Stephan Wetzels
Denken en Zijn

IS-vrouwen. Of: het onderscheid tussen dom en kwaadaardig

‘Je moet er principieel op tegen zijn om domme mensen aan hun lot over te laten’

De meest uitdagende morele dilemma’s worden vaak zo door de werkelijkheid aangereikt. De tragiek dat, anders dan in een gedachte-experiment er daadwerkelijk meer op het spel staat dan alleen overwegen, doet niets af aan het feit dat het bijzonder het overwegen waard is.

Hetgeen ik hier wil overwegen is afgelopen dagen door de Amerikaanse president aangewakkerd: Trump riep zijn Europese bondgenoten op, waaronder dus ook Nederland, zijn IS-strijders terug te nemen en te berechten. Deze Europese IS’ers zijn in Irak en Syrië gevangengenomen en worden momenteel vastgehouden met de hulp van de Koerdische strijdkrachten die leunen op de hulp van het Amerikaanse leger. Het lijdt geen twijfel dat niemand zit te wachten op een dergelijke complexe en langdurige rechtsgang. Het is interessant te overwegen of de moderne nationale rechtsstaat hier zijn eigen grenzen heeft gevonden. Een hooguit internationale berechting met daarbij de mogelijkheid van de doodstraf, het niet actief inspannen voor Nederlandse staatsburgers waarbij een schuldvraag formeel niet is vastgesteld en de expliciete wens dat Syriëgangers in de strijd beter daar kunnen omkomen dan ooit nog hun heil zoeken in Nederland, zijn wel erg sterke aanwijzingen dat het leven van iemand in de ogen van de Staat is gedevalueerd en waardeloos geworden.

De meegereisde vrouwen en kinderen
Misschien dat de werkelijke morele dilemma’s hier nog niet beginnen, maar pas bij de laag eronder: de meegereisde vrouwen en kinderen. Naar aanleiding van het bovenstaande werden ook zij weer actueel, waar ze eerder al zonder slag of stoot waren verdwenen in de media omdat vrijwel niemand serieus mededogen kon opbrengen. Want gaat het hier om mededogen? Gaat het hier om barmhartigheid?

De complexiteit van het morele probleem ligt erin dat we niet goed kunnen vaststellen op welke gronden we de vrouwen moeten beoordelen. Die beoordeling wordt bovendien ernstig vertroebeld door het feit dat naast ons gezonde verstand ook nog eens de geschiedenis het ongelijk van de vrouwen heeft bewezen.

Verreweg de meeste vrouwen beroepen zich op het feit dat ze zich hebben vergist, dom waren en naïef. Ze zijn nu tot inkeer gekomen, hebben het licht gezien, begrijpen dat ze een foute en ondoordachte keuze hebben gemaakt. En dat is de paradox: we weten nooit of ze dat hadden kunnen inzien indien IS niet zo dramatisch was gevallen. Ondanks dat het hen dan misschien goed was gegaan, hadden ze nog steeds een verkeerde keuze gemaakt. Zoals een nazi verkeerd is, ondanks zijn overwinning.

Maar hoe kunnen wij nu het onderscheid maken tussen dom-zijn en kwaadaardig?
Hoe kunnen wij bepalen of iemand naïef was, makkelijk te beïnvloeden en goedgelovig in plaats van vilein, boosaardig en fundamentalistisch? Dat kunnen we niet. We kunnen nooit doordringen tot de diepste binnenwereld waarin de geheimen van de beweegredenen zich schuilhouden. En dus is daar het onoplosbare morele dilemma. Of zou iemand zeggen: ‘Of ze nu dom waren of boosaardig, in beide gevallen heb ik ze afgeschreven.’ Dan is er inderdaad geen dilemma meer.

Voor mij is dat er echter wel. Ik denk dat ik principieel tegen het zwaar bestraffen van domheid ben. Of misschien moet ik de stelling opperen dat we er principieel op tegen moeten zijn om domme mensen aan hun lot over te laten. Natuurlijk, als je in de strijd hebt gestreden aan de verkeerde kant met de lelijkste motieven, meest primitieve opvattingen en de valste beloften, dan is het helder wat je lot moet zijn. Dan heb je een grote kans gewaagd op een heel groot speelveld, en je hebt groots verloren.

Maar wat nu als je alleen hebt geloofd dat je op de goede weg was, en daar verder niets voor hebt gedaan? Zou iemand, als we dat zuiver zouden kunnen vaststellen, een nieuwe kans verdienen in onze open samenleving? Ik voel de weerzin om dat bevestigend te beantwoorden, maar welke redenen heb ik in dat geval om iemand dan aan zijn lot over te laten? Zou het kunnen zijn dat omdat we niet in iemands binnenste kunnen kijken we voor het gemak ervan uitgaan dat de mogelijkheid van kwaadaardigheid ons probleem snel oplost? Omdat die mogelijkheid er is, kunnen we ieder risico daarop willen uitsluiten. Maar ook dan gaan we voorbij aan het dilemma en de mogelijkheid dat iemand simpelweg onnozel is. Hoe moet een rechtsstaat omgaan met onnozelaars? Hoe moeten wij ons verhouden tegenover domme mensen die domme dingen doen?

Het antwoord dat ze beter hadden moeten weten strookt natuurlijk niet met het feit dat ze dom zijn. Waren ze dat immers niet, dan hadden ze wel beter geweten. Hebben ze met hun domheid dan niet iets ongelofelijk verschrikkelijks gefaciliteerd? Dat is waarschijnlijk waar. Dan blijft nog steeds de vraag open staan in hoeverre je ze dat moet aanrekenen en in welke mate. Een combinatie van goedgelovigheid, domheid en pech kunnen in vele omstandigheden leiden tot radicaal verkeerde keuzes. Je wil dan graag verantwoordelijkheid toekennen aan iemand die zo’n keuze gemaakt heeft, maar als het zo tegenzit, in hoeverre mag je, moet je, dan die verantwoordelijkheid enigszins relativeren? Je kunt niet ieder mens een even zware verantwoordelijkheid toekennen.

Maar ook hier is het de vraag in hoeverre de rechtsstaat zich moet en wil inspannen om deze nuancering toe te passen op het lot van tot inkeer gekomen islamitische vrouwen in veroverd oorlogsgebied. Kan de rechtsstaat zichzelf daarboven uittillen? Want wie zou deze nuancering graag in het debat willen betrekken, daar waar waarschijnlijk 95% of meer van de bevolking vindt dat deze vrouwen hun kansen hebben verspeeld om een toekomst op te bouwen in ons land? Een toekomst klaarblijkelijk die ze niet zagen of zo makkelijk kon worden vertroebeld om welke redenen dan ook. Is dat iets wat we ons nog als zelfverklaarde meritocratie moeten aantrekken?

De conclusie is niet eenvoudig. Het probleem verdwijnt niet vanzelf -hoe graag ook ik zou willen- en welke keuze er uiteindelijk ook gemaakt wordt, deze zal gepaard gaan met nieuwe problemen. Ook het uitstellen van het maken van keuzes, leidt tot nieuwe problemen. En het helemaal niet kiezen al helemaal. Barmhartigheid mag niet naïef zijn en hoop moet niet gepaard gaan met vrees, maar willen we ruimte geven voor barmhartigheid en hoop, dan zullen we eerst het waagstuk aan moeten gaan of we bereid zijn te accepteren dat deze vrouwen dom zijn geweest en daarom een nieuwe kans verdienen. Een nieuwe kans die inhoud dat zij zich nooit meer aan zo’n lelijke steen zullen stoten, en dat de rest van hun leven aan anderen zullen vertellen. Hoe goedgelovig en onnozel ze waren, en dat ze een tweede kans hebben gekregen van de samenleving die ze de rug hadden toegekeerd. Een dankbaarheid die in IS nooit had kunnen bestaan en een levensles die in het beloofde land nooit was geleerd.

Morele woede uit balans: begrijpen wij voldoende wat de rechtsstaat onder rechtvaardigheid verstaat?

Begrijpen wij voldoende wat de rechtsstaat onder rechtvaardigheid verstaat?
-Diverse overwegingen van verschillende aard bij twee zaken

Familieleden van de verongelukte Donnie Rog gingen in de rechtszaal de man te lijf die de dood van de 13-jarige Hagenaar op zijn geweten heeft. De 21-jarige Bulgaarse verdachte Milen Y. moest in de rechtszaal rake klappen incasseren van de woedende familie, die buiten zinnen raakte toen de strafeis werd uitgesproken door het OM van vier maanden voorwaardelijk, drie jaar rijontzegging en een maximale werkstraf van 240 uur. De politie kon de verdachte uiteindelijk ontzetten. ‘Als jullie hem niet pakken, dan doen we dat zelf wel’. (parafrase bron: AD).

Al eerder schreef ik bespiegelend over een ontluikend gevoel van morele woede dat samenhangt met een fundamentele verontwaardiging. Beide emoties zijn herkenbaar in ieders leven en ook van belang in een moreel leven. We hebben ook recht op die emoties. Het is echter zo dat het recht op emotionele boosheid en verontwaardiging op het dunne randje balanceren met dat van de behoefte aan fysieke wraak of eigenrichting, waarmee er een potentieel spanningsveld bestaat dat ieder moment uit zijn evenwicht kan geraken.

Het is nu onze rechtsstaat die een belangrijke bijdrage aan dit evenwicht behoort te leveren. Zij kan  immers door middel van vergelding er voor zorgen dat de disbalans van onze morele woede stabiliseert, zodat we niet de neiging krijgen zelf te corrigeren door over te hellen naar eigenrichting. Vertrouwen in de overheid is daarbij essentieel, waarbij we stoelen op de wetenschap dat eigenrichting de toets van de moderne en hedendaagse ethiek niet doorstaat: “oog om oog, tand om tand” is een middeleeuws principe.

Maar soms is dat vertrouwen geleidelijk afgebrokkeld of ineens weg, en verdwijnt daarmee ook de ondersteuning van die disbalans tussen emotionele woede en fysieke vergelding. Dan wint de emotie het van de rede. Als het idee ontstaat dat de rechtsstaat geen recht doet aan de emotie, maakt dat dat een persoon zelf recht wil doen aan zijn emotie, dat hij zelf op zoek gaat naar de balans. Het emotionele gevoel van rechtvaardigheid is dan sterker dan het rationele idee van rechtvaardigheid van de rechtstaat, waardoor in een geval als het bovenstaande de vader van het slachtoffer zijn oververhitte woede “koelt” op de dader -misschien in de hoop zo wel weer in balans te geraken, of in ieder geval iets in balans te brengen, wat naar zijn idee niet door de rechtsstaat in balans wordt gebracht.

-Vragen-
Maar hoe staat het met onze balans? Kunnen wij zelf ook uit balans raken?

Zijn wij in staat om ons altijd over te geven aan het idee van rechtvaardigheid zoals de rechtsstaat ons dat voorspiegelt? En vereist dat dan een buitengewone rationele overtuiging en/of standvastig geloof in de rechtsstaat?

Kan er een moment zijn dat we zeggen: en nu schort ik mijn vertrouwen in de rechtstaat op?

Hoe verhouden wij ons tot de woedende vader? Kunnen we begrip opbrengen voor zijn situatie en van daaruit zijn handelen begrijpen, of moeten we eigenrichting altijd veroordelen? Of kunnen we zowel begrip opbrengen als dat we het desondanks veroordelen?

“Ik begrijp uw reactie volkomen, maar desondanks moet ik u straffen-” zo spreekt de rechtsstaat.

De belangrijkste vraag die mijns inziens echter moet worden gesteld, en die samenhangt met alle overige problemen die in dit schrijven worden aangeraakt is de volgende:

Zijn we voldoende in staat het recht zoals de rechtsstaat ons dit toont te begrijpen?

Ik denk dat in die laatste vraag het grootste probleem schuilt waar het gaat om oververhitte morele woede: we begrijpen niet altijd wat de rechtsstaat onder gerechtigheid verstaat. Bovendien wordt iedere  rationalisatie van een vonnis ondergesneeuwd door overweldigend onbegrip op de bekende  sociale media.  Maar wat is dan eigenlijk recht doen aan de situatie, wanneer een 13-jarige jongen zijn leven verliest door roekeloos rijgedrag? Dat de betreffende verdachte volgens eigen zeggen in blinde paniek doorreed, is misschien begrijpelijk, maar dat hij volgens het OM voor tientallen verkeersovertredingen voor en vooral na het fatale ongeluk is beboet, is minder begrijpelijk en laat zich bovendien voor leken moeilijk verenigen met zijn spijtbetuigingen in de rechtbank, die zo eerder onoprecht praktisch lijken in het licht van strafminimalisatie.

Wat betekent het als het Openbaar Ministerie namens de samenleving zegt: “deze man heeft iemand doodgereden door roekeloos gedrag, heeft zich vervolgens niet aan de plicht gehouden hulp te verlenen en is doorgereden. Maar een gevangenisstraf gaat ons echt te ver; we vinden wel dat hij 240 uur gedwongen aan het werk moet en er bovendien een gevangenisstraf boven zijn hoofd moet hangen indien hij wederom de fout in gaat.”

Het lijkt mij persoonlijk niet een straf die in ieder geval het roekeloos rijden tegengaat. Er gaat geen afschrikwekkende werking van uit. Aan de andere kant kunnen we ons afvragen indien er een zeer zware straf was geëist (waarbij we kunnen discussiëren wat dan in dit geval een zware straf is), dit roekeloze rijders wel afschrikt. Misschien is roekeloos rijden te vergelijken met zinloos geweld: de hoogte van de strafmaat heeft nauwelijks effect op toekomstige gedragingen. Het gaat hier dus vooral om vergelding en niet om generale preventie.

Ik vermoed overigens dat een eis van een stevige gevangenisstraf vereist zou zijn geweest om in dit geval eigenrichting in de rechtszaal te voorkomen. Toevallig wordt dat bevestigt in een follow-up: Geen spijt bij ouders na vechtpartij in rechtszaal. Overigens dacht ik zelf aan 2 jaren gevangenisstraf…

Want wat kan de maximale straf zijn in deze? En wanneer is de maximale straf daadwerkelijk ooit opgelegd? Een blik op artikel 307 Sr. (veroorzaken van de dood of van lichamelijk letsel door schuld) leert:

1. Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

De maximaal te eisen straf lijkt dus vier jaren cel als ik me niet vergis (noot: al zijn de grenzen die in de WVW (art.6/art.175) worden bepaald nog zwaarder; te weten 3 en 6 jaar), dus hoe verhoudt zich dan de gevraagde straf in deze door het Openbaar Ministerie? Het Openbaar Ministerie heeft klaarblijkelijk de ruimte om meer te eisen, maar doet dit niet. En daar openbaart tegelijkertijd zich het grootste probleem: ons gebrekkige inzicht in het juridische systeem, onze gebrekkige kennis van jurisprudentie waarbij ook nog eens de media geregeld al te summier en zijdelings rapporteren, waarbij we nuance en omstandigheid uit het oog verliezen en enkel zicht hebben op daad-slachtoffer-straf. Waarom komt het OM met deze eis? Daar moet veel aandacht naar uitgaan, mijns inziens.

Een andere zaak
Maar toch. Ik moet denken aan een recente veroordeling, waarbij ik mij ook weer geconfronteerd zag met een sterke opleving van morele woede, gebaseerd op onbegrip. Ik kon het vonnis goed volgen, maar niet zo goed begrijpen. Er wordt gesproken van “onbeschrijfelijk leed” dat is aangericht. Het OM eist 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de man die beschonken (5x toegestane hoeveelheid alcohol)  en al spelend met zijn mobiele telefoon een vrouw doodreed. Hij geeft dit alles toe en heeft spijt. Het uiteindelijke vonnis: 200 uren taakstraf.

Er wordt mij dan niet genoeg duidelijk waarom 12 maanden teruggebracht wordt tot 200 uren werk. Het lijken alle omstandigheden van de dader te zijn (spijt, eerlijk geweest, niet eerder veroordeeld, jong kind). Ook heeft de rechtbank gelet op de richtlijnen die in den lande voor soortgelijke feiten gehanteerd worden: oftewel-het al beschonken spelen met een telefoon doodrijden van iemand wordt nu eenmaal niet zo heel zwaar bestraft. Zou dat zijn omdat er vrijwel nooit sprake is van opzet en dat er bij de dader ook een zwaarwegende vorm van leed gedurende de rest van zijn leven te bespeuren zal zijn? Dat zou een rechtbank kunnen vinden en dat mag ze wat mij betreft ook expliciet benoemen, maar het lijkt me een vreemd criterium. Het leed is immers aan zichzelf te wijten, terwijl dat voor de nabestaanden niet geldt. Het is moeilijk om medelijden te hebben met iemand die zich willens en wetens in een risicovolle situatie begeeft, waarbij het misgaat.

Maar opmerkelijk is: “De officier van justitie heeft voorts gelet op de richtlijnen die bij dergelijke zaken worden gehanteerd”. En daarbij kwam ze tot een eis van 12 maanden onvoorwaardelijk. Het spanningsveld voor mij als toeschouwer blijft dus zitten in de eis en het vonnis. Waarom zit er zo’n gat tussen OM en rechtbank? En het is ook moeilijk te vatten dat een rechtbank 200 uren taakstraf (en bijkomende straffen) als vergelding ziet voor “onbeschrijfelijk leed”. Zo beschouwt ze dat vast ook niet-maar wat is dan het werkelijke nut en doel van deze straf anders dan vergelding? Herhaling lijkt uitgesloten, berouw is er al.

Ik bedacht mij bovendien dat ik feitelijk nu alleen nog maar een buitenstaander was, en toch al de opleving van morele woede gewaar werd. In hoeverre zou ik mijn balans verliezen als ik geen buitenstaander was geweest, maar een familielid? Had ik dan nog rationeel begrip kunnen opbrengen, of ontdek ik dan iets anders-namelijk dat ik 2 jaren straf voor dood door schuld erg weinig vind? En herinner ik me niet een krantenbericht waar het stelen van dertien bronzen beelden een gevangenisstraf opleverde van 2,5 jaren? Zodra je dat tegen elkaar gaat afzetten, waarbij de omstandigheden verdwijnen en het vonnis niet goed bestudeerd wordt, dan wordt begrip heel erg lastig.

Vertrouwen in de rechtsstaat hang samen met het begrip ervoor
Het is dat ik mij sterk bewust ben van mijn gebrek aan diepgaande kennis omtrent de totstandkoming van vonnissen. Het ontbreekt mij aan achterliggende redenen en zicht op persoonlijke omstandigheden, dat ik wel vertrouwen moet hebben in de mensen die dat wel hebben. Het is ook een zekere mate van overgave. En binnen de mogelijkheden die ze hebben komen zij tot een afgewogen inzicht en oordeel. Maar als ik een vonnis dan goed bestudeer, dan moet en wil ik het ook wel volledig kunnen volgen. De wetgever heeft ruimte gemaakt om te kunnen straffen; hoe en waarom is daar op deze manier gebruik van gemaakt? Ik zou het dan nog steeds oneens kunnen zijn met de uitkomst, maar ik moet op zijn minst kunnen begrijpen waarom een rechtbank tot het oordeel is gekomen zoals dat het geval is.

Tot slot
Heeft het zin dat het OM 4 jaren eist en de rechtbank er vervolgens 200 uren werkstraf er van maakt? Misschien niet, maar misschien is het niet verkeerd dat het OM toch wat meer spierballen laat zien, juist omdat ze namens de samenleving opereert. Dat de onafhankelijke rechter zijn eigen oordeel heeft is geheel goed, maar daar mag best een scherp geluid tegenover worden geplaatst, waarbij het onbegrip dat vaak heerst doorklinkt in een juridisch afgedekt kader. “Wie door roekeloosheid op de weg het leven van een ander beneemt, mevrouw de rechter, zou wat ons betreft zijn zonden altijd in het gevang mogen overwegen, ongeacht de omstandigheden. Dat doet volgens ons recht aan ‘onbeschrijfelijk leed’. Iedere burger zet namelijk met roekeloos gedrag -al bellend en/of dronken achter het stuur- zijn eigen omstandigheden en die van een ander willens en wetens op het spel.”

Dat kan een rechter van tafel vegen -omstandigheden doen er altijd wel toe-, maar de nabestaanden hebben dan in ieder geval, zoals in de casus van de dertienjarige Donnie Rog tenminste de steun van het OM. Of was het dan bij het vonnis wel uit de hand gelopen?

Wordt ongetwijfeld vervolgt…

Naschrift 1 aug  ’13: 1. een uitzonderlijke, doch zeer summiere verklaring van het OM:
https://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1358455

2. Anders dan in verschillende media is geuit, stelt het OM dat er in de zaak Donnie Rog, geen roekeloos rijden kan worden aangetoond (waarmee niet is gezegd dat er van roekeloos rijden geen sprake was). Dat geeft een iets ander licht op de zaak; was dit een zuiver ongeluk-zonder schuld?

3. Doodslag?
De Bulgaarse verdachte schepte Donnie vorig jaar op 9 juli toen die de straat overstak met zijn fiets. Hij reed door, om zich een paar uur later te melden bij de politie. Uit onderzoek bleek dat hij te hard heeft gereden. Hoe hard en of hij mogelijk onder invloed van alcohol of drugs verkeerde was niet meer vast te stellen. Zowel voor als na de aanrijding blijkt Milen Y. meerdere verkeersovertredingen begaan te hebben. De nabestaanden voeren dat gegeven ook aan. Toch wil het OM hem niet vervolgen voor doodslag, hoewel dat juridisch wel mogelijk geweest was. Nooy: ‘Het staat de officier vrij om af te wijken van de richtlijnen die er zijn. Maar dan moeten daar wel de omstandigheden voor zijn, je moet het de maatschappij wel kunnen uitleggen’. Volgens Nooy is de aanrijding niet het gevolg van roekeloos rijgedrag, maar gaat het om een tragisch ongeval.  (bron vk.nl)

Dus te hard rijden betekent nog geen roekeloos rijgedrag? En iets aan de samenleving uitleggen geldt ook voor de huidige eis: die acht ze juist onbegrijpelijk. En hoe kan er worden gesproken van een tragisch ongeval, als alle mogelijke bewijzen daarvoor niet zijn te verifiëren? Het lijkt me onlogisch om te spreken van een ongeluk (waar er te hard is gereden), waar je niet kunt bewijzen dat er geen sprake was van een ongeluk; dat iets niet te achterhalen is, maakt niet dat het niet het geval was, maar dat we het niet kunnen weten-ergo: dan is dus niet vanzelfsprekend het tegendeel het geval.

4. Waar gaan rechters van uit? Er blijkt zoiets te bestaan als “Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken”, waar LOVS staat voor Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hieronder plaats ik de tabel die samenhangt met richtlijnen omtrent overtreding artikel zes van de wvw (geldig mei 2013).

https://www.stephanwetzels.nl/wordpress/docs/Straffen%20overtreden%20wegen%20verkeerswet.jpg

Het hele document met alle richtlijnen is HIER te vinden.

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie.

Gedachten in dialoog, strikt binnen de grenzen van de rede zoals het hoort. Bij het verschijnen van ‘Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging’ kwam onderstaande overweging. Hieronder antwoord ik uitvoerig. Het is geen definitieve repliek, maar zoals ook het oorspronkelijke stuk, een aanleiding om verder na te denken.

Een commentaar

1. “Mij kan geen straf erg genoeg zijn” denkt volgens jou zelfs de meest vrome burger. Dat is niet waar. Ik denk dit niet en ik heb het ook niet gedacht. Dat vereist oefening, dat vereist begrip van de rechtsstaat: de rechtsstaat is een abstractie die bij weinigen liefde op het eerste gezicht zal zijn. Houden van de rechtsstaat moet je leren. En dat niet alleen: je moet het leren. Anders zijn we overgeleverd aan elkaars primaire gevoelens, en die zijn, als ze niet beteugeld zijn, niet bevorderlijk voor een vreedzame samenleving.

Je moet je verdiepen in de rechtsstaat en in de gruwelen van het ontbreken ervan, om deze jongens niet de ergste straf toe te wensen die er is. En we moeten elkaar erop aanspreken als we die wens wel hebben en uitspreken. De rechtsstaat vereist dat we elkaar scherp houden, want het is geen vanzelfsprekendheid – de rechtsstaat is kwetsbaar.

Een repliek

1. Wat ik uitdrukkelijk schreef in de eerste alinea, was dat zelfs de meest vrome burger in de verleiding zou kunnen geraken. Verleiding heeft hier betrekking op het herkennen van hevige emotie bij zichzelf gecontrasteerd met het rationele verstand. Het ‘transcendentale ik’ zal juist omdat het de ‘vrome burger’ betaamt, kiezen voor het rationele. Dat pleit dus voor de vrome burger, in tegenstelling tot alle anderen die zich overgeven aan de emotie en zich uitleven in een sociaal Wildwest.

1b. Ik geloof niet dat door middel van kennis, zoals jij dat stelt, als vanzelfsprekend iedere emotie verdwijnt bij het zien van een heftige gebeurtenis. Juist een heftige gebeurtenis, toont ons wat we wezenlijk voelen. Het gaat erom, om de emotie als deze verschijnt te herkennen, en desondanks te kiezen voor het juiste. In dit geval betekent dat kiezen voor de rechtsstaat. Overigens, ‘het juiste’ berust hier in filosofische zin natuurlijk op een verlichtingsaxioma, dat je terloops mooi onderschrijft en ik niet zal betwisten.

2. Daarop volgt een bespreking van hoe op sociale media controle ontbreekt, en primaire emoties de boventoon kunnen voeren. Ik ben het met je eens dat deze macht iemands identiteit te onthullen een oorlog van allen tegen enkelen kan uitlokken. 2. Ik moet de hele tijd denken aan Nietzsche die, als ik het zeer summier mag samenvatten, de mens heeft getoond als wezenlijk irrationeel. De verlichting is eigenlijk de strijd aangegaan met dat wat ons van nature zo kenmerkt: primaire emoties en verlangens, driften, gevoelens. Jouw verlichtingsideaal, met te allen tijde het zuivere rationele oordeel als boventoon, is geen vanzelfsprekendheid op sociale media en daarom zien we daar zo nadrukkelijk zo vaak die ‘echte’ irrationele mens.
3. Maar wat er daarna komt kan ik niet volgen. Het OM heeft de beelden vrijgegeven, dat is op zichzelf een discutabele handeling waarbij de gevolgen voor de verdachten goed moeten worden afgewogen tegen het opsporingsbelang. Maar mag het OM vervolgens niets meer van burgers vragen? Geeft het OM daarmee iedereen het recht om op sociale media de namen en foto´s te verspreiden en ze de meest ernstige straffen toe te wensen?  3. Het ontbreekt op sociale media aan een duidelijk sociaal contract. Ik heb dat een status naturae genoemd.  Het lijkt alsof je deze toestand niet onderkent, en verwacht dat desondanks iedereen zich in redelijkheid laat aanspreken (bijvoorbeeld door het Openbaar Ministerie). Maar redelijk aanspreken werkt alleen bij voldoende repressie. ‘Redelijkheid’ komt niet uit de lucht vallen, maar is gewoon een vorm van sociaal leren. Ik denk dat er op dit moment een te grote afstand is tussen de echte werkelijkheid en de digitale sociale werkelijkheid, waardoor mensen niet in staat zijn om het te beschouwen als een en dezelfde realiteit.
3b- ‘Mag het OM vervolgens niets meer van burgers vragen?’Dat heeft weinig zin bij gebrek aan repressie. Daarbij, een waarschuwing of een appel heeft alleen effect voor mensen die toch al geneigd waren tot het gedrag waarnaar de waarschuwing of het appel verwijst. Een waarschuwing versterkt die neiging.3c.‘Geeft het OM daarmee iedereen het recht om op sociale media de namen en foto´s te verspreiden en ze de meest ernstige straffen toe te wensen?’Omdat het ontbreekt aan duidelijke -wettelijke- regels, repressie (ik denk daarbij ook aan het opportuniteitsbeginsel), sociale controle, enzovoorts, is het woord ‘recht’ enigszins vreemd. Ik heb aangegeven dat ik het Openbaar Ministerie hierin enigszins naïef vindt: zodra men gruwelijke beelden van een mishandeling vrijgeeft (en inderdaad klaarblijkelijk kiest voor het opsporingsbelang), is het op dit moment gewoonweg een gegeven dat dit een geheel eigen leven gaat leiden in de digitale werkelijkheid. Het OM geeft geen recht; die rechten hebben mensen (en bepaalde websites) zichzelf toegeëigend, omdat het wegens gebrek aan repressie of legale duiding geaccepteerd lijkt. En de voor de hand liggende oplossing van censuur, is waarschijnlijk erger dan de kwaal.3d. Tenslotte, met betrekking tot de overweging van het OM. Zou jij het in dit geval gerechtvaardigd vinden wanneer het OM had overwogen de beelden niet vrij te geven vanwege de mogelijkheid op grote ‘sociale schade’, waarbij deze overweging had geleid tot het niet oplossen van deze zaak? Oftewel, waar ligt de grens wanneer oplossen ondergeschikt wordt aan de gevolgen?
4. En dan de laatste stap, die me echt te ver gaat: omdat sociale media er nu eenmaal zijn, mogen de gevolgen van een internethetze niet worden meegewogen in de strafmaat. Waarom niet? Het is – nota bene – het OM zelf die de media heeft opgezocht! Er zijn ook media, en de gevolgen van media-exposure worden ook meegewogen in de strafmaat. Mogen alle gevolgen die je vooraf mogelijk kunt voorzien gewoon bij de straf worden opgeteld? Ik kan dat niet anders lezen dan een pleidooi voor een straf bovenop de straf. Het OM hoeft dan de gevolgen voor de verdachte helemaal niet meer mee te wegen: de staat kan je uitleveren aan de volkswoede, en je vervolgens nog een straf opleggen. 4. In een onderzoek van juriste Anne de Groot blijkt dat vooral witteboordencriminelen ‘profiteren’ van aandacht in media. Waar het echter gaat om geweldpleging, pakt een straf juist zwaarder uit in vele gevallen: ‘Wanneer kranten en journaals en masse met afschuw hebben gerapporteerd over de gruwelijkheden van de daad van de verdachte, dan zien strafrechters dit juist als een reden extra straf op te leggen.’ Vallen sociale media hier dan volgens jou buiten? Dat lijkt mij niet. De aandacht voor geweldsdelicten in diverse media ‘tonen’ de geschokte rechtsorde. In sociale media zou je dus ook een afspiegeling van maatschappelijke gevoelens kunnen zien, die een rechter in plaats van afwijst, meeneemt in zijn oordeel. Dus klaarblijkelijk is er in de praktijk al sprake van een straf bovenop een straf.
4b. Daarbij, sociale straffen (negatieve sociale effecten) zijn van alle tijden en gaan hand in hand met juridische straffen. Je kunt je ook afvragen in hoeverre überhaupt een rechter zinvol rekening kan houden met sociale gevolgen. Dat is uitermate complexe materie, waar in juridische zin helemaal geen duidelijke parameters voor zijn gegeven. Bijvoorbeeld, een relatief bescheiden strafblad alleen al, kan zeer grote gevolgen hebben. Moet daarmee een wetsovertreding altijd in de schaduw/in het licht staan van sociale gevolgen? En wanneer is daarin een grens bereikt? Waarom eerder bij een foute zwemleraar dan bij een winkeldief? Natuurlijk komt sociale media niet vanzelf op stoom: er schuilt wel degelijk iets in van ernst.
4c. Ik heb nadrukkelijk aangegeven, dat er geen misverstand over kan bestaan dat iemand die bepaalde criminele handelingen verricht (pedofilie en –zinloos- geweld staan daarin hoog op de publieke agenda) het risico neemt dat dit gepaard kan gaan met een behoorlijk ongunstig sociaal effect. Daarin fungeert de sociale orde niet anders dan de juridische orde. En waarom zou de juridische orde boven de sociale orde moeten staan? Ik zeg niet dat ik daar zonder meer mee instem, maar het is wel een sterk punt voor nadere overweging. Ingeval een ‘willens en wetens’ zou ik mij goed kunnen voorstellen dat we meer en meer de sociale en de juridische gevolgen als een eenheid gaan beschouwen, in de zin dat ze dus apart hun eigen geldigheid kunnen hebben.
5. Stel dat je in een zwak moment een kinderpornografisch filmpje hebt bekeken. Wat heb je liever: bekendmaking van je naam en portret op internet, of een maand de gevangenis in? Deze jongeren, waarvan een deel niet eens heeft bijgedragen aan de mishandeling, hebben al de zwaarste straf gekregen: eeuwige verankering van hun zwakste moment op het internet. Dit geldt overigens ook voor personen die ten onrechte deel zijn geworden van deze hype. 5. Je voorbeeld is dusdanig merkwaardig, dat ik niet goed weet hoe er op te antwoorden. Je verwijzing naar het ‘zwakke moment’ lijkt een ‘willens en wetens’ uit te sluiten. Ik geloof echter dat iemand die een zwak moment heeft, daarbij nog steeds een helder onderscheid heeft van goed en kwaad. Iemand kan vanuit ‘een zwak moment’ besluiten om met alcohol op achter een stuur te gaan zitten, waarna hij een kind doodrijdt, maar we kunnen ons toch niet wijsmaken dat deze persoon niet beter had kunnen en moeten weten? Het nemen van een risico op het verkeerde pad, kan bijzonder grote gevolgen hebben. Dat is een al oude Kantiaanse wijsheid, die ik binnen de grenzen van deze discussie graag onderstreep. Maar daarbij, was het bij herhaling op het hoofd trappen van een weerloos slachtoffer een ‘zwak moment’ volgens jou? Of is daar meer aan de hand?5b. Verder geef je niet veel blijk van vertrouwen in de samenleving, bij gebrek aan geloof dat mensen die onterecht in een kwaad daglicht worden gesteld, daarvan in de werkelijkheid voldoende kunnen herstellen. Als ik weet dat iemand onterecht is behandeld, is vrijgesproken of zijn straf heeft uitgezeten, is dat voor mij voldoende reden om hem vervolgens precies zo te benaderen zoals ik ieder ander zou benaderen. Dat dit in de werkelijkheid niet gebeurt, is misschien een bevestiging van haar hoge irrationele karakter.

5c. Ook  lijkt het alsof je juridische straf in zijn geheel wil uitsluiten, wanneer je zegt: eeuwige verankering van hun zwakste moment op het internet is de zwaarst mogelijke straf. Dat vind ik een buitengewone bevreemdende opmerking; aan ‘de zwaarste straf’ kan immers niet iets worden toegevoegd, zodat deze nog zwaarder wordt. Dan zijn we nog maar een stap verwijderd van het seponeren in het geval van de casus in Eindhoven, als ik je goed begrijp.

6. Je kunt als staat niet enerzijds betogen dat bekendheid een goede afschrikking vormt en actief bijdragen aan het bekendmaken van de identiteit van verdachten, en tegelijkertijd betogen dat het geen straf is en daarom niet hoeft te worden meegewogen in de straftoemeting. Kortom: het OM moet zeer terughoudend omgaan met het vrijgeven van beelden en heeft zeker de verantwoordelijkheid om burgers op te roepen deze niet aan te grijpen om zelf een straf op te leggen. Als burgers dit wel doen, moet dit worden meegewogen in de strafmaat en zal het OM een volgende keer terughoudender moeten zijn in het vrijgeven van deze gegevens. Het OM mag al helemáál niet de persoonsgegevens van verdachten verspreiden en mensen overleveren aan de oorlog van allen tegen enkelen waar jij het over hebt. Door deze mechanismes wordt het OM ook in toom gehouden en gecontroleerd in de redelijkheid van de belangenafweging. Een kernaspect van de rechtsstaat is wel dat overheidsmacht in toom wordt gehouden. Het strafrecht gaat over zelfbeheersing, van burgers, maar ook van de staat. 6. Je slotstuk is een herhaling van eerdere argumenten, die ik bovenstaand voldoende heb besproken. Je lost in ieder geval de door mij aangehaalde spagaat niet op behalve door te stellen dat het OM ‘voorzichtig en terughoudend moet zijn’. Maar dan gaat dit klaarblijkelijk ten koste van het oppakken van geweldplegers en ander geboefte. Daarmee wordt het risico geaccepteerd dat de schuldvraag kan verdwijnen (of eigenlijk de vergelding) achter de mogelijke gevolgen van de sociale media. Ik neem aan dat je het dus met mij eens bent, dat omtrent dit relatief nieuwe fenomeen in ieder geval duidelijkere regels moeten worden gesteld, waar het nu aan ontbreekt. Het enige wat er nu is, is de volstrekt subjectieve overweging van het OM: ‘een en ander afgewogen, hebben we uiteindelijk toch maar besloten om (…)’6b. Dus: Openlijke geweldpleging? Reken erop dat beelden uiteindelijk worden vrijgegeven en dat er een ernstige mogelijkheid bestaat dat je daarmee je eigen privacy op het spel zet. Is dat geen goede of redelijke strekking? Want het is de vraag wie uiteindelijk meer in toom moet worden gehouden, het OM of de mens met zijn oneindig veel zwakke momenten.Verder leggen burgers gelukkig zelf nog steeds geen straf op, maar laten ze zich wel in emotionele zin gelden. Het is nog altijd de dader die zich in sociaal opzicht op vele verschillende manieren ernstig benadeeld.

6c. Afrondend. De werkelijke problemen – waar we nog vele gedachten over zouden kunnen wisselen- zitten in het gegeven dat dit spel niet zwart-wit wordt gespeeld en er natuurlijk altijd buitenproportionele sociale gevolgen aan een criminele handeling kunnen zitten. Maar dat was altijd al het geval, en dat is ook met de nieuwe media niet anders geworden. Het wordt alleen meer en nadrukkelijker zichtbaar. Het is en blijft een taak van de gehele rechtsstaat om ook in het geval van nieuwe fenomenen zich uiteindelijk te bewegen naar de juiste en meest redelijke overwegingen ten aanzien van die ontwikkelingen, zonder daarbij gevoelens van burgers te miskennen. Ik ben er vast van overtuigd dat voor de nabije toekomst een verstandig evenwicht wordt gevonden.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"