Het merkwaardige verschijnsel dat je het gevoel hebt dat je trots mag zijn op een prestatie die je niet hebt geleverd, is het geheim van de sport en de vraag naar de betekenis van nationale identiteit. En als de Olympische Spelen iets aantonen, dan is het dat nationale identiteit er toe doet.

Voor de televisie zitten en uitroepen: We hebben gewonnen!”, terwijl je alleen opgewonden hebt zitten kijken, is desondanks een oprechte uitdrukking. We spreken van ‘ons’ land, ‘onze’ medailles en ‘onze’ sporters. We eigenen hun succes gevoelsmatig toe, omdat ze namens Nederland hebben gepresteerd. En vervolgens wordt zo’n sporter een idool, een rolmodel en een icoon. Een Dafne Schippersbrug tref je niet aan in Duitsland en over een Annemiek van Vleutenfietspad wordt niet in Botswana gediscussieerd.

Afgelopen weken is er in verschillende media ongelooflijk hard geprobeerd om ook zo’n nationaal rolmodel te maken van Sifan Hassan. Thijs Zonneveld schreef in het AD eerder al over Hassan dat ‘we hier in Nederland te weinig beseffen hoe goed Sifan Hassan is.’ Ik geloof dat dat niet waar is, maar het een probleem is van identificatie.

Er zijn honderdduizenden mensen die met tranen in de ogen kijken naar haar onwaarschijnlijke prestaties, waaronder ikzelf, maar moeite hebben om zich die ‘toe te eigenen’ zoals ze dat wellicht bij Ellen van Langen, Maarten van der Weijden of met Femke Bol konden. Die sporters staan kennelijk veel dichterbij het dominantie idee van nationale identiteit, Hassan staat daar veel verder vanaf. Bij Hassan ontbreekt het denk ik te veel aan het We hebben gewonnen!-gevoel, wat niet afdoet aan het enorme kijkgenot wat ze als atlete brengt.

Hassan mag tijdens de Olympische slotceremonie de Nederlandse vlag dragen. Maar op de een of andere manier komt dat erg geforceerd over. Waar ligt dat aan? Ik moet dan altijd denken hoe kinderen uit haar geboorteland kijken naar zoiets. Zij hebben heel, heel hard hun rolmodellen en idolen nodig. Modellen die alles geven, die vallen, opstaan en alsnog winnen. Maar wat halen ze hier uit? Zien zij dit als een Nederlandse prestatie? Hun Ethiopische Letesenbet Gidey ‘verliest’ en onze Hassan wint?

Maar als ik mij bedenk dat Femke Bol om welke reden dan ook morgen de Ethiopische nationaliteit verwerft en zij in Parijs een gouden medaille wint en het Ethiopische volkslied klinkt terwijl naast haar een beteuterde Nederlandse atlete brons heeft gepakt, denk ik: wees er maar niet al te blij mee, dit is gewoon een Nederlandse vrouw. Het is onze Femke die toevallig om welke reden dan ook voor jullie rent. Waarin schuilt hier het omslagpunt? Wanneer is Femke niet meer onze Femke?

Sifan Hassan, dus van Ethiopische origine, kwam op haar 15e naar Nederland en vroeg asiel aan op een grond die we nooit te weten zijn gekomen. Ze woont en traint in Amerika, spreekt na jaren Nederlands burgerschap op zijn best heel matig Nederlands en lijkt in heel veel opzichten geheel afgezonderd te zijn van de Nederlandse samenleving. Een beeld wat alleen maar in interviews bevestigd wordt.  Een dergelijke eigenzinnigheid is een prachtige randvoorwaarde voor topprestaties, maar maakt het enthousiasme om Hassan te omarmen en in het hart te sluiten heel erg ingewikkeld. En misschien moeten we dat ook helemaal niet willen forceren of proberen. Hassan lijkt telkens bewust buiten dat nationale gevoel te lopen, alsof onderdeel zijn van een natie een formaliteit is, een voor haar volkomen toevalligheid -net als de geboorte- waar ze wat mee moet. Soms lijkt ze er zelfs mee in haar maag te zitten, is mijn idee.

Kortom: het ontbreekt Sifan aan Sifan-promotion. Media kunnen dat niet voor je doen, die kunnen slechts faciliteren en aanmoedigen. Van den Hoogenband verandert daar niets aan. Een nationale held zijn, betekent zelf oprecht investeren in je land waar je voor strijdt. En dan moet je de taal goed (willen) beheersen (vgl. Maxima), aanschuiven bij Humberto, Tom en Sjoerd (tot vervelens toe soms), op koektrommels gaan staan (mag ook wat anders) en, niet onbelangrijk: je moet je persoonlijke verhaal vertellen. Mensen moeten weten wie je bent, zodat ze het gevoel krijgen dat ze je kennen, dat de sporter als mens dichter en dichterbij komt. Aanraakbaar wordt en benaderbaar is. Daar ligt de sympathie en wordt de identificatie-horde die er van nature is te overzien.

Niets kan haar daartoe verplichten, maar zolang Hassan die weg niet beloopt, zal de liefde altijd bekoeld blijven tussen supporter en atlete en kunnen we ons blijven afvragen waar dat enthousiasme blijft. Van het publiek kun je niet verwachten dat ze je zomaar in de armen sluiten, dat moet allereerst van de sporter zelf komen. Daar is niets raar aan.

Dus diepe buiging voor de atlete Hassan, maar voordat het ook collectief beleefd wordt als een ‘Nederlandse’ topprestatie: daar is nog wat heel wat training en wilskracht voor nodig.