Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

 

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

Een repliek tegen de minachting voor het leven

De column van Nynke de Jong (afbeelding links) in het Algemeen Dagblad van 5 april 2019 mag met recht een absoluut dieptepunt worden genoemd in de discussie over abortus. In deze bijdrage dien ik haar van repliek, waarbij ik mij verplicht voel om niet alleen te nuanceren maar ook kritisch aan de kaak te stellen tot welke absurde uitwassen haar ondoordachte eenzijdige feministisch fundamentalisme leidt. Namelijk een wegwerpcultuur van kerngezonde kinderen en een systematische ontkenning van verantwoord leven. Ik begrijp dat een columnist bestaat bij de gratie van gezonde ergernis, maar dat betekent niet dat de lezer zich iedere grove generalisatie, ongefundeerde volksmennerij en van enige diepte gespeende opvattingen hoeft te laten welgevallen.

Deze complexe discussie over abortus beleefde zijn zoveelste episode toen nota bene CDA-minister Hugo de Jonge aangaf dat er bufferzones mogen komen voor demonstranten bij abortusklinieken omdat deze agressief zouden zijn jegens kwetsbare vrouwen die van plan zijn hun ongeboren kind weg te laten halen. Een opvatting van de minister die vooral gestoeld lijkt op een eenzijdig van horen zeggen, maar dat terzijde. Wat deze Nynke de Jong echter in haar schrijven doet is nog veel zorgwekkender.

De Jong begint met de opvatting dat volgens haar ‘weinig dingen zo ongepast en intimiderend voelen als baarmoederbemoeienis’. Baarmoederbemoeienis is het zelfverzonnen of van Kirsten van den Hul geleende containerbegrip wat op de een of andere manier gaat over het feit dat mensen opvattingen hebben over of betrokken zijn bij het ongeboren menselijke leven en daarover in gesprek raken. In het geval van De Jong lijkt dat hoe dan ook intimiderend en ongepast, of dat nu gebeurt uit interesse, naïviteit, goede bedoelingen of uit oprechte betrokkenheid.

En volgens haar is met afstand de allerergste baarmoederbemoeienis, die waarbij ‘mensen commentaar hebben op jouw abortus.’ Ik citeer:

Mensen die überhaupt voor jou beslissen dat je geen recht hebt op een abortus. Terwijl ze niks weten over jouw leven. Die jou niet kennen. Maar die dag in dag uit voor de deur van de abortuskliniek staan om zich agressief met jouw baarmoeder te bemoeien.

Hoe kan iemand in vredesnaam beslissen dat een ander ergens geen recht op heeft? Een recht is een juridisch gegeven afdwingbare feitelijkheid. Betrokken zijn bij het ongeboren leven betekent hooguit dat je dit recht liever niet zo zou zien, dat er belangrijke vragen te stellen zijn bij dat recht, of dat je van mening bent dat dit recht volkomen uit de hand is gelopen.

Wat betreft dat laatste: het recht op abortus wat eind jaren 70, begin jaren 80 vorm heeft gekregen in ons land, had zijn oorspronkelijke grond in de ernstige conflictsituatie voor de vrouw, waarbij er geen enkele mogelijkheid meer was om de conflictsituatie op een andere manier tot oplossing te brengen dan door het ongeboren menselijke leven tot stilstand te brengen (vgl. Sporken, P. (1977). Ethiek en gezondheidszorg. Amsterdam: Ambo/Anthos). Het uitvloeisel van deze grond zien we terug in de Wet Afbreking Zwangerschap (1981/1984) waarbij expliciet wordt gesproken van een onontkoombare noodsituatie van de vrouw. Nood dus; wanneer iets absoluut niet anders kan.

Ieder mens met gezond verstand zal een onontkoombare noodsituatie definiëren als waar het leven van de moeder in gevaar is of wanneer het kind is belast met zware al dan niet erfelijke ziekten. De kern van iedere betrokkenheid bij het ongeboren menselijke leven schuilt volgens mij dan ook in het feit dat deze noodsituatie op de meest uiteenlopende manieren wordt gebruikt, terwijl er wel degelijk aan te ontkomen valt. Derde meisje in plaats van een jongetje: noodsituatie. Vriend is weggelopen: noodsituatie. Ik wil nog studeren: noodsituatie. Dit is geen ridiculiseren van de situatie, maar in 91% van alle gevallen de nood (zie jaarrapportage 2017 van de Wet afbreking zwangerschap). Over de afgelopen zeven jaren die ik heb bestudeerd is er telkens in minder dan 10% van de gevallen sprake van een medische noodsituatie.

Terugkomend op De Jongs verdere argumentatie in de aangehaalde alinea. De vreselijke drogreden die toch even benoemd moet worden, dat omdat iemand een ander niet kent of niets weet over de ander, iemand daarom geen opvattingen meer mag hebben. Het zou per direct het einde betekenen van haar als columnist waarin ze de ene na de andere grove generalisatie bezigt over mensen die ze nooit gesproken heeft. Zoals klaarblijkelijk ook over ‘al die mensen’, die ze allemaal niet kent, die allemaal maar agressief zijn en daar als idioten tekeergaan bij de abortuskliniek. Schep een lelijk beeld en projecteer dat op een hele groep: het is een van de meest valse manieren binnen de retoriek.

Hoewel de hele column een dieptepunt is voor iedereen die deze discussie wel serieus neemt, bereikt De Jong de absolute bodem wanneer ze op basis van een verhaal van een Volkskrant-journalist een illustratie probeert te geven over hoe het er bij een abortuskliniek aan toegaat. Ik citeer:

Volkskrant-journalist Marjon Bolwijn stond deze week bij een abortuskliniek in Rotterdam en zag daar hoe demonstranten zich wierpen op de zwangere Fatima, een moeder van vijf die nu al de eindjes aan elkaar moet knopen, en dus zeker het geld niet heeft voor een zesde kind. De demonstranten spraken met haar, gaven haar 30 euro en beloofden dat ze het eerste jaar van het kind zijn of haar luiers zouden betalen. Fatima liet zich ompraten, en kwam niet op de afspraak met de abortusarts.

Het woord “wierpen” staat helemaal niet in het verslag van Bolwijn, maar past bij de vooringenomenheid van deze columnist. Als we even kritisch kijken naar wat we kunnen afleiden uit het verhaal van deze Fatima, dan kunnen we op zijn minst vaststellen dat Artikel 5 lid 2d van de Wet afbreking zwangerschap spectaculair faalt:

dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap

Ten overvloede noem ik enkele cijfers uit de jaarrapportage 2017. Verreweg de meeste zwangerschapsafbrekingen vindt plaats bij vrouwen met kinderen. Bijna 25% had voor de tweede keer een abortus. Meer dan twaalf procent (!) had eerder twee of meer zwangerschapsafbrekingen. Ik vind dit de meest schrijnende conclusie die het feminisme van De Jong volkomen ontkent. Het feminisme wat ik voorsta is het feminisme wat zich bekommert om deze absurde cijfers, waarbij het er alle schijn van weg heeft dat de vrouwen in kwestie of volkomen weerloos zijn om zichzelf te beschermen of op geen enkele manier in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen.

Iedere vorm van bemoeienis is hier welkom! Want het beeld van het zielige jonge meisje dat in een absolute noodsituatie verkeert is het beeld waarop graag wordt gebouwd in dit soort columns. Maar het is een belachelijk eenzijdig beeld van de werkelijkheid waarbij vele vrouwen vooral slachtoffer zijn van een gebrek aan feminisme. En je kunt waar de wet faalt je er niet genoeg mee bemoeien.

Terug naar Fatima. We lezen in het verslag van Bolwijn de reden van dit zesde kind: ‘Voor anticonceptie is geen geld en periodieke onthouding blijkt zo veilig niet.’ Ik moest deze zin twee keer lezen. Nee zes keer. Geen geld voor anticonceptie. Dat is de reden voor dit zesde kind. Dat is de reden op grond waarvan er een beroep gedaan wordt op een recht, wat in eerste instantie nooit van kracht had moeten worden.

Goede condooms zijn voor een habbekrats verkrijgbaar, als ze al niet gratis ter beschikking worden gesteld. Ik herhaal: een habbekrats of gratis via verzekeringen of talloze instanties. En ik verwijs weer naar Artikel 5 lid 2d WAZ als we de verantwoordelijkheid van de vrouw (en haar man) geheel of gedeeltelijk willen ontkennen en we klaarblijkelijk een tragedie willen voorkomen in plaats van maskeren.

Wat De Jong tenslotte doet, is het inluiden van haar eigen morele failliet. Dat zijn grote woorden, maar ik daag iedereen uit hetgeen ze schrijft zelf te overwegen en dan tot een andere conclusie te komen. Wanneer namelijk blijkt dat – omdat op zijn minst die nazorg spectaculair heeft gefaald- mensen Fatima aanbieden om haar te helpen zodat haar kind in ieder geval een toekomst voor zich ziet, noemt De Jong dat potentiële menselijke leven ‘een levenslange tragedie’, waarbij klaarblijkelijk 17 jaren lang (levenslang?) het leven wat komen gaat zichzelf moet vervloeken en had moeten wensen er niet te zijn. De Jong weet niets van dit leven, maar speelt schaamteloos voor God en miskent in één pennenstreek de menselijke liefde en veerkracht die ook en juist in (relatieve) armoede een ongelofelijke kracht is, waarbij een zinvol en liefdevol leven absoluut niet is uitgesloten. Maar voor De Jong is een gezond kind hier een wegwerpproduct.

Het is echt te gek voor woorden hoe iemand zo minachtend kan doen over het menselijke leven, in een gezegende samenleving nota bene waarbij er allerlei kansen en mogelijkheden zijn met een schier onuitputtelijke medemenselijkheid en solidariteit. Laat De Jong als ze deze ‘levenslange’ tragedie voor zich ziet, zich anders opwerpen als financieel ondersteuner. Dat is pas feminisme. Ik berichtte haar dat we samen dit kind financieel zouden kunnen ondersteunen, het tragische samen aanvallen, maar niet heel verrassend blijft het stil. De columnist met de reikwijdte van één dag…

Natuurlijk eindigt het verhaaltje clichématig met een veeg uit de pan naar de gelovige medemens:

Ze intimideren vrouwen op het kwetsbaarste moment in hun leven, en ze voelen dat ze dat recht hebben, enkel en alleen omdat ze denken dat hun god abortus afkeurt. Hoe kan het toch dat er mensen zijn die denken dat hún geloof ook van toepassing is op andermans baarmoeder?

Het grappige is dat juist omwille van het geloof  in 99% van alle gevallen mensen in die kwetsbare positie zeer respectvol benaderd worden. Het is een van de fundamenten van het christendom. Maar nee, zij mogen hun geloof niet omzetten in handelen, doch Nynke mag haar geloof wel uitkramen in de krant. Het is de vraag of ze überhaupt voor rede vatbaar is als je de column een aantal malen hebt gelezen, want je bent dus al snel een radicaal in haar ogen als je het niet met haar eens bent.

Maar gesteld dat ze haar tunnelvisie zou kunnen ontstijgen, dan zou De Jong al heel snel ontdekken dat het op sociale gronden vernietigen van een toekomst zoals zij die zelf gelukkig wel voor zich ziet, niet alleen maar gelovige mensen aangaat. Het is een complexe discussie, waarbij letterlijk een mensenleven op het spel staat. De verantwoordelijkheid van de vrouw, de kansen van een mensenleven, de pogingen tot nazorg en begeleiding waar overheid en kliniek faalt, de zogenoemde vrije keuze die gekoppeld is aan technologische voortgang, de voorlichting over alternatieven voor abortus, de vraag naar persoonlijkheid van een kind.

Dat ieder verstandig mens zich daar nog heel lang tegenaan mag bemoeien.

 

Nynke de Jongs triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

Nynke de Jongs schaamteloos triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

– Lees ook mijn langere filosofische verhandeling over de moraliteit van abortus: Judith Jarvis Thomsons-A defense of abortion

– Mijn lezersbrief werd helaas niet geplaatst, wel twee jubelende briefjes van mensen die de column waarschijnlijk niet heel goed hebben gelezen.

Ik weet niet hoe goed mensen de column van Nynke de Jong over abortus hebben gelezen (5/4/2019), maar er staat gewoon dat wanneer je als kind in relatieve armoede dreigt te worden geboren, je beter doodgemaakt kunt worden. Wat een weerzinwekkend verhaal, gepredikt onder de vlag van het absolute gelijk van het feminisme. Ik denk dat ik in het AD nog nooit zoiets afschuwelijks gelezen heb.
Stephan Wetzels
Utrecht

Mag je je stervende partner verlaten?

Mag je je stervende partner verlaten?
Tussen moreel heldendom en realistisch falen

Enkele beschouwingen bij een ethisch handelen

Mag je je stervende partner verlaten

Fragment uit het AD

Vrijdag 30 mei verschijnt het boek Naupaka van Lideweij Bosman waarin ze probeert uit te leggen waarom ze haar stervende man Sander met wie ze dertien jaren samen was in de steek liet. Buiten een beperkt aantal nuanceringen wordt op sociale media geen spaan van deze vrouw heel gelaten. Veel reacties concentreren zich op de promotie van het boek (moet je op deze manier een boek willen verkopen) en natuurlijk op het verlaten van haar man zelf. Twee weken voor zijn dood vertrok ze namelijk naar Hawaï en kwam ze ondanks zijn verzoek toen hij wist dat hij ging sterven niet terug.

Hoewel we wat betreft de inhoudelijke verantwoording het boek zelf moeten afwachten, staat ons niets in de weg om de titelvraag nader te bespreken in het licht van haar opmerkingen en verantwoording in diverse media. Toegegeven: op basis van het relaas dat ze geeft in onder andere het Algemeen Dagblad, komt ze niet onder een stringent egoïsme uit. Het is dan ook de vraag of daar überhaupt aan te ontsnappen is en of we een manier kunnen vinden om dit toch te begrijpen.

‘Heeft u een wegwijzer wel eens de weg zien gaan die hij wijst’?
Alvorens we nader ingaan op de moeilijkheden die samenhangen met de vraag, is het van belang te begrijpen dat een theoretische beschouwing ten aanzien van een praktische moraal twee wezenlijk verschillende zaken zijn. Veel (vluchtige sociale media-) kritiek die wordt geleverd op een praktisch handelen, veronderstelt dat we in een soortgelijke situatie zelf naar onze kritiek zouden handelen (‘practice what you preach’). Maar het probleem is echter dat we de soortgelijke situatie alleen maar theoretisch kunnen beantwoorden. Met andere woorden, weten we ook daadwerkelijk of wij wanneer onze geliefde jarenlang aftakelt door kanker in staat zijn om hem of haar niet te verlaten?

We zijn waarschijnlijk terecht geneigd om te denken dat we moeten handelen naar onze ethische opvattingen, maar dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Ik geloof namelijk dat het wezenlijk onmogelijk is ons voor te stellen hoe wij precies zullen handelen in zeer complexe sociaal-emotionele situaties.

Desondanks betekent dit niet dat we niet beschouwend of kritisch mogen zijn op iemand die er volgens ons een bedenkelijke praktische moraal op na houdt. Daarbij is echter een voorbehoud op zijn plaats waarbij we ons in ieder geval ervan moeten overtuigen dat iemand daadwerkelijk kan bezwijken onder een ethische eis (in dit geval: “een stervende geliefde laat je nooit achter”). Dit zal ook een kern blijken van mijn stellingname ten aanzien van de vraag:

Mag je je stervende partner verlaten?
Het betreft hier een normatief ethische vraagstelling, die anders gezegd vraagt of het goed is om een stervend iemand achter te laten. Ik ga ervan uit dat we geneigd zijn om op voorhand in te stemmen met de stelling ‘het is beter om een geliefde nabij te zijn wanneer hij sterft, dan om hem te verlaten’. Over waarom deze stelling (mij) vanzelfsprekend lijkt, ga ik hier niet nader in. Mocht de stelling voor de lezer niet als vanzelfsprekend worden opgevat op voorhand, dan verneem ik daarover graag een uiteenzetting.

Wanneer iemand er nu voor kiest om een stervende geliefde achter te laten, ontstaan er op basis van bovenstaande stelling relevante vragen. Is het denkbaar dat zo iets ook goed kan zijn? Is zo iets mogelijk te verantwoorden? Wanneer bijvoorbeeld iemand zegt ‘ik heb mijn stervende moeder achtergelaten terwijl ze naar me vroeg’, dan eisen wij intuïtief een zeer sterke verklaring. Het probleem is echter dat iedere mogelijk denkbare verklaring strandt in egoïsme, en we op grond van dat egoïsme nooit geneigd zullen zijn om die verantwoording te accepteren.

Wanneer er immers sprake is van een liefdevolle situatie en het de wens is van de stervende om hem of haar nabij te zijn (zoals in het geval van Lideweij Bosman) is het paradoxaal om geen gehoor te geven aan die wens en te kiezen voor jezelf. Een geliefde laat je juist in een beslissend ogenblik nooit in de steek is dan de redenering.

Bosman stelt in het AD: ‘Sander vond het ook niet leuk dat ik niet terugkwam, maar hij respecteerde mijn besluit. Hij wilde dat ik een nieuwe start maakte.’ Ongetwijfeld respecteerde hij haar besluit. Maar hij zou ook vredig willen sterven en juist vanuit altruïsme haar niet in zijn laatste uren willen confronteren met haar egoïsme. Niemand wil bovendien gekrenkt en verbitterd sterven. En wat betreft ‘een nieuwe start maken’, het is moeilijk voor te stellen dat het maken van een nieuwe start onverenigbaar is met het gehoor geven aan een wens van een stervende om nabij te zijn.

Dat Bosman gewag maakt van de immens grote (psychologische) druk die op haar lag en dat aanvoert als voornaamste reden van haar handelen, is voorstelbaar, maar niet per se begrijpelijk of acceptabel. Het gaat namelijk om één laatste moment. Er is misschien afscheid genomen van de relatie, maar dat is nog geen duidelijke reden om daarmee het laatste levende moment aan je voorbij te laten gaan. Het is inderdaad verschrikkelijk als door een ziekte je wordt meegesleurd door je grote liefde, en daar kun je en moet je op momenten afstand van nemen – maar in het laatste moment doet iemand afstand van het leven zelf. Dat zijn twee verschillende dingen die hier door elkaar lopen en het handelen van Bosman onbegrijpelijker maken.

Kunnen we accepteren dat iemand egoïstisch handelt?
Het lijkt mij onmogelijk dat Bosmans relaas ethisch verantwoord overeind kan blijven; dat moet ze ook niet proberen. Ik kan me ook niet voorstellen dat dat haar doel is, al heeft ze de schijn tegen. Als ze dat al doet lijkt me dat een vorm van cognitieve dissonantie.

Ze moet juist erkennen dat ze ethisch heeft gefaald. Want dat is uiteindelijk helemaal niet erg. Als we namelijk de volgende stelregel accepteren, wordt het duidelijk dat een persoon niet per se als moreel persoon moet worden afgeschreven. Want:

Iemand die egoïstisch handelt, doet dit niet per definitie omdat hij egoïstisch wil zijn.

Dat klinkt dan als volgt, als we een denkbeeldige Lideweij horen spreken: ‘Ik kon zijn wanhoop niet meer aanzien. Ik heb voor mezelf gekozen omdat ik die strenge ethische eis niet langer kon dragen. Ik zou hem hebben willen dragen, maar ik bleek er simpelweg niet toe in staat te zijn. Ik ben daar eerlijk over. Ik ben bezweken onder de verwachting die iemand van mij als mens zou mogen hebben. Ik had dat nooit gedacht en ik heb dat nooit voorzien. Toen iemand mij jaren geleden vroeg: ‘Zou jij je stervende geliefde ooit verlaten?’, antwoordde ik in alle oprechtheid: ‘natuurlijk niet!’ Maar ik was toen volkomen in balans. Ik kreeg  echter een enorme duw, en het bleek onmogelijk om mijn evenwicht te bewaren: ik moest vallen om weer terug te komen in evenwicht.’

Het is dus naar mijn opvatting mogelijk dat iemand ondanks de beste bedoelingen op voorhand, waarbij hij instemt met een ethische eis, in de praktijk ontdekt dat hij niet in staat is om deze te houden. Het is daarbij nog steeds de wens om uiteindelijk te voldoen aan de ethische eis, maar praktisch gezien is hij gewoon bezweken onder de verwachtingen die men van hem zou mogen hebben. In het geval van Bosman ben ik ervan overtuigd dat ze uiteindelijk haar gedrag niet wil willen of kan willen, en dat ze door de praktische ervaring nu beter opgewassen is tegen de ethische eisen die worden gesteld in de situatie waarin ze terecht is gekomen. Met andere woorden, wanneer zich dit in haar leven nog een keer voor zou doen (wat we haar niet gunnen), is ze inhoudelijk wel in staat praktisch te doen wat de theoretische eis verlangt (namelijk: een stervende geliefde niet te verlaten).

Ethisch heldendom is in onze maatschappij een uitgangspunt van de twitterende massa en begrippen als ‘onvoorwaardelijke liefde’ en ‘standvastige belofte’ worden daarin gebezigd alsof het eenvoudige zaken zijn. Daarmee is niet gezegd dat we niet ethisch moeten zijn, niet onze beloften in stand moeten houden of dat er geen morele plichten zijn. Integendeel. Een ethisch leven blijft op voorhand altijd een uitgangspunt en een streven. Wanneer iemand echter redelijkerwijs er alles aan gedaan heeft om ethisch te handelen, en dan toch is bezweken kan er weinig ruimte zijn voor verwijten. Wat dat aangaat moeten we er vertrouwen in koesteren dat wanneer het op leven en dood aankomt, geen mens werkelijk voor zichzelf wil kiezen.

Lees hier het artikel in het AD

Lees hier de blog van Sanders broer

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"