Modder voor miljoenen
“(…) Omdat hij de leus gebruikt die de massa zo graag hoort. Dus niet omdat hij wijze dingen zegt, want door het geroezemoes kan niemand duidelijk horen wat hij te berde brengt. Maar omdat hij een woord uitstoot dat elke domkop zeggen kan, dus omdat hij geen redenaar is maar een orgeltrapper.”
SKS 7:136
Al geruime tijd loop ik met het idee rond me eens polemisch te uiten over het Omdenken, in brede kring ook wel bekend onder het synoniem Uitmelken. De quasi-geestige flauwekul gevoed door jatwerk, goedkoop effectbejag, mislukte ironie en gauw geld, ergert me al jaren en ten diepste. En ergernis komt toch het best tot bedaren op papier.

Omdenken presenteert zich als de ‘filosofie’ die van een probleem een feit maakt en daarmee een nieuwe mogelijkheid creëert. ‘Omdenken gaat om wat er is, en niet om wat er zou moeten zijn.’ Lees die zin gerust nog maar een paar keer. Deze en een diarree aan nog veel meer oppervlakkige onzin kan vrijwel niemand zijn ontgaan afgelopen jaren. Op Facebook volgen >500.000 mensen de Omdenken-pagina en inmiddels zijn er tientallen boekjes in omloop en nog veel meer vreselijke troep die je niet onder je kerstboom hoopt aan te treffen, omdat de gever geen inspiratie had je iets van waarde cadeau te doen. Die one-trick pony boekjes lijken overigens niet alleen allemaal op elkaar, maar kunnen het beste gewoon illegaal worden gedownload. Bespaart een hoop centen en oud paper. Of stuur me een mail, krijg je ze van mij. Omdenken doet daar niet moeilijk over, want ‘Dat kan immers, omdat het er is’.
De figuur achter de Omdenken-cultus is Berthold Gunster (natuurlijk niet zijn echte naam, die is Omgedacht). De man moet iedere avond van het lachen niet meer in slaap geraken hoe het toch mogelijk is geweest dat hij met een dergelijk gebrek aan originaliteit zo’n ongelofelijk groot publiek heeft weten te verleiden. Al is dat ook weer niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat de gemiddelde mens gelooft dat hij een kans heeft van 1 op 2500 om de Jackpot te winnen van € 30.000.000 in de Staatsloterij of de wanhoop van de armoede iedereen kan verleiden tot banaliteit. Wat Loesje tot kunst verhief, transformeerde Berthold schaamteloos tot commercieel gedrocht. ‘Boek me, boek me, boek me!’
Het is onmogelijk voor te stellen dat Berthold zelf gelooft in wat hij verkoopt. Als voormalig theaterregisseur acteert hij dan ook alles. Op de Omdenken-website acteert hij een orakel, visionair en groot denker. Berthold is het Antwoord en de Weg daar waar de kleinste beweging van zelfreflectie het laat afweten. Berthold geeft antwoord op het probleem van de vluchtelingen. Berthold geeft antwoord op het probleem van de echtscheiding. Een vrouw heeft moeite met haar lichaam, maar gelukkig biedt het Omdenken de verlichting: ‘Accepteer jezelf, wees blij met wie je bent. Ook oud worden hoort erbij en dat kan ook prachtig zijn. Amen!’ Einde citaat. Probleem opgelost. Iedereen blij.
Je ziet op de filmpjes dat Berthold af en toe moeite heeft om niet in de lach te schieten. De gauwdief die samen met zijn riante marketingafdeling uitgekauwde psychologische wijsheden van de bevroren grond achter elkaar plakt overgoten met een populair quasi-wetenschappelijk en esoterisch sausje, heeft een onverwacht grote sinaasappel gevonden. En die zal en moet tot de laatste druppel worden uitgeknepen. En zolang er nog onzekere directeuren te vinden zijn, een management van een of andere bank met teveel geld in de scholingskast of een theater wat een gat in de programmering moet opvullen, verkoopt Berthold zijn geparfumeerde stronthoop voor grof geld. Kun je hem boeken dan? Ja maar natuurlijk kun je hem boeken!
En als de Gunster niet kan of veel en veel en veel te duur is, dan staan er nog genoeg gerekruteerde idioten klaar die vooral ten koste van anderen hun pavlov-kunstje en de goedkope lach komen verkopen, en zo onbeschaamd geld binnen harken. Zeker, want Omdenken kost hoe dan ook goudgeld, duizenden euro’s voor een paar kwartier, gewoon omdat het kan!
Ik was ooit eens in de ongelukkige omstandigheid om Berthold zelf in een ‘sessie’, een show, een healing of hoe je het noemen moet aan het werk te zien. Niet vrijwillig uiteraard, maar bij gelegenheid. Het was een van de meest naargeestige voorstellingen die ik ooit in mijn leven bijwoonde. Het woord naargeestig dekt eigenlijk de lading niet eens, als ik mijn uitvoerig gedocumenteerde herinneringen erop nasla.
Berthold had zich de rol aangemeten van Ecclesiastes. Op enig moment kwam hij met een opdracht voor het aanwezige publiek die inhield dat je geen ‘nee’ mocht zeggen. Een lieve man die zich had voorgesteld als Ruud, bleek niet in staat te zijn overal ‘ja’ op te zeggen. Toen hij achteloos na een publiekelijk standje van de Prediker toch weer ‘nee’ antwoordde op een vraag, werd hij overvallen door een afkeurend rumoer vanuit de zaal. ‘Was hij soms mentaal niet in orde’? De volgende persoon wist wat haar te doen stond. Een vrouw van in de 30 gaf zonder enige tegenzin antwoord op de meest absurde vragen. Of ze zichzelf gruwelijk lelijk vond? Ja, natuurlijk! Ze mocht immers geen nee zeggen van de Prediker…
Ik observeerde nog een aantal mensen die zonder schroom op alles ja bleven antwoorden en toen overviel me het besef dat ik getuige was van een griezelig staaltje volksmennerij waarvan de ernst nauwelijks onderschat kon worden. Alsof Solomon Asch nooit bestaan heeft; alsof Hannah Arendt nooit Eichmann in Jerusalem heeft geschreven.
Wat bezielt mensen in vredesnaam om zich over te geven aan dat wat precies de kern is van de condition humaine? Eigenheid, zelfverantwoordelijke zelfbepaling, excentrische positionaliteit, bedachtzame overweging, om dan ten volle te zeggen: ‘Ja maar en nee, want hoezo…’?’
Het maakte me intens droevig. Of dat nu kwam door de algehele leegheid of het gebrek aan verzet daartegen weet ik nog steeds niet. Tenslotte kwam de Prediker weer terug bij Ruud. Ruud mocht, of eigenlijk moest het nog een keer proberen. ‘Hij had toch immers gezien hoe het ook kon?’ En wederom had hij er moeite mee, verslikte zich, ontkende half en nam het geroezemoes voor lief… Het eindigde. Zonder moraal, zonder doel. En niemand mocht ‘ja-maar’ zeggen. Dat was de doodzonde. Dat werd de publieke vernedering. Ik was getuige van de moord op de dialectiek, en zonder dat iemand het in de gaten leek te hebben, werd hier de mens haast zelf opgeheven.

Advertentie. Met mislukte ironie probeert Omdenken critici de wind uit de zeilen te nemen. Leuk ook dat dyslexie-grapje. Lachen.
Ruud is een held, Berthold is een sukkel. Ruud laat zien dat je nooit moet zwichten voor de groepsdruk, volksmennende clowntjes, goedkope oplossingen of onelinerhulp. De troost van conformisme is de meest valse troost. Ruud toont dat je nooit je eigenheid moet opgeven. Dat je zingeving oneindig beter kunt vinden door introspectie dan je hoop te vestigen op Omdenk-esoterie. Dat je oneliners beter kunt zoeken bij Greshoff of Pascal of Renard of Gide of Hebbel. Echte denkers kortom. Ruud verdedigde Kierkegaards Hiin Enkelte op unieke wijze. Kierkegaard die overigens nooit een cent verdiende aan zijn boeken, iets waar het Omdenken een voorbeeld aan heeft als het zichzelf werkelijk oprecht zou Omdenken.
Maar natuurlijk is er niets oprecht aan deze ‘filosofie’. Het is op kapitalisme gedreven neoliberale psychopolitiek, die tot doel heeft de hele persoon, tot aan het leven zelf uit te buiten. Misschien ergert mij dat nog het meest. Zou er geen cent mee worden verdiend, dan was Berthold al lang en breed op zoek gegaan naar een ander kunstje vol bedwelmende lucht en leegte voor de massa, het kuddedier dat hij zo graag in zijn vuilnis laat graven.
Dit alles heb ik uiteraard geschreven als zuivere reclame voor het Omdenken. Want Omdenken is bedrog, een parasiterend gezwel dat bestaat bij de gratie van domheid, luiheid, en totale geestelijke armoede. Het is volksverlakkerij dat geniepig commercieel misbruik weet te maken met dank aan een individualistisch en oppervlakkig tijdperk. Een tijd waar dagelijks vermaak tot God verheven is. Omdenken is zo’n God. Ik had het dan ook niet beter de hemel in kunnen prijzen dan met deze woorden. Ga heen en Omdenk jezelf. En leg al je problemen en zorgen in de handen van het grote Niets. Omdat je het verdient, net als Berthold.
Drie Michelinsterren in de culinaire wereld is de mythische barrière waar je je niet zomaar doorheen kookt. 
Het voelt in ieder geval wat ongemakkelijk aan om het imposante gebouw wat De Librije is binnen te treden. Wetende dat hier lang geleden gevangenen water en brood kregen -o ironie-, zitten we straks te midden van deze monumentale voormalige gevangenis kaviaar uit ei te vissen.
Wat ons in ieder geval opviel is dat van alle gerechten de combinatie met de wijn niet de sensatie gaf waar we op hadden gehoopt. Daar hadden we ons extra op gespitst, juist omdat we daar wel al vele ervaringen van hadden. Maar op één enkele combinatie na, waarin de wijn echt een diepere laag aan smaakbeleving met zich meebracht, -een wow- bleef dat bij de overige gerechten uit. En wellicht speelt hier de vloek van het imago mee, wat je vaak hoort: kun je nog wel de juiste verwachtingen hebben? Hoe onbevangen kun je nog genieten van wat je krijgt met het idee dat dit het beste van de wereld is en vrijwel iedereen niets dan lof heeft voor de combinaties? We aten boerderijeend uit Ermelo, hammetjes van Urk, bron forel uit Hattem, Noordzeekreeft en krabsalade en nog een heleboel meer. Ik kan er geen verstandige dingen over zeggen, hier barst gewoon zoals gezegd de taal. Het was in elk geval mooi opgemaakt, creatief, met bijzondere ingrediënten waarvan je niet zou weten waar je het vandaan zou moeten halen -van klaverzuring tot bittercress en Japanse Knotweed. Of dan toch uit Jonnies kruidentuintje.
Voorbereid op het ergste is de kleine € 800 voor twee personen, waarmee 10 gangen zijn geproefd, samen met een koffieservies, drie non alcoholische cocktails en een dubbel wijnarrangement, toch even slikken. En we gaven ook maar een fooi van een paar tientjes, waarvan het de vraag is hoe gebruikelijk zoiets is. Maar ach, als het decadente decadent is, dan moet het ook echt decadent zijn!
Adam Smiths klassiek filosofische werk over de vrijemarkteconomie is voor het eerst integraal vertaald in het Nederlands. Toen 




Het is interessant om te bedenken in hoeverre kritiek op het personage in het boek, kritiek is op de schrijver. Mijn grootste bezwaar, zoals ook blijkt uit onderstaande recensie, is dat de schrijver suggereert fictie te bedrijven, terwijl het in werkelijkheid autobiografisch is. “Het boek is een roman en staat daarmee los van de werkelijkheid.” Ik sluit niet uit dat het een literaire truc is die ik niet begrijp, of een vrijheid die gepermitteerd mag worden bij het schrijven van een roman, maar het heeft mij 240 pagina’s in de weg gezeten. Ik begrijp best dat mensen soms de behoefte hebben om iets verdekt op te schrijven als het gaat over liefde of homoseksualiteit of onprettige ervaringen, maar noem het dan geen fictie. Neem verantwoordelijkheid voor wat je schrijft, of doe het dan onder een pseudoniem. Maar omgekeerd heb ik er moeite mee: je echte naam gebruiken en doen alsof je fictie schrijft. Ik moet eens nader overwegen, waarom me dat zo stoort, los van de karakterloosheid.
En het sneeuwde in Rome is het tweede boek van Stefan van Dierendonck (1972) na En het regende brood uit 2012. Het (symbolisch?) 12-hoofdstukken tellende verhaal laat zich in enkele zinnen vertellen: een jonge priester vertrekt naar Rome voor een studie kerkgeschiedenis. In Rome lijkt hij enkel karikatu
Tja, de Liefde! Het boek heet immers ‘een onontkoombare liefdesgeschiedenis’. Maar de liefde is flinterdun. Haast afwezig. Na 188 pagina’s -eindelijk- is er een kusje met de femme fatale: Arianna. Het wordt aan de fantasie van de lezer overgelaten wat Arianna precies aantrekt in Stefan. Probeert ze een chronisch gevoel van lucht en leegte te vullen? Is het de sensatie van de verovering? Schept ze er plezier in een onbeschreven blad te bekrassen? Arianna lijkt een akelige vrouw die op het moment dat haar prooi dreigt te ontglippen zelfs de absolute troef speelt dat het leven zinloos is zonder Stefan: ‘Ik weet niet wat ik mezelf had aangedaan als het wel een afscheid was geweest’. Er is geen zin verder verwijderd van liefde dan deze. Eng, griezelig: wegwezen. Maar voor Stefan is het een absurde aanmoediging. Hij mag met Arianna friemelen en ze helpt hem breken met een heilig gemaakte belofte. Ze helpt hem te ontsnappen aan iets waartoe hij zelf nooit de moed heeft gehad. Is Arianna de duivel? Is zij het enige immateriële personage in het boek? Is zij een ontluikend gedachtespinsel van Stefans geest na jaren verdrongen seksuele fantasieën? Vragen die wellicht beantwoord worden in deel III: En het hagelde in de bovenkamer.
(1709-1751) daar ook onder valt.
staande verhandeling tegen dat stoïcisme, die De Lamettrie meerdere keren intensief heeft bewerkt. De centrale gedachte in Het geluk rust op het idee dat geluk is voorbestemd door de natuur aan eenieder die zich er naar richt. Met andere woorden, geluk is niet afhankelijk van zaken als deugd en ondeugd, religieuze opvatting, sociale status en verantwoordelijkheid, terwijl die wel de kans op schuldgevoelens maximaliseren. Schuldgevoelens, en daarin acht De Lamettrie zich uiterst origineel, vormen de kern van ieder ongeluk; het is in alles een vruchteloze remedie. Gelukkig hij die in staat is door middel van reflectie zijn schuldgevoelens te onderdrukken!
In een inleidend werk uit 1952 noteert Gregor Malantschuk dat ‘De toekomst zal bewijzen of de belangstelling voor Søren Kierkegaard en zijn geschriften meer is dan een modeverschijnsel’ (p.11). Kierkegaard zelf heeft altijd volgehouden dat niet alleen zijn filosofie, maar juist ook zijn leven, ‘dat intrigerende geheim van de hele machinerie’, keer op keer bestudeerd zou worden en dat hij pas na zijn dood werkelijk goed begrepen kon worden. Inmiddels is duidelijk dat de internationale Kierkegaard-studie een van de meest veelomvattende hedendaagse filosofieprojecten vormt. Sinds het eerste nog uit het Duits vertaalde boek van Kierkegaard in 1886 verscheen, zijn willekeurig
De Nederlandse vertaling is gebaseerd op de Deense jubileumuitgave die verscheen in 2013 ter gelegenheid van Kierkegaards 200ste geboortedag. Opvallend is dat een aantal hoofdstukken ontbreekt die in de oorspronkelijke uitgave uit 2000 en de daaropvolgende Duitse (2004) en Engelse vertaling (2005) wel zijn opgenomen. Volgens de uitgever omdat het voor de Nederlandse lezer om Deense, al te Deense uiteenzettingen zou gaan. Weggelaten is onder meer een beschouwing van het ondergrondse Kopenhagen destijds evenals een vermakelijke uiteenzetting van een nooit door Kierkegaard gepubliceerd werk over literaire snoeverij bij monde van A.B.C.D.E.F. Godthaab. Toch de moeite van het lezen waard, en voor wie Kierkegaard nog beter binnen zijn Deense context verstaan wil, zeker niet overbodig. Wie het Deens niet machtig is, maar wel die achtergronden wil lezen, kan altijd nog terecht bij de Engelse vertaling van Bruce Kirmmse.
De oorspronkelijke uitgave, die de belangrijke Deense ‘George Brandes literatuurprijs’ won, is desalniettemin sinds verschijnen onderwerp van stevig academisch debat. Hoewel internationaal vrijwel alle recensies lovend zijn, heeft met name Peter Tudvad in uiteenlopende commentaren gewezen op de vele fouten die te vinden zouden zijn in de biografie. Garff zou fouten en valse speculaties uit secundaire literaire bronnen hebben overgenomen en bovendien gedreven door sensatiezucht Kierkegaard een nauwelijks onderbouwde duw hebben gegeven richting het beeld van een dweperige dandy. Garff zou ook geregeld met een Freudiaanse bril op geneigd zijn tot absurde insinuaties, en toegegeven: ‘Met ambivalente gevoelens en misplaatste loyaliteit, die haast te vergelijken is met de paradoxale toewijding van een incestslachtoffer, laat Kierkegaard ons meestal tussen haakjes weten dat zijn vader de beste van alle vaders is’ (p. 39-40), is op zijn minst een ongelukkige woordkeuze.
Het leven van Kierkegaard laat zich in enkele regels vertellen, noteert Frits Florin in een bloemlezing (2003). Het zou ook weinig spectaculair zijn. Dat zijn twee vergissingen: wie Kierkegaards levensverhaal bestudeert, komt onvermijdelijk tot de conclusie dat Kierkegaard meer overhoop heeft gehaald in 43 levensjaren dan menigeen voor zich zou wensen. Ook het eenvoudige leven kan spectaculair zijn. Kierkegaards ambivalente jeugd, dramatische liefdesverhouding met Regine Olsen, voortdurende opstand tegen de massa en de verwoestende aanvallen op de Deense Staatskerk: dat is opzienbarend. Daarbij, iemands leven in enkele regels uit de doeken doen is juist bij Kierkegaard de valkuil die men moet vermijden, omdat geen levenswandel zo verbonden is met de filosofische ontwikkeling als bij Kierkegaard.
verdelen in vijf kenmerkende perioden waarbij de belangrijkste bronnen Kierkegaards correspondentie en dagboekfragmenten zijn. Opmerkelijk is dat Kierkegaards roemruchte notitie IV A 85 ontbreekt in een herschreven hoofdstuk ‘Oefening achter de coulissen’ waarin hij schreef: ‘Na mijn dood, en dat is mij een troost, zal niemand in mijn papieren één verklaring vinden over datgene wat eigenlijk mijn leven vervuld heeft; niemand zal in mijn innerlijk de sleutel vinden die alles verklaart (….)’. Wellicht heeft Garff gemeend dat hoe hij dit ook uitlegt of nuanceert het een te grote schaduw werpt op de biografische poging.
Garff laat er geen misverstand over bestaan dat zijn studie een poging is om de afstand tussen het vertellen van een goed verhaal en het presenteren van een ware geschiedenis zo klein mogelijk te houden. In dat opzicht leest zijn biografie als een sterk gedocumenteerde roman, en is ze veel uitgebreider en beter dan Peter Thielsts Het verhaal van Søren Kierkegaard. Roman over het leven van een filosoof (vert. 1999). Uit de lucht gegrepen beweringen dat Kierkegaard een trouw bezoeker zou zijn van het bordeel en wijnhuis (p. 144), treft men in Garff niet aan zonder het nodige voorbehoud (p. 112-118). Garff is ook toegankelijker dan de bijna 500 pagina’s tellende ‘intellectuele biografie’ Kierkegaard A Biography van Alastair Hannay (2001) die als eerste alternatief van recente Kierkegaard-biografieën moet worden genoemd. Ook Hannay is overigens breed bekritiseerd, wat eens temeer duidelijk maakt dat er niet zoiets kan bestaan als de ‘definitieve biografie’ waarmee uitgever Ten Have schermt of een ‘waarschijnlijk definitieve presentatie van feiten’ zoals de Frankfurter Algemeine Zeitung meende. Daarvoor heeft Kierkegaard teveel raadsels en geheimen achtergelaten.
originele bron zijn bij uitstek in filosofische werken een must. Daarnaast dient het de lezer duidelijker te zijn dat alle citaten nadrukkelijk worden verdedigd door een pseudoniem van Kierkegaard en niet door Kierkegaard zelf. Keij schenkt aan dat laatste wel minieme aandacht (p. 25), maar lijkt het zo uit te leggen dat daarmee zijn eigen interpretaties dus gelegitimeerd zijn: hij reageert niet op Kierkegaard, maar op ‘een derde’. Is dat Kierkegaard anders zien?
Want Keij toont zich wel een echte denker die de lezer nadrukkelijk bij de hand neemt en hardop diepzinnig speculeert over grote thema’s van het leven op basis van handreikingen die hij bij Kierkegaard aantreft. Leunend op het adagium dat de subjectiviteit, de innerlijkheid de waarheid is, mondt het hoogtepunt van het boek uit in een onvermijdelijke interpretatie van Kierkegaards klassieker Vrees en beven. Met inzichten van Levinas en Derrida zet Keij het Offer van Abraham zo uiteen, dat de lezer telkens gedwongen wordt zich reflexief te verhouden tot de tekst. Keijs demystificatie en ontreligisering pakken hier goed uit, al rust een en ander erg zwaar op Derrida’s interpretatie van Vrees en beven in De gave van de dood. Het appèl dat Keij uiteindelijk op de lezer doet kan worden samengevat als: ‘Hier ben ik!’ En gelijk Abraham het zei tegen God, zouden wij het vaker moeten zeggen tegen onszelf.
Van Deyssel heeft een 
Als de bank deze redenering consequent zou handhaven, zou ze binnen de kortste keren failliet zijn, want dat een huis op voorhand al een dergelijke meerwaarde vertegenwoordigt is uitzonderlijk. De meeste woningen zijn vrijwel altijd evenveel waard dan ervoor betaald wordt. Dat betekent dat volgens de redenering van Lloyds ze dan een ‘nog’ hoger risico lopen, en in de praktijk dus geen enkele hypotheek zouden kunnen verstrekken. Dat is misschien ook wel een van de redenen dat deze bank met belastinggeld gereanimeerd moest worden…
En als het echt moeilijk wordt en Van Deyssel zou zo onverstandig zijn om toch te reageren op de laatste e-mail, dan is het moment daar dat Jeffrey de casus door moet schuiven aan de paladijn die net boven hem staat. Van Deyssel zou dan gelabeld worden tot ongewenste en moeilijke klant, en de toon van de e-mail zou juridischer van aard worden, maar nog steeds van bedenkelijk niveau en even nietszeggend. En degene die dat baantje nu heeft, juist dat ligt straks in het verschiet voor Jeffrey. We moeten hem dat maar niet misgunnen en hem bovenal niet uit zijn droom wekken. Hij zou op een ochtend wel eens wakker kunnen worden, en ontdekken dat hij in zijn bed in een reusachtig ondier is veranderd….
Gevonden foto is opgebouwd uit vele korte hoofdstukken en diverse intermezzo’s waarin allerlei facetten van de foto besproken worden. Van pasfoto tot trouwfoto, van straatfotografie tot vakantiekiekjes, van mislukte foto’s tot professionele en elegante portretten. Het boek opent sterk met een lange inleiding waarin we lezen over de liefde die gepaard gaat met een ‘gevonden foto’. Het blijkt zelfs een heuse hobby te zijn die tot kunst verheven kan worden: op zoek naar beelden uit het verleden van onbekenden. Want niet alleen toevallig stuit men op een onbekende foto’s, men kan ook zoeken in prullenbakken in de buurt van fotowinkels, bij pasfoto-automaten à la Amélie, of te rade gaan bij een antiquair die vast nog wel een oude foto in een lijst heeft staan. En het idee dat er hoe dan ook een (levens)verhaal achter schuil gaat, maakt dat onze verbeelding niet stil komt te staan wanneer we erna kijken.