Een filosoof kan slechts vragend schrijven. Te midden van het ongrijpbare, het onbegrijpelijke, zoekt hij een uitweg naar een nieuwe vraag die voldoende rust geeft. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk in de onrust die is opgeworpen door een moord. Een moord op een man die naar zijn werk ging. Vlak voor zijn huis doodgeschoten. Geen man tegen man, geen argumenten, geen genade, geen zin.

De vragen die me lastigvallen zijn er velen. De belangrijkste is geloof ik, hoe ik me iemand moet voorstellen die hiertoe in staat is gebleken. Ik wil niet langs de weg van het louter krankzinnige, geesteszieke, nihilistische, manipuleerbare, redeloze domme dier wandelen. Die is te bevredigend in eenvoud. Ik stel me iemand voor die weet wat hij gedaan heeft, het zelf heeft gewild en er achter kan staan. Maar hoe is het dan om wakker te worden en het idee te bezitten dat je iets gedaan hebt wat onomkeerbaar is? En niet zomaar onomkeerbaar, maar walgelijk onomkeerbaar, in strijd met de beschaving, de redelijkheid en alles wat van waarde is.

Want het is toch van waarde dat iemand verdedigd kan worden tegen de Staat? Het is toch van waarde dat een mens altijd elementaire rechten heeft die moeten worden gewaarborgd? Dat is toch niet enkel een kwestie van het toevallige westers perspectief? Is het verdriet en de woede van miljoenen mensen een rechtmatig bewijs van onrecht? En dan wordt het de bitterste ironie dat wanneer mocht deze man ooit gepakt worden -als hij niet eerder wordt omgelegd- hij een advocaat zal krijgen die opkomt voor zijn rechten, omdat hij verdedigt behoord te worden tegen de Staat.

Wanneer ik verder nadenk over de voorstelling, hoe iemand letterlijk het onschuldige kan vernietigen, is er iets wat ik met zekerheid kan denken? Ja, dat is er wel. Wat zich namelijk opdringt is het idee dat zo iemand niet kan geloven in een God en zijn ziel heeft overgeleverd aan het toeval. De hoop op het toeval. Althans in de zin van het bestaan van een rechtvaardig oordeel. Dood is dood en alleen het leven telt. En in dat leven is weinig van waarde, behalve het eigen leven zolang het duurt.

En het leven staat enkel in het teken van alles wat tijdelijk is, leeg, hol en niets nalatend. Geld? Bloedgeld. Roem? Kwetsbaar. Aanzien? IJdel. Geen verhaal aan je kinderen: ‘Ik schoot iemand dood die naar zijn werk ging voor een paar stuivers’. Geen trotse ouders: ‘Mama ik ben iemand die op een ongewapende man afloopt en hem zomaar doodschiet’. Niets is er waarmee je de schoonheid eert of de waarheid helpt. Alles staat in de schaduw van die ene daad voor altijd.

Hoe zal iemand zich zijn leven lang verhouden tot de moord op het onschuldige, zonder ooit te bezwijken aan de ondraaglijke lichtheid van de laffe moord, opgedragen door anderen, in ruil voor het bedenkelijke en tijdelijke? Dat is een moeilijke vraag. Na lang overwegen, bleek het antwoord kort en stopt voor heel even het vragende schrijven.

Je moet je bovenal beschermen tegen liefde. Want als je liefde kent of ook maar een beetje toelaat, dan weet je wat je vernietigd hebt en dat doet pijn. De liefde van een vader voor zijn kinderen, voor de rechtvaardigheid, voor zijn voor vrouw en familie. Dat is vernietigd.

De pijn die je voelt als je liefde toelaat, is een teken van geweten. Liefde toelaten is je een verhouding kunnen voorstellen die buiten jezelf om gaat. En het menselijke geweten is in zijn oorsprong zo sterk, zeg ik met John Henry Newman, dat ernaar luisteren altijd leidt tot spijt en verdriet als het je zegt dat je de liefde hebt opgeheven. De verhouding herkennen die buiten jezelf ligt, de Ander toelaten, is begrijpen dat je iets gedaan hebt wat in strijd is met de liefde. Je hebt een verhouding opgeheven en daarmee eigenlijk jezelf vernietigd. Dat inzicht, daar moet iemand zich zijn leven lang tegen verzetten. Anders is het leven onmogelijk. De motor van dat verzet is vervreemding en herhaling. Alleen zo kan ik mij iemand voorstellen die niet tot inkeer komt.

Voor Derk Wiersum is het leven voorbij. Hij heeft gekregen wat hem niet toe-kwam. Maar hij zal heel lang in heel veel liefde worden herinnerd. Daar ben ik ook zeker van.