Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2012 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel II van IV.

Technologisering

‘Als ik kort en misschien wat bondig, maar uit lange bezinning mag antwoorden: de filosofie zal geen onmiddellijke verandering van de huidige toestand van de wereld kunnen bewerkstelligen.’

Martin Heidegger in Alleen nog een God kan ons redden (2002)

De oorspronkelijke titel van dit door Der Spiegel in 1966 gehouden interview met Martin Heidegger luidt: Spiegel-Gesprach mit Martin Heidegger. De kern van het interview handelt over diens mogelijke banden met het naziregime.Dat de uitgever van de Nederlandse vertaling heeft gekozen om het interview de titel Alleen nog een God kan ons redden mee te geven, mag daarom opmerkelijk worden genoemd. Tegen het einde van het interview komen enkele kenmerkende ideeën van Heidegger naar voren en spreekt hij zijn bezorgdheid uit over de verhouding van de mens tegenover de technologie. Volgens Heidegger is de rol van de filosofie uitgespeeld en overgenomen door de technische revolutie. Dat de mens daardoor zijn ‘zijn’ en het zijnde vergeet, baart hem zorgen en brengt hem ertoe te zeggen dat alleen een God ons nog kan redden.

In de inleiding merkt Jacques de Visscher terecht op dat we geen christelijke geloofsboodschap moeten lezen in die woorden. Dat Heidegger als Sein zum Tode zo dubbelzinnig over een God spreekt, is echter een aanwijzing dat de zorgen hem ernst waren.

Op verzoek van Heidegger werd het interview pas na zijn dood in 1976 gepubliceerd. Het werd zo zijn laatste en permanente waarschuwing aan de mensheid in een wereld die inmiddels inderdaad verregaand afhankelijk is geworden van de techniek.

© Veenmedia.nl
________________________

Overleven

‘En als ik al het kwaad van onze tijd in een beeld kon samenvatten, zou ik dit beeld kiezen, dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.’

Primo Levi in Se questo è un uomo (1947)

De Italiaanse Auschwitz-overlevende Primo Levi (1919-1987) schreef met zijn boek Se questo è un uomo (‘Als dit een man is’), een bijzonder aangrijpend verslag over zijn verblijf in het vernietigingskamp. Op aangrijpende wijze stelt hij de vraag wat een mens is. Het antwoord geeft hij door te laten zien wat er voor nodig is om de mens zijn menselijkheid af te nemen, waardoor er uiteindelijk niets meer van hem overblijft dan een schim die zich lang en breed heeft overgegeven aan de dood en verdwijnt als as in de lucht.

Iedere alinea in het boek ademt ingetogen woede, onbegrip, afschuw en ergens ook een macabere verwondering over de mogelijkheid van deze ellende die hem en miljoenen anderen is aangedaan.

De grootste vijand van zijn verslag is echter de tijdgeest. De tijd heelt de wonden niet, maar doet ze vergeten. Er is wel eens beweerd dat het de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog zal vergaan zoals wij nu kijken naar de 80-jarige oorlog. Ook Levi was bang dat zijn verslag uiteindelijk verloren zou gaan. Een indringender mensbeeld dan dat Levi schetst, is echter nauwelijks denkbaar. Alleen daarom al verdient zijn getuigenis eeuwige herinnering.

© Veenmedia.nl
________________________

Polemiek

‘Ik kan er geen spijt over hebben dat ik de heer Charles Kingsley heb gedwongen zijn beschuldigingen tegen mij volledig te formuleren. Het is veel beter dat hij zijn gedachten over mij uitstort tijdens mijn leven, dan na mijn dood.’

John Henry Newman in Apologia pro vita sua (1865)

De Engelse schrijver en hoogleraar geschiedenis Charles Kingsley (1819-1875), tegenwoordig vooral bekend van de roman The Water-Babies, A Fairy Tale for a Land Baby, had gemeend ‘de Plato van Oxford’ John Henry Newman (1801-1890) te moeten aanvallen op zijn integriteit. ‘De waarheid omwille van de waarheid is nooit een deugd geweest van de Roomse geestelijkheid’, schreef Kingsley, en noemde daarbij uitdrukkelijk Newman als voorbeeld.

De ogenschijnlijk onschuldige briefwisseling die daarop volgde, mondde uiteindelijk uit in de grootste polemiek van de negentiende eeuw. Beide heren maakten hun strijd openbaar en publiceerden vele pagina’s verweer in kranten en tijdschriften. Newmans definitieve antwoord op alle beschuldigingen, verzameld in de grootse religieuze wijsgerige biografie Apologia pro vita sua, verpletterde Kingsley echter in alle opzichten. Deze verdween door een zenuwinzinking van het toneel en zou tot aan zijn dood spijt hebben gehad dat hij het had gewaagd de polemiek te zoeken met een van de scherpzinnigste denkers van zijn tijd.

© Veenmedia.nl