zien.
Maar het is bovenal ook een intermenselijk drama waarbij velen voor hun leven zijn getekend doordat ze de strijd op het verkeerde moment met de verkeerde persoon aangingen. Daarom alleen al is de bekentenis goed. Want al is het niet de hele waarheid of een volle bekentenis, eenieder die persoonlijk is geraakt door Armstrong en zijn leugen, komt toch geheel uit de schaduw en in het licht van de waarheid. Ex umbris et imaginibus in veritatem.
Het zijn tenslotte de woorden die ik zo zal citeren, waardoor ik niet teleurgesteld ben over het eerste deel van het verhaal, in tegenstelling tot vele anderen. De zeeën aan commentaar, de meningen, discussies en analyses wereldwijd, zijn ondanks een wat negatieve tendens een ode aan de subjectiviteit.
Ook ik draag een druppel naar de zee, maar ben niet zout. Ik kan van iemand in deze positie niet meer verlangen, dan dat hij weet dat hij de rest van zijn leven moet knokken om zelf ook maar enigszins terug te mogen keren in het licht van de waarheid. En oordeel vooral zelf, maar niet te snel. Dit is pas een eerste, kleine en moeizame stap van iemand die de sport heeft geleefd en gedragen. Een sport die tot op de dag van vandaag nog steeds bezig is grip te krijgen op het verleden; een duister verleden dat nog heel wat stappen verder teruggaat dan de episode Armstrong.
_______________
Dossier Armstrong:
Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad
Nuance is hard nodig in zaak Armstrong
Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon