Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2019 6 originele kruimels van mijn hand. Voor het laatst. Voor wie ze gemist heeft, er nooit tegenaan is gelopen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XXIX van XXX.

Je bent wat je ziet

“Wat is de essentie en de esthetische zin van fotografie? De precieze en heldere beschrijving van significante feiten.”
Vertaalde quote van John Szarkowski, voormalig hoofd fotografie van het Museum van Moderne Kunst, New York City

Fotografie is een direct gevolg van de evolutie in de scheikunde. De Fransman Joseph Nicéphore Niépce (1765-1833) heeft de eer om bekend te staan als de maker van de allereerste vaste foto. Hij noemde zijn ontdekking ‘heliografie’. Zijn foto is een zeer korrelige zwart-witte afbeelding van wat gebouwen buiten zijn werkkamer. Het werd een revolutionaire manier om de geschiedenis en de realiteit te (be)grijpen. Zoals ooit het schrift ervoor zorgde dat mensen teksten konden overbrengen op volgende generaties, zorgde deze doorbraak ervoor dat mensen reële beelden konden overdragen. In de 20e eeuw hebben verschillende filosofen zich uitvoerig beziggehouden met het beeld. Bekend zijn de gedachten van Susan Sontag over fotografie (‘a quotation from reality’) en Roland Barthes (‘a certificate of presence’).

De allereerste mobiele foto werd in 1997 gemaakt door Phil Kahn. Uit verveling koppelde hij een camera aan zijn mobiele telefoon, programmeerde wat en fotografeerde zijn dochter digitaal. 2000 mensen kregen deze foto toen gelijk toegestuurd.

Dit alles mag met recht significant worden genoemd. Dat tegenwoordig zo vaak gedachteloos en haast eindeloos beeldmateriaal wordt geproduceerd, is inherent aan de technische ontwikkeling. Ook het schrift wordt al vele eeuwen zo gebruikt. Voor de toekomstige mens is dat echter allemaal irrelevant: ook daaruit leert hij zijn voorvaderen kennen.

_____

Pasen 21 april 2019

‘Zonder de Opstanding van Christus is er eigenlijk geen enkele goede grond om het Christelijke geloof aan te hangen.”
C.A. Evans in Michael R. Licona (2010).The Resurrection of Jesus. A New Historiographical Approach.

Hoewel het moeilijk is om een sluitende definitie van een wonder te geven, blijkt het toch niet zo moeilijk om de opstanding van Christus als een wonder te denken. De vraag is nu: kan dit wonder een onderwerp zijn van historisch onderzoek? Sommige auteurs denken van niet: er is geen verschil tussen de Opstanding van Christus of het ontstaan van het Heelal uit het Niets (vgl: Theissen and Winter (2002), Charlesworth et al. (2006)). Het zijn beide metafysische aangelegenheden en die lenen zich niet voor historisch onderzoek. Anderen zijn van mening dat het wel kan. Zo stelt Licona (2010) in zijn promotieonderzoek een wonder te kunnen onderzoeken op basis van de vaststelling dat de gebeurtenis gegrond niet wetenschappelijk verklaarbaar is en deze plaatsvindt in een context van doorleefde religieuze betekenis. Zijn centrale kritiek is dat vrijwel alle geleerden die over de opstanding van Christus schrijven bijbelgeleerden en filosofen zijn, zonder adequate opleiding in de filosofie van de geschiedenis en de historische methode om hypothesen te vergelijken. Wie alle vondsten van Licona wil ontdekken, mag meer dan 700 pagina’s theorie met ruim 2000 noten doorploegen. De conclusie kan men echter ook vinden in één enkel vers: Johannes 20:29.

_____

Het denken overdenken met het denken

Gedachten verschijnen in mijn geest, zoals “Vermoord God”. Het is net alsof het mijn geest is die werkt, maar dat is het niet. Ze komen van deze kerel, Chris. Het zijn zijn gedachten.
Vertaling uit: Frith, C.D. (1992). The cognitive neuropsychology of schizophrenia. P. 66.

Wat maakt een gedachte mijn gedachte? En is het mogelijk dat ik kan twijfelen dat ik überhaupt denk? De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) stelde zich dergelijke vragen al in 1641: ‘Is er niet een of andere God, of een ander wezen hoe we het ook noemen, die deze reflecties in mijn gedachten brengt?’ Hoewel je zou kunnen zeggen dat indien ik weet dat ik twijfel, dit veronderstelt dat ik weet dat mijn twijfelen van mij is en dat dit mijn ik veronderstelt, levert het fenomeen Thought insertion toch wat problemen op bij deze conclusie. Thought insertion is het verschijnsel dat gedachten uit een andere bron in de geest worden gepland. Dit komt voor bij 52% van de patiënten die gediagnosticeerd zijn met schizofrenie. Frith (1992) noemt het een lastig te begrijpen fenomeen ook omdat er zich een paradox lijkt voor te doen, omdat het subject van de gedachte (het ik) immers los lijkt te staan van de gedachte die het heeft. Het lijkt erop dat iemand die lijdt aan Thought insertion wel in staat is tot introspectie, maar niet tot subjectiviteit. Is hier het ‘ik’ het weten dat het denken niet van het ‘ik’ afkomstig is? Hoewel weinigen geloven dat Thought insertion wordt veroorzaakt door een al dan niet boze geest van buiten, is de oorzaak ervan hoe het binnen ontstaat nog steeds onderwerp van veel discussie.

©Veenmedia.nl