Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Voor altijd weg: overwegingen bij de veroordeling van Debby R.

Debby R. gaat voor 16 jaar de gevangenis in omdat zij vorig jaar januari haar twee zoontjes in een vakantiehuis in het Gelderse Terwolde doodde. Dat heeft de rechtbank in Zutphen op 5 februari 2013 besloten.

Op 16 januari 2012 kiest R. om uit het leven te stappen. Ze besluit om haar twee zoontjes van 10 en 7 mee te nemen naar de eeuwigheid. Haar zoontjes sterven aan een overdosis medicijnen, zelf wordt ze zwaargewond gevonden door haar vriend en afgevoerd naar het ziekenhuis. Daar wordt ze gearresteerd voor dubbele moord met voorbedachte rade. In het ziekenhuis vertelt ze dat het haar bedoeling was met z’n drieën heen te gaan. In een gevonden afscheidsbrief lezen we het volgende:

“Dit is een voor-altijd-weg-brief. Ik ben al 41 jaar aan het vechten. Alles is mis. Ik ga naar mijn vader die neemt me niet in de zeik. Waarom ook de kinderen? Waar moeten ze heen? Naar hun vader die ze geestelijk mishandelt, bedreigt en zo? Ik kan ze niets bieden en echt gelukkig zijn ze niet; hun vader heeft ze alleen coke te bieden en net als ik veel schulden.”

R. heeft een blanco strafblad. Psychologisch onderzoek laat onder andere een laag zelfbeeld zien, borderline en theatrale trekken. Ze was toen recent gescheiden, raakte arbeidsongeschikt en had toenemende zorgen om de kinderen. Volgens het Pieter Baan Centrum allemaal stress-verhogende factoren die R. parten hebben gespeeld bij de daad. In 2011 deed R. overigens ook al een poging tot zelfmoord. Het advies is uiteindelijk verminderd toerekeningsvatbaar. De verminderde toerekenbaarheid sluit hier de strafbaarheid van de verdachte overigens niet uit. Debby R. vraagt tenslotte om tbs; het rouwproces is nog niet eens begonnen en ze weet zich geen raad meer.

De rechter wijst in navolging van het Openbaar Ministerie het verzoek om tbs af. De kans op ‘herhaling’ wordt gering geschat. Conform de eis van het OM wordt ze veroordeeld tot 16 jaren cel. In deze eis is zowel rekening gehouden met het blanco strafblad als de verminderde toerekeningsvatbaarheid.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade haar zoons van 10 jaar en 7 jaar van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg haar beide zoons een hoeveelheid medicijnen, waaronder diazepam en tramadol, toegediend, gegeven of laten innemen, tengevolge waarvan beide jongens zijn overleden.

Tot zover een beknopte samenvatting van een dramatisch verhaal, dat gedetailleerd is te volgen in de uitspraak van de rechtbank– en diverse verslagen (die ik hier als bron gebruik). Een en ander overwegend, kom ik hier tot verschillende opmerkingen, vragen en gedachten.

Enkele overwegingen bij de verdediging

De verdediging heeft gedurende het proces ervoor gekozen de nadruk te leggen op 1. dat de verdachte zich niet meer precies kon herinneren van wat er precies is voorgevallen[1] en 2. dat er geen sprake is geweest van voorbedachte rade, daar beide zoons zelf een initiatief zouden hebben genomen tot het innemen van de medicatie, waarna zij hen volgde. Bovendien zou de doodsoorzaak van een zoon (‘A’ in de stukken van de rechtbank) te wijten zijn aan een hartspierontsteking (terwijl er wel een dodelijke hoeveelheid toxicologische stoffen in zijn lichaam zijn aangetroffen).

Ten aanzien van dat eerste punt, levert de verdediging zich naar mijn idee te eenvoudig over aan de overweldigende hoeveelheid beschikbare feiten (afscheidsbrief, zoekopdrachten op een computer over overdosis medicijnen, verklaring in het ziekenhuis over het “waarom” enzovoorts). Het lijkt erop dat de verdediging het gebrek aan herinnering gebruikt om twijfel te veroorzaken over intentionaliteit van de verdachte, iets dat verder wordt aangevuld met punt 2. Maar ook dat punt bezwijkt a priori onder de gegeven feiten die vanuit redelijkheid niets aan onduidelijkheid omtrent oorspronkelijke intentie en motief overlaten. Bovendien zadelen ze zich op met een paradox, namelijk dat een zoon zelf bezig was met het nemen van een grote hoeveelheid medicijnen[2], maar tegelijkertijd zijn doodsoorzaak moet worden gezocht in een hartspierontsteking. Dat heeft veel weg van een toevalligheid die in juridische zin (sofistisch) gebruikt wordt om daarmee de doodsoorzaak los te koppelen van haar handelen.

Zou de verdachte hier daadwerkelijk haar oorspronkelijke intenties niet meer weten? In hoeverre beseft een verdediging niet dat de intenties van de verdachte door de feiten (zoekopdrachten op internet, afscheidsbrief, verklaring in het ziekenhuis) zonneklaar zijn? Deze tactiek lijkt mij de slechts denkbare. Waarom niet een volledige erkenning van het oorspronkelijke -dramatische- motief? De nadruk op gebrek aan kwade intentie zou een betere insteek geweest kunnen zijn. Hoe over te brengen dat deze daad van zekere uiterste wanhoop, geen daad van liefde was (dat door de tekst van de afscheidsbrief zou kunnen worden ondersteund)? Ontoegankelijk voor ons gemoed (en in strijd met onze ratio), maar vanuit het idee dat men zelfs bereid is geweest zijn eigen leven te geven (waaruit kan vloeien dat ze de kinderen een gelijkwaardig leven van ellende wilde besparen), hoe is dat dan expliciet als fundamenteel kwaadaardig te beoordelen? Het is weinig existentialistisch, maar vanuit een leven van tegenspoed, kan zich de (pathologische) idee ontwikkelen dat je dat een ander niet gunt. Ik laat een nadere uitwerking van dit idee rusten.

Enkele overwegingen bij de motivatie van de rechtbank

De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van enige mate van vrijwilligheid van de beide zonen. ‘De rechtbank leidt uit de aard van de verdachtes gedragingen, de (alles)bepalende en sturende rol bij de inname van medicijnen door [zoon A] en [zoon B], af dat de verdachte de slachtoffers opzettelijk om het leven heeft gebracht.’

Ten aanzien van het medicijngebruik wordt er gesproken over dat er sprake is geweest dat R. deze heeft ‘“toegediend en/of gegeven en/of (heeft) laten innemen”. Dat mag op zijn minst vaag worden genoemd. Wat mij verbaast is dat hier niet expliciet uit blijkt dat er sprake is geweest van dwang. ‘Toedienen, geven of laten innemen’ legt vanzelfsprekend de verantwoordelijkheid bij degene die dat bewerkstelligt, maar gaat tegelijkertijd uit van een subject zonder enige wil of zonder enige mogelijkheid tot verweer. Dit is te begrijpen vanuit de idee dat bijvoorbeeld de wet zou stellen dat een subject in de leeftijd van 7 en 10 dit (formeel) niet toekomt, maar dat stuit op praktische bezwaren en is vanuit een pedagogisch perspectief een uiterst twijfelachtig gegeven. Juridisch is ten aanzien van kinderen dwang nooit vereist bij schadelijke handelingen, maar het gaat hier over de mogelijkheid van ‘instemming’.

Er is niet alleen vanuit de literatuur wel degelijk sprake van een zekere wilsbekwaamheid tot een leeftijd van bijvoorbeeld 12 jaar, maar daarbij beroept ook de verdediging zich op ‘een eigen instemming van de jongens’, waarbij hun wil dus wel degelijk een factor van belang is. Wordt de moeder verantwoordelijk gehouden voor de gedragingen van haar kinderen, dan zou dit een buitengewoon merkwaardig verweer zijn en zou dit a priori weerlegd moeten worden. Maar dat lijkt niet aan de orde. Wat hier dus belangrijk is, waarom gaat de rechtbank voorbij aan explicitering omtrent de wijze van toedienen en formuleert ze het open in de zin van dat de verdachte heeft toegediend en/of gegeven en/of (heeft) laten innemen”?

Voorts, beide jongens waren zeer bekend met medicijngebruik[3]. Dat kan dus betekenen dat het toedienen hier gemaskeerd is gebeurd zonder medeweten van beide jongens, dan wel dat ze het wél hebben geweten en daadwerkelijk hebben ingestemd (zonder zich te verzetten) dan wel dat ze het hebben geweten, maar de gevolgen niet hebben kunnen overzien. Dat laatste is een punt van discussie, in hoeverre dat daadwerkelijk een waarschijnlijke mogelijkheid is. Daar de rechtbank de tweede genoemde mogelijkheid uitsluit, zou zij op zijn minst moeten expliciteren hoe de medicijnen precies zijn toegediend, aangezien het wat mij betreft in een lijn der verwachting ligt dat bij het ongemaskeerd toedienen (laten innemen) van een grote hoeveelheid pillen[4] enige mate van verzet te verwachten was geweest. Of althans, hier zou de verdediging zich toch op kunnen beroepen daar dit een cruciaal punt is. Dus: Waar bewijst de rechtbank hier dat er geen sprake geweest kan zijn van enige instemming van de jongens, en waar sluit ze uit dat de jongens bijvoorbeeld niet onder een ‘act van loyaliteit’ hebben ingestemd? Los van ons gevoel over verantwoordelijkheid van een moeder voor haar kinderen, mag dat hier juridisch veel steviger onderbouwd worden. 

De motivatie van de rechtbank komt mij hier te axiomatisch voor, waarbij deze axioma’s wel het gevolg geven dat de verantwoordelijkheid in zijn geheel bij de verdachte wordt gelegd, terwijl er juist vanuit dit perspectief de mogelijkheid bestaat dat er wel degelijk sprake is geweest van enige instemming (waarbij dus achterliggend de vraagt ligt hoe wij deze instemming zouden moeten wegen).

Enkele overwegingen en open vragen in algemene en ethische zin

Het meest bevreemdende en ergens ook meest verontrustende gegeven is echter het feit dat iemand een handeling heeft verricht met het idee daaraan te sterven, zich geconfronteerd ziet met de louter toevallige mislukking hiervan en vervolgens een realiteit tegemoet treedt waarbij niet alleen haar twee zoons verloren zijn gegaan, maar zij zelf ook nog eens 16 jaren lang de gevangenis in moet en zich moet leren verhouden tot dat feit, want de staat staat haar zelfmoord niet toe.

Gevoelsmatig had ze de dood aanvaard, en leek niets de dood in de weg te staan. En dan lijkt het alsof ze wakker wordt en voor de troon van God staat die zegt: ‘je bent weliswaar overleden, maar daarmee vervalt niet je verantwoordelijkheid’. Het lijkt dat we hier een oordeel hebben waar het ons aan ontbreekt wanneer iemand overlijdt bij een gruwelijke daad, maar waar dat oordeel net zo goed op van toepassing is. Hoe vaak hebben we niet gelezen, zaken als:

Bij een familiedrama heeft een vader zijn beide kinderen en zichzelf om het leven gebracht. De politie vond vandaag de lichamen van een meisje van twee en een jongen van vijf in een woning (…)

 Of:

Vader doodt vrouw, kinderen en zichzelf-
De man zou zijn vrouw en kinderen om het leven hebben gebracht, daarna brand hebben gesticht en zichzelf van het leven hebben beroofd. De politie gaat er niet vanuit dat iemand anders de brand heeft veroorzaakt.

Vragen

Schudden we dan niet ons hoofd, zonder dat we daarbij de afschuw ervaren die ons overvalt wanneer de dader er niet voor kiest zijn eigen leven te nemen. In hoeverre is de term ‘familiedrama’ niet misleidend of wellicht juist een uiting van onze berusting? Wat doet het gegeven dat iemand zijn eigen leven niets meer waard vindt, met ons idee van ‘moordenaar’, waarbij het ook nog eens gaat over de verhoudingen tussen vader en zoon, moeder en zoon. (Hoe) moet het recht zich verhouden tot ontoegankelijke emoties? Welke wanhoop ligt eraan ten grondslag wanneer iemand ervoor kiest zijn eigen kinderen om te brengen? Of is het egoïsme, een fundamenteel onbegrijpelijk egoïsme? En wat is laffer? Te blijven leven, of jezelf te doden? Kunnen wij spreken van slechte redenen om jezelf van het leven te beroven? Bestaan überhaupt slechte redenen voor zelfmoord? Misschien niet. Maar er bestaan wel slechte redenen om je kinderen te vermoorden. Hoe zouden we die redenen anders kunnen begrijpen dan vanuit wraak of egoïsme? Maar kunnen we wraak en egoïsme begrijpen vanuit een perspectief van iemand die weet dat hij er zelf niet meer zal zijn? En omgekeerd: zouden we kunnen begrijpen dat iemand het uit liefde doet? Is dat voorstelbaar?

In het geval van Debby R. geeft de toevallige mislukking -als naargeestige variant op Thomas Nagels ‘morele pech’-de mogelijkheid tot straf, waarvan wij ons kunnen afvragen welke zin deze straf feitelijk heeft. Gelet op de drie hoofddoelen van straf, te weten vergelding, preventie (afschrikking) en beveiliging, lijkt hooguit ‘vergelding’ verdedigbaar. Maar dan is het wel de vraag, hoe dat hier verdedigd wordt.

Iemand met een doodswens lijdt klaarblijkelijk zo ernstig onder het leven, dat een gevangenisstraf met het doel ‘iemand in leven te houden’ iets onmenselijks heeft, of dat we toch ergens hier een vreemde paradox gevoelen.

Het ligt niet voor de hand dat de doodswens minder of verdwenen is, indachtig de mislukte zelfmoordpoging in 2011 en indachtig de door toeval niet gelukte zelfmoordpoging samen met de jongens. Bedenk daarbij ook het effect van de kennis van de feiten dat ze haar jongens vermoord heeft en dat ze opgesloten wordt (opsluiting, wat volgens Plato de ergste geestelijke straf is). Het lijken eerder redenen die op enig moment bijdragen aan vernieuwde pogingen zich van het leven te beroven. Wat gaat hier nog de wil tot leven worden in dit leven? En welke mogelijkheden biedt de staat (samenleving) hier om gedurende een gevangenisstraf iemand te begeleiden? Zover bekent vrijwel niets en dat is op zijn zachts gezegd zeer vreemd.

Alle overwegingen tezamen, mag het hier en daar misschien aanvoelen als een verzachtend pleidooi voor een onmenselijke daad. Dat is niet de bedoeling. Met betrekking tot bijvoorbeeld de kwestie van de ‘instemming’ is het vooral een formele interesse en een roep om explicitering. Ik heb ook geen aandacht besteed aan het enorme leed van de nabestaanden, waar geen twijfel over bestaat.

Ik heb vooral enkele kanttekeningen gemaakt, die nopen tot nadere en verdere overweging. Wat mij betreft is dit dan ook een eerste aanzet tot doordenken over een bijzonder –en in strafrechtelijke zin toch zeldzaam- fenomeen, waar het idee bij mij bestaat dat het recht en het systeem erom heen niet in zijn geheel de juiste instrumenten tot hun beschikking hebben om gelet op de (ethische en emotionele) complexiteit voldoende recht te doen aan wat hier werkelijk is gebeurd en wat er werkelijk achter steekt.

 


[1] Raadsman van R: ‘Heb je er zelf een verklaring voor dat je je nu minder herinnert dan tijdens de verhoren?’
R. antwoordt dat dit wellicht komt doordat zij veel antipsychotica slikt.

[2] ‘De verklaring van de verdachte dat [zoon A], korte tijd nadat hij enthousiast uit school was gekomen, het initiatief tot het beëindigen van hun levens zou hebben genomen, dat hij al bezig was de medicijnen in te nemen toen zij de hond had uitgelaten en dat [zoon B] en zij hem daarin zijn gevolgd, acht de rechtbank in het licht van al wat uit het onderzoek naar voren is gekomen niet aannemelijk geworden.’

[3] Onderzoek heeft uitgewezen dat naar aanleiding van een kinderpsychiatrisch onderzoek met als uitkomst dat bij [zoon B] sprake was van een autismespectrumstoornis aan hem Dipiperon, Ritalin en melatonine werden voorgeschreven. Bij [zoon A] is de diagnose ADHD van het gecombineerde type vastgesteld en ook aan hem werden Dipiperon, Ritalin en melatonine voorgeschreven.

[4] De verdachte heeft – in samenvattende zin – verklaard dat zij, [zoon A] en [zoon B] op 16 januari 2012 ‘s middags pillen hebben ingenomen en dat het daarbij onder meer ging om Tramadol 100 mg en Diazepam 10 mg. Zij denkt dat zij veertien à vijftien lege strips in de prullenbak heeft gedaan. Toen de kinderen moe waren geworden zijn zij op het bed gaan liggen in haar slaapkamer. Later is zijzelf ook op bed gaan liggen tussen [zoon A] en [zoon B] in. Op een gegeven moment is zij wakker geworden en heeft zij bij haar kinderen geen hartslag meer gevoeld. Zij heeft zichzelf vervolgens gesneden. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij uit het leven wilde stappen samen met haar kinderen en dat zij niet wilde dat haar kinderen naar haar ex gingen.

Naschrift: Er zal een hoger beroep dienen.

Hoger beroep is inmiddels geweest. Opmerkelijke draai op basis van ‘nieuwe inzichten bij deskundigen’. 8 jaar cel en TBS.

Zie voor uitspraak:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2013:9368&keyword=Overdosis+medicijnen

Lees ook ‘gelijksoortige’ zaak:

https://www.ad.nl/apeldoorn/hof-veroordeelt-moeder-tot-12-jaar-cel-voor-doden-van-haar-twee-kinderen~adb0985c/

 

De onvermijdelijke zelfmoord. Het onvermijdelijke pesten.

Enkele overwegingen bij een zelfmoord en het pesten na aanleiding van de dood van Tim Ribberink

‘De enige ware filosofische vraag is die van de zelfmoord.’
Albert Camus

Met de zelfmoord van Tim Ribberink heeft Nederland een “enorme schokgolf” over zich heen gehad, “die tot ver buiten de landsgrenzen te voelen was”. De media hebben traditioneel uitgepakt, om ongeveer anderhalve dag lang stil te staan bij de dood van een eenzame student geschiedenis. En dat in gang gezet door die ene rouwadvertentie, waarin de laatste woorden van Tim te lezen waren.

Je kunt je afvragen wat ouders bezielt om de intieme laatste woorden van hun zoon naar de openbare onhandelbare werkelijkheid te brengen. Om een weloverwogen signaal af te geven? Ik zal zijdelings betogen dat dat in ieder geval geen enkel duidelijk effect gaat hebben. Bovendien, er zijn meer interessante vragen te stellen.

Uit alle berichten die tot nog toe bekend zijn, blijkt dat niemand die dicht bij hem stond er vanaf wist. “Voor de ouders was de onthulling over de pesterijen een complete verrassing”. Ook de buurvrouw wist van niets. Zijn judoleraar niet, de hogeschool niet, de middelbare school niet, zijn werkgever niet. Niemand had een vermoeden. Sterker nog: de meesten komen met voorbeelden waaruit blijkt dat het ogenschijnlijk goed met hem ging. Ja, een enkeling herinnert zich dat hij voor “homo” werd uitgemaakt. Maar dat lijkt geen reden voor zelfmoord.

Hoe is het nu mogelijk dat iemand die zijn hele leven ‘bespot, getreiterd, gepest en buitengesloten’ werd, door alle denkbare sociale stelsels glipt? Hoe is het mogelijk dat systematisch pestgedrag volstrekt onopgemerkt blijft? En als hij dus zo systematisch gepest werd, waarom heeft hij dat pas kenbaar gemaakt in een afscheidsbrief? Is het klaarblijkelijk makkelijker om jezelf van het leven te beroven en je familie en vrienden in diepe rouw en oneindige verwarring achter te laten, dan om werk te maken van je gevoelens? Hoe kun je sterven in de wetenschap dat niets rechtvaardigs van jouw daad zal komen?

Mensen zullen nu antwoorden dat deze vragen blijk geven van gebrek aan het inzicht dat het subject fundamenteel ontoegankelijk is in zijn diepste emoties en zijn grootste wanhoop. Dat klopt. Maar de zelfmoord hier, laat iedereen louter met vragen achter. Want hoewel het in de media nu steeds gaat over het pestgedrag als oorzaak, kan niemand daar feitelijk iets zinnigs over zeggen, omdat de hoofdpersoon uit de wereld is. Toch wordt de anonieme pestkop overal ter verantwoording geroepen en is er zelfs aangifte gedaan door de ouders. Maar een wezenlijke vraag die daarbij over het hoofd wordt gezien is de vraag of het niet pertinent onmogelijk is om iemand anders buiten de zelfmoordenaar verantwoordelijk te houden voor de zelfmoord. Daarbij, hoe is de aanzet tot de zelfmoord hier überhaupt te herleiden?

Daarnaast heeft de emotionele discussie iets ongemakkelijks, overtrokken hypocriets. Enerzijds omdat pestgedrag op een valse manier een levensgroot onderwerp is geworden, anderzijds omdat jaarlijks gemiddeld 1600 mensen in totale wanhoop zichzelf vermoorden. Zouden hun redenen minder pregnant zijn voor een maatschappelijke discussie? Is hun zelfmoord geen aanklacht tegen de samenleving waard als brevet van maatschappelijk onvermogen?

Die ernst zou een aanhoudende discussie waard zijn, evenals een opgewonden media, maar ik denk niet dat het ook maar enigszins een brevet is van maatschappelijk onvermogen. Evenmin als de dood van Tim Ribberink een brevet is van maatschappelijk onvermogen. Onvermijdelijke pestdeskundigen roepen op tot meer preventie, een andere aanpak, meer aandacht voor het fenomeen. De familie benadrukt in een verklaring dat er nu echt iets moet gebeuren. Uit zingevingsperspectief begrijpelijk, maar de oproep heeft wezenlijk geen zin.

Enerzijds omdat dat wat wordt voorkomen, onkenbaar is, en aan de andere kant omdat we gewoonweg moeten accepteren dat dit een prijs is die we betalen voor een vrije, dynamische samenleving, met een open digitaal riool en ontelbare sociale lagen en interacties. Dat moeten we hier, hoe triest ieder individueel geval ook is, accepteren. Daarmee is vanzelfsprekend niet gezegd, dat we niets moeten doen; maar hoe dan ook, voeren we eenzelfde discussie op een ander moment over een ander geval.

Tim RibberinkLos van dit alles, doen al deze vragen en opmerkingen niets af aan het persoonlijke leed en de sociale bewogenheid van vele mensen die erbij betrokken zijn of zich laten horen in een willekeurige discussie over deze casus. De ironie is dat een jongen die zijn hele leven eenzaam is geweest, meer dan 1000 mensen op zijn begrafenis ontvangt. Juist die ironie moet naast emotie ernst bij ons losmaken en daarbij een kritische reflectie op onszelf. Want zelfreflectie blijft in alle opzichten altijd het beste medicijn.

Nuance is hard nodig in zaak Armstrong

De affaire Armstrong houdt de wereld al weken intensief bezig. In de analyses en commentaren zien we diverse verschuivingen van allerlei deskundigen plaatsvinden. Eerst waren er de dopingexperts, toen allerlei juristen, vervolgens de marketeers gevolgd door de bestuursbobo’s en nu zijn er plots de psychologen en de psychiaters.

Een schrijnend dieptepunt in alle commentaren en analyses die ik fervent heb gevolgd, komt van psychiater Bram Bakker.

In het AD van 24/10/2012 vergaloppeert hij zich op gênante wijze over Lance Armstrong. Bakker stelt:

“Zelfmoord ligt zelfs op de loer. Armstrong moet nu gaan praten en alles eerlijk vertellen. Maar hij zit in een spagaat. Het alternatief is volhouden en zwijgen. Dat is enorm zwaar en de vraag is of hij dat kan. Statistisch gezien komt suïcide vaak voor bij mannen tussen de 40 en 60 jaar die alles in hun leven kwijtraken: geld, loopbaan, imago. Zij zien geen uitweg meer, zoeken een touw, leggen er een knop in en verhangen zich. Ook met Lance is het nu klaar.”

Dat de man ofwel door ijdelheid ofwel door beroepsdeformatie zich permitteert om zo in het wilde weg te speculeren over de zelfmoord, toont aan hoezeer deskundigen bereid zijn om op bestelling de wildste dingen in de media te roepen zonder enig voorbehoud. De valstrik hier zit in het feit dat de man in deze helemaal geen deskundige is, omdat hij eigenlijk geen flauw idee heeft met wie hij te maken heeft. Alleen al de complexiteit van de materie en de persoon Lance Armstrong vergen hier een pas op de plaats, in plaats van via algemene statistieken te komen tot persoonsgebonden oordelen. Een pijnlijke propedeusefout.

Alles komt goedDe belachelijke generalisatie houdt daarnaast ook geen enkele rekening met de betekenis van de werkelijke ontberingen die iemand moet doorstaan bij het overwinnen van kanker, laat staan wat erbij komt kijken wanneer het gaat over zeven maal als eerste eindigen in de Tour de France. Dan ben je wel een flinke uitdaging gewend en psychologisch zo ontzettend gehard, dat ik er van overtuigd ben dat hij ook deze tegenslag te boven komt. “Dat het met Lance nooit meer goed komt”, zoals Bakker meent, is hem al zo vaak verteld, dat dit er nu ook nog wel bij kan. Bovendien zou zelfmoord de ultieme bekentenis zijn en zo bezien een absurde paradox, maar daar heeft de psychiater waarschijnlijk geen rekening mee gehouden.

Bovendien heeft Armstrong nog wel degelijk een sterk sociaal netwerk, een gezin, is hij financieel onafhankelijk (en dat blijft zo zelfs met allerlei rechtszaken in het verschiet) en neemt de steun toe. Want hoezeer ook het criminele beeld wordt gecreëerd van een gevallen icoon, zijn er gelukkig ook verstandige commentaren te lezen van mensen met kennis van zaken die zich baseren op feiten.

Zoals dat van emeritus hoogleraar Harm Kuipers die terecht stelt dat we bovenal niet de werking van EPO moeten overschatten (zie NRC Handelsblad 22 oktober voor paginagroot verhaal). Bovendien moeten we beseffen dat testosteron, groeihormonen, insuline en corticosteroïden volstrekt niet prestatiebevorderend zijn. “Doping compenseert op geen enkele wijze het gebrek aan talent of het tekort aan trainingsarbeid.”

Ik denk dat in plaats van nog meer stoere taal, uitsluiting, speculatie, veroordeling en vervolging vooral de komende tijd de nuance op zijn plaats is. Gelukkig begint er meer steun te komen voor deze benadering. Niet om fouten niet serieus te nemen of te verdoezelen, maar om te midden van de stortvloed aan miljoenen oordelen de werkelijke complexiteit en dynamiek van deze omvangrijke casus recht te doen.

 

Lees hier het hele verhaal van Harm Kuipers
in de NRC in PDF (2Mb)

Armstrong boef? Ik geloof er niks van

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"