Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Camiel Eurlings mag blijven: aanzet tot een ander perspectief

Een oefening in het tegenovergestelde

Al dagenlang, zo niet weken beukt de media op me in dat ik Camiel Eurlings een klootzak moet vinden en zeurt ze aan mijn hoofd dat hij onder geen enkele voorwaarde meer mag aanblijven als lid van het IOC. Daar moet ik het mee eens zijn, anders dan behoor ik tot iets afschuwelijks.

Een kleine greep uit datgene wat me onder ogen kwam, geeft de ‘eensgezindheid’ mooi weer. In een commentaar van het NRC dat kennelijk alleen anoniem kan worden geschreven, spreekt de kop al boekdelen: ‘De man die zijn vrouw sloeg kan geen lid meer zijn van het IOC’. Camiel is een egoïstische opportunistische bestuurder die moet wegwezen.

Willem Vissers in de Volkskrant doet er niet voor onder: ‘Camiel, doe ons een lol en vertrek!’ roept de man die met een valse vergelijking ook even klassenjustitie bewijst. Camiel moet een baantje in de grotten van Valkenburg zoeken, want hij heeft iets gedaan wat het licht niet kan verdragen. Vissers geeft de lezer verder nog een bedenkelijke quote mee: ‘Lang niet alle verwijten aan mannen, vooral mannen, in politiek getinte functies zijn terecht, maar heel veel zijn dat wel.’ Hoe hij dat weet? Wie zal het zeggen…

Ten slotte, want mijn punt is wel helder, is er nog het Algemeen Dagblad met een schitterend exemplarisch artikel. Een anonieme insider wordt opgevoerd om Eurlings de les te lezen. Daarbij doet schrijfster Carla van der Wal er alles aan om maar zo vaak mogelijk te noemen dat toch bijna, vrijwel iedereen (de woorden ‘bijna’ en ‘vrijwel’ maken het hier journalistiek) eensgezind is in de veroordeling: “(…) hoewel bijna niemand in Nederland hem die baan nog gunt vanwege de mishandeling van zijn ex-vriendin”. “Velen, tot Kamerleden aan toe, riepen daarna om zijn aftreden.” “Vrijwel iedereen is het erover eens: dat is extreem pijnlijk, in een sportwereld waar het draait om fair play (…).”

De meest interessante quote zit echter aan het einde van het artikel in het Algemeen Dagblad: “Of, zoals op sociale media werd opgemerkt: ‘Ik heb het Twitter nog nooit ergens zó eens over zien zijn.’”

Tja, als zelfs iemand opmerkt op Twitter dat hij heeft opgemerkt dat Twitter het nog nooit ergens zo over eens was, dan moet je het er ook wel mee eens zijn…

Hans, Klaas en Willem aan het woord.

Alles wat vreselijk eensgezind is, is vreselijk
Wat een armoede. Want dat staat me echt tegen, eigenlijk per definitie in een zaak van complexe perspectieven en structureel gebrek aan inhoudelijk ongekleurde informatie: De vreselijke eensgezinde media en nog vreselijker de vreselijk eensgezinde sociale media.

Het conformisme op Twitter waar het Algemeen Dagblad over rept is natuurlijk voor de hand liggend te verklaren: Er heeft daadwerkelijk een verschrikkelijke handeling plaatsgevonden waar consequenties aan vast zitten. De consequentie is dan niet louter de strafrechtelijke afhandeling, waarbij iemand een boete doet die de daad vergeldt, maar tevens een door Het Publiek gevorderde bijkomende straf, in dit geval het ontnemen van iemands functie. Deze bijkomende straf wordt dan gelegitimeerd omdat de functie in kwestie publiekelijk is en het publiek zich niet kan vereenzelvigen met iemand die een taakstraf heeft gekregen van 40 uur voor een strafbare handeling.

Maar wie of wat is dan dit zogenaamde Publiek? Zijn het de heftig ja-knikkende met het vingertje omhoog gestoken lezers van de column van Willem Vissers? Zijn het de volgers van het NRC of het AD? Is Het Publiek dat ontembare monster van de sociale media, gevormd door talloze domoren die badend in hun eigen drek nablaffen wat ze elders hebben opgepikt? Zijn dat de zelfbenoemde moraalhoeders van Twitter die in enkele tekens hun veilige oordeel uitschrijven en zich vervolgens prijzen om hun schitterende ethische houding? Is dat dan Het Publiek? Nu ja, daarmee kan ik mij dan weer niet vereenzelvigen.

Toch nog een ander perspectief

Voordat iemand op het idiote idee komt dat hier iets wordt goedgepraat of wordt gebagatelliseerd, wil ik benadrukken dat ik enkel poog een ander perspectief weer te geven. Dat zijn twee verschillende dingen. Want een andere verklaring voor het conformisme dat alom tegenwoordig is, bestaat er namelijk ook nog. Die kan worden gevonden in het denken van Elisabeth Noelle-Neumann (1916-2010). In The Spiral of Silence: Public Opinion-Our Social Skin (mijn uitgave uit 1993) spreekt zij van de beroemde zwijgspiraal: Hoe dominanter de ‘consensusopinie’ is verspreid door de massamedia, des te meer zullen de geluiden met een genuanceerd of ander perspectief verstommen.

Daarbij werkt het zo dat traditionele media omwille van de reactiesnelheid, kant-en-klare perspectieven die het meest populair of minst complex lijken het meest eenvoudig overnemen. “Man slaat vrouw en moet hangen” is daarin een nobrainer: eenvoudiger krijg je het niet. De volgers van die traditionele media zijn vervolgens weer geneigd om die kant-en-klare nobrainer-perspectieven te verwerken in hun veelal oppervlakkige reacties op sociale media, wat uiteindelijk een sneeuwbaleffect geeft, wat weer wordt opgepikt door traditionele media. Enzovoorts.

En ook het proza van Jan, Robert en Menno

Zo blijft ieder tegengeluid uit en is er een makkelijke prooi gevonden waarbij Das Man zich gesteund weet door Das Man. Bang om in een sociaal isolement te raken of de kop van Jut te worden, wordt iedere nuance of kritisch tegengeluid achterwege gelaten en anders wel ondergesneeuwd door het niet aflatende gekwaak van Het Publiek. Ziedaar het conformisme en waarom iedereen het toch zo vreselijk met elkaar eens is.

Dit vormt alles een complexe paradox die niet eenvoudig is op te lossen. Of misschien wel helemaal niet is op te lossen. Dat betekent echter niet dat een stuk als dit niet moet worden geschreven, omdat ik anders juist aan het mechanisme van de zwijgspiraal zou toegeven. Een tegengeluid is wat mij betreft hier niet iets goedpraten, maar wel nader overwegen of bijvoorbeeld vergeving mogelijk is. Dat is echt een andere insteek. Het onttrekken aan de stortvloed van eenvoudige terechtstelling, is wat mij betreft een veel interessanter en intelligenter perspectief dan de eenvoudige terechtstelling. Dat vanuit een ander perspectief mogelijk dezelfde conclusie volgt, is overigens weer voor ieders eigen rekening.

Is vergeving mogelijk?

Er wordt geregeld gesproken in deze discussie dat in de sportwereld er een zekere vlekkeloosheid behoort te zijn. Onbesproken voorbeeldgedrag, daar gaat het om. Maar juist in de sportwereld is niets menselijks iemand vreemd. Daarom houden we zo van sporters met menselijke trekken. Het is een interessante hypocrisie dat deze menselijke trekken alleen van absolute voorbeeldige aard zouden mogen zijn. ‘Velen’ willen klaarblijkelijk niet in de nationale spiegel kijken en zien dat talloze vertegenwoordigers precies zijn zoals zij: feilbaar. Volkomen feilbaar.

Willem Vissers kraamt in zijn column onzin uit over klassenjustitie (Arme Ringenturner Van Gelder moest weg, maar Eurlings mag blijven), maar hij hoeft niet ver te zoeken om te zien hoe talloze sporters een tweede, derde of zelfs vierde kans hebben gekregen nadat ze op de een of andere manier in de mist zijn gegaan. Dat dat mogelijk is, juich ik toe. Een sporter die het bijltje erbij neergooit bij nare tegenslag, dat is iemand waar je niet tegenop kunt kijken en die je niet in de sport wil hebben. Weekdieren die door hoon opgeven. Eurlings vecht -in dit geval figuurlijk- voor wat hij waard is: onhandig, ongelukkig en onnozel. Niets menselijks is hem vreemd. Maar van mij mag hij zijn best doen om te proberen zijn baan te behouden waar hij plezier in heeft en hem een aardig levensinkomen verschaft. Dat we op het laatste jaloers zijn doet niet ter zake. De Wonderboy is een hoge boom die makkelijk te snoeien is, maar van mij mag hij ook weer groeien in hetgeen hij goed kan. Nederig, maar zelfverzekerd. Schuldbewust, maar volhardend. Kwetsbaar, maar met het vizier op de goede zaak.

Is vergeving dus mogelijk? Ik geloof er wel in. Ik geloof niet in schijnheiligheid en ideale schoonzonen aan de top. Ik geloof ook niet in publiekelijke terechtstellingen, meelopers en conformisten. Ik geloof niet in het leedvermaak, het opportunisme, de hypocrisie en alle Pavlov-reacties. Mensen die maar balken blijven werpen. En ik geloof al helemaal niet in Jan en Klaas die op sociale media hun erbarmelijke ethiek tentoonstellen.

Misschien heeft de dame in kwestie hem al lang vergeven? Dat zou een bijzonder gebaar zijn; haar verhaal lijkt echter nergens te bestaan. Maar boven alles, Camiel Eurlings doet er ook goed aan om aanhoudend vergeving te vragen, zelfs of wellicht vooral aan Jan en Klaas. Al moet het tegen beter weten in. Op het nationaal en internationaal podium rest hem dan niets anders te laten zien dat hem die vraag ernst is.

_______________________

Noot: 36 uur na het publiceren van deze overweging is Eurlings opgestapt in het belang van de sporters naar eigen zeggen. Ik mag hopen dat de ethiek van Jan en Henk daarbij niet stiekem een belangrijke doorslag hebben gegeven. Ik geloof er echter helemaal niets van ‘dat sporters hebben gekozen’. Sporters hebben altijd de mond vol dat politiek en sport moet worden gescheiden. Sporten in China is geen enkel probleem. Voetballen in Rusland hadden we wat graag gewild. Van Marwijk als bondscoach in Saoedi-Arabie. De hand schudden van Poetin moet kunnen en de Giro verrijden in Israël: dat ontzeggen we Tom Dumoulin toch zeker niet? Landen met misdaden waar waarschijnlijk niet eens 40 uur taakstraf tegenover staat. Het zijn zeker niet de sporters geweest, maar het ontembare beest wat we sociale media noemen. Henk en Jan. De moraalridders op de IKEA-bank.

 

MH17: Kanttekeningen bij een dramatisch ongeval

Door A.A. Baumgarten
Politiek polemicus
-met permissie overgenomen-

Wie relativeert of kritisch schrijft over de ramp met vlucht MH17, riskeert de hoon van mensen met een zwarte eendagsprofielfoto over zich, of ten minste een pavlovreactie van een groep lieden in het bezit van een Twitter-account. Toch moeten er bescheiden kanttekeningen gemaakt durven worden. Een kanttekening miskent nooit het persoonlijke leed van een nabestaande of de dramatiek van de gebeurtenis, maar plaatst er wel een misschien ongebruikelijk of ongemakkelijk perspectief bij dat uitnodigt tot overweging. Het presenteren van ongemakkelijke perspectieven kan worden opgevat als een eenvoudige manier om aandacht te genereren, maar daarvan is hier geen sprake. Onderstaande kanttekeningen zijn voortvloeisels vanuit oprechte reflectie over nieuwsgebeurtenissen van afgelopen week en is een samengevat geluid dat al meer heeft geklonken, maar telkens verstilt. Dit laten lopen zou een vorm van hypocrisie zijn.

Slachtoffers mijd de media! (Media mijd toch de slachtoffers…)
Over de doden niets dan lof voor wie ze waren, zoveel is duidelijk geworden, maar het is niet verstandig om bij Knevel en Van den Brink aan te schuiven en nu al je verhaal te doen als nabestaande. Daar komt niets goeds van. Want waarom zou je dat willen? Is er één vraag te verzinnen die je zou willen beantwoorden? Dat media slachtoffers niet zelf in bescherming nemen is uiterst triest maar begrijpelijk, want die zijn over het algemeen niet wezenlijk geïnteresseerd in de slachtoffers zelf, maar in het effect van hun verhaal op hun kijkers, lezers en luisteraars.

In dat licht bracht het Algemeen Dagblad, de krant die sowieso niet uitblinkt in subtiliteit of diepgang laat staan de schijn van oprechte betrokkenheid, wel het meest absurde verhaal van twee nabestaanden. Ze geloven dat hun dochter die in het toestel zat nog in leven kan zijn. “De extreme kou op 10 km hoogte is wellicht opgeheven door de warmte van de explosie, en als mijn dochter goed ingesnoerd zat, zou ze het overleefd kunnen hebben”.

Het AD, dat op de een of andere reden dit verhaal heeft willen publiceren, zadelt ons desalniettemin met vervelende vragen op: moeten we, omdat iemand een traumatische ervaring heeft ondergaan, iedere vorm van redelijke tegenspraak achterwege laten? Moet je iemand, omdat het een nabestaande is, hoop laten houden, niet eens tegen beter weten in, maar tegen alle weten in? Is het ethisch om mensen die klaarblijkelijk overmand zijn door emoties een podium te geven?

En als de media iemand zo’n podium geeft, zijn we dan niet alle schaamte voorbij?

Stop met het pamperen van Frans Timmermans
Populair worden dankzij een ramp, lijkt een nachtmerrie voor ieder weldenkend mens. Maar de media krijgen er in ieder geval geen genoeg van om onze minister van Buitenlandse Zaken de hemel in te prijzen.

Nederland houdt van Frans Timmermans
Waarom was de toespraak van Frans Timmermans zo goed
Minister Frans Timmermans erg populair door toespraak
Nederlanders massaal ontroerd door speech
Speech Frans Timmermans massaal gedeeld op social media
Frans Timmermans hoofdrolspeler in zaterdagkranten
Frans Timmermans is ongekend populair
Etc. etc. etc.

Het is dus niet alleen een typisch Amerikaans fenomeen om overdreven helden te creëren in tijden van zorg. Het is een menselijk fenomeen. Met de immer ‘zeer aangedane en emotionele’ Frans heeft Nederland zijn eigen boegbeeld en schouder om op uit te huilen in deze donkere dagen. Dat de goede man wezenlijk niet heel veel verkeerd kan doen in deze is irrelevant, evenmin het relevant is dat hij gewoon zijn werk doet. Met andere woorden, hij doet eigenlijk het minste dat we van hem mogen verwachten, maar dat is klaarblijkelijk een ongekende prestatie die lof en bewondering oogst, waar het hele kabinet op mag meeliften. Zo had geen hond er meer trek in, en zo meldt De Hond dat we erg dankbaar zijn voor Rutte en Timmermans. Een merkwaardige vorm van opportunisme, waarbij men zich afvraagt hoelang het duurt voordat de hoon weer nederdaalt op de lieden.

Tenslotte maskeert het constante idealiseren en op het paard tillen van Timmermans dat hij politiek feitelijk nog niets voor elkaar heeft, economische sancties niets zullen opleveren, de internationale aandacht wegebt en het in de wereldpolitiek ‘slechts’ een tragisch incident lijkt te worden, dat moet worden beschouwd in het licht van veel grotere problemen.

Rouwen in stilte is moeilijk
We hadden een minuut stilte. Eén minuutje, terwijl de autobaan volliep met allemaal mensen die niet meer wilden doorrijden en langs de kant met hun telefoontjes een glimp wensten op te vangen van een rouwstoet of landend vliegtuig. Indirect ramptoerisme. “Ik was erbij, kijk maar naar mijn filmpje. Indrukwekkend he? Like!”.

Waar komt de tendens vandaan dat we allemaal zo graag laten zien en willen laten blijken dat we het zo erg vinden? Is dat een vorm van onmacht, of wordt dat ingegeven door de permanente tirannie van onze sociale kanalen die voor we het doorhebben ons in een sneeuwbaleffect hebben bewogen iets te doen wat anderen ook doen? Wie niet laat zien dat hij het erg vindt, rouwt niet. Wie niet laat zien dat hij het erg vindt, is gevoelloos. Het is onze manier van ‘medeleven’ anno 2014: vluchtig en leeg. Maar wat betekent medeleven eigenlijk buiten een rouwstoetselfie?

Tussen relativeren en hypocrisie
We zijn onze medailles van Sotsji alweer vergeten. En als we ze herinneren gaat het toch om de sport, en wat maakt het dan uit waar die prestaties zijn geleverd? Berlijn ’36? Sotsji 2014? En straks gewoon lekker voetballen in 2018 in Rusland. Zou onze koning nu nog steeds de hand willen schudden van Poetin? Hoe zouden we nu aankijken tegen een proostende koning met de Russische premier, en wat is precies het verschil met nu en toen?

Er wordt vaak gezegd dat een van de grootste verdienste van Europa is, dat de hedendaagse generatie verschoond is van oorlog of de kans daarop. Maar overal om ons heen staat de wereld in de fik. En we hebben geen flauw idee hoe wij daarmee om moeten gaan. De vreselijke en tragische ramp laat ons voor een ogenblik stilstaan bij wat leed werkelijk betekent. Leed dat in Syrië, Libanon, Afghanistan en Israël aan de orde van de dag is. En dan laten we West Afrika nog maar even buiten beschouwing. De grootste verbazing is wellicht dat de ramp een vreemde maar ook onvermijdelijke hypocrisie blootlegt: een bewustwording van ellende die de gehele menselijke geschiedenis kenmerkt, maar bij velen nu pas voor het eerst lijkt door te dringen, zelfs al staan ze er nog steeds mijlen ver van af. Want na de zwarte profielfoto, volgt gewoon weer een kattenfilmpje en een bikinifoto.

Waarom het koningslied een fiasco werd: Vier misvattingen en vier lessen in kaart

‘You have created a Monster and he will destroy you.’
‘Patience, patience. I believe in this Monster, as you call it. And if you don’t, well, you must leave me alone. So far, he’s been kept in complete darkness. Wait till I bring him into the light.’

Met het terugtrekken van het Koningslied door componist John Ewbank als gevolg van een ewbankrun, is er een apotheose bereikt in iets wat een feestelijke samenzang had moeten worden op 30 april tijdens de abdicatie. In plaats van een collectief meezingen kwam er een collectieve klaagzang.

In deze bijdrage een analyse over de belangrijkste bijzaak van het moment. Waar ging het fout en wat zijn de lessen voor een volgende keer?

1.      We laten het volk meedenken, dan is het een lied voor het volk

Het hele volk was uitgenodigd om mee te schrijven aan de tekst van het Koningslied. Dit is ook wel bekend onder de foeilelijke term crowdsourcing. Talloze spinsels werden aldus aangeleverd, op grond waarvan een uiteindelijke tekst werd opgesteld. Zo kwam het woord “stamppot” bijvoorbeeld merkwaardig vaak voor in de 3300 inzendingen en dus werd daar maar een zin omheen gebouwd.

Had Ewbank even aan Mary Shelley’s roman Frankenstein gedacht dan had hij een klassieke les herinnerd. Victor Frankensteins droom om levenloos materiaal tot leven te brengen door onderdelen van diverse lijken te combineren tot één nieuw wezen eindigde namelijk in grote ontzetting. In plaats van een vriend van grote schoonheid, schiep Victor een monster. Met het Koningslied heeft Ewbank zichzelf gekroond als de Victor Frankenstein van de 21e eeuw: met grote geestdrift gewerkt aan een creatie van esthetische diepte, maar met het ontwaken van het lied tot eigen schrik ontdekt een gedrocht te hebben gecreëerd. Maar toen was het kwaad al geschied…

Les 1: probeer uit levenloze samenraapsels nooit een nieuwe entiteit te scheppen.

2.      Sociale media? Het zal wel meevallen!

Zoals ik al eerder aangegeven heb is een sociaal medium een potentieel monster. Oncontroleerbaar, onbeheersbaar en tot alles in staat. Het lag in de lijn der verwachting dat er een ontzettende storm zou gaan waaien omtrent het lanceren van dit lied op internet. Enerzijds omdat het lied zelf natuurlijk groots werd gepresenteerd, maar belangrijker anderzijds omdat het daadwerkelijk ook als iets ‘nationaals’ werd opgedrongen: dit is het lied dat wij Nederlanders presenteren. Het gevolg was dat werkelijk iedereen zich aangesproken voelde. En de beste hedendaagse manier om een gevoel te uiten is juist: gebruik te maken van een sociaal medium.

De tendens die vervolgens ontstond was in beginsel vaak positief verontwaardigd en geestig van opzet. Vanuit deze spottende insteek breidde het commentaar zich toen razendsnel uit en werd het steeds negatiever. Dat effect kennen we uit de communicatiewetenschappen en staat bekend als het zwijgspiraaleffect. Omdat mensen vooral afgaan op hun gevoelens en voortdurend bezig zijn met de status van hun digitale reputatie, zijn ze geneigd zich te conformeren aan populaire heersende opvattingen met als gevolg dat andere (tegen)opvattingen verstillen.

De sociale media moedigen afwijkende meningen niet aan, met als gevolg dat ook de traditionele media het heersende geluid overnamen, zodat uiteindelijk in alle media een zelfde beeld naar voren kwam: dit lied lijkt nergens op en is een grote schande!

Les 2: Begrijp hoe sociale media werken en presenteer nooit iets namens ‘De Nederlander’! Dat die overigens helemaal niet bestaat, weten we al van Máxima en van Wittgenstein, maar dat terzijde.

3.      Als alle schakels zwak zijn, valt de zwakste schakel niet op

Op zich een interessante gedachte, en ook juist in zijn redenering. Wat men echter vergeet is dat weliswaar de zwakste schakel niet opvalt, maar daardoor het geheel des te meer.

Want ondanks de theorie van de zwijgspiraal, zijn er wel degelijk goede argumenten te geven waarom dit niet zo’n geweldige productie is, waardoor de kritiek in beginsel is gerechtvaardigd. Alom bekend, toch even samengevat:

1. Voortekenen negeren
– Wel of geen plagiaat? Wel of geen christelijke praisesong? De voedingsbodem van het negatieve sentiment was daar al gelegd.
2. De toon van het lied infantiliseren
– Alsof een klein kind voor het eerst naar school mag.
3. Een melodie schrijven die laat denken aan een scène uit Walt Disney’s Belle en het Beest
– Niet leuk voor de koning hem te vergelijken met een beest.
4. De koning aanspreken met “je”
– Dat hoort natuurlijk niet in tijden van “respect”.
5. Taalkundig niet je best doen
– Met als gevolg alle docenten Nederlands boos.
6. Een “rap” erin stoppen om het 2013-proof te maken
– Daar trappen jongeren niet in.
7. Iedereen tevreden willen houden
– Daar trapt niemand in.

Les 3: Polderen is leuk voor politici, maar als er een topprestatie moet worden geleverd, laat men het beter achterwege.

4. Ik word beledigd, dus ik trek het lied terug

Het is de vraag of het daadwerkelijk fout is het lied ‘van het volk’ terug te trekken, of het kan en wat het eigenlijk precies betekent. De overige drie lessen zijn duidelijk, maar deze les moet nog worden geleerd. Wat wel ondeugdelijk is, is de reden voor het terugtrekken van het lied. Het terugtrekken is namelijk ingegeven door de aanhoudende beledigende opmerkingen aan het persoonlijke adres van Ewbank en niet op basis van kritiek die inhoudelijk is geleverd op zijn compositie. Dat is natuurlijk de verkeerde reden om iets terug te trekken. Immers, wie eenmaal zwicht voor datgene wat hij veracht, maakt datgene wat hij veracht sterker.

Het levert wel een bepaalde mate van sympathie op, omdat mensen begrijpen dat iemand bezweken is onder grove beledigingen. Zo wordt de angel uit het negatief sentiment gehaald en de zwijgspiraal enigszins doorbroken dankzij een beroep op medelijden. Het is goed ruim een week voor een feest tot besef te komen dat er nog altijd mensen achter een lied zitten. Toch was het misschien verstandiger geweest om niet aan te geven dat de macht van de pester, de populist of de opruier heeft gezegevierd, maar de macht van de verstandige criticus. Al doet Ewbank het met ironie, een lied terugtrekken omdat er goede redenen zijn aangedragen waarom het misschien niet zo goed is, was een volwassen gebaar geweest. Nu lijkt het meer op een gebaar van een verwend kind dat weer snel terug wil naar zijn geroemde leven. Maar helaas, Ewbank heeft auditie gedaan voor de volksjury en werd, gelijk aan hoe het volk het heeft geleerd uit Idols en X-Factor, afgeserveerd.

Les 4: Ik denk tenslotte weemoedig aan de woorden van Nietzsche, enigszins buiten context, maar toch: Was mich nicht umbringt, macht mich stärker…. We zullen zien hoe sterk precies op 30 april.

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie.

Gedachten in dialoog, strikt binnen de grenzen van de rede zoals het hoort. Bij het verschijnen van ‘Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging’ kwam onderstaande overweging. Hieronder antwoord ik uitvoerig. Het is geen definitieve repliek, maar zoals ook het oorspronkelijke stuk, een aanleiding om verder na te denken.

Een commentaar

1. “Mij kan geen straf erg genoeg zijn” denkt volgens jou zelfs de meest vrome burger. Dat is niet waar. Ik denk dit niet en ik heb het ook niet gedacht. Dat vereist oefening, dat vereist begrip van de rechtsstaat: de rechtsstaat is een abstractie die bij weinigen liefde op het eerste gezicht zal zijn. Houden van de rechtsstaat moet je leren. En dat niet alleen: je moet het leren. Anders zijn we overgeleverd aan elkaars primaire gevoelens, en die zijn, als ze niet beteugeld zijn, niet bevorderlijk voor een vreedzame samenleving.

Je moet je verdiepen in de rechtsstaat en in de gruwelen van het ontbreken ervan, om deze jongens niet de ergste straf toe te wensen die er is. En we moeten elkaar erop aanspreken als we die wens wel hebben en uitspreken. De rechtsstaat vereist dat we elkaar scherp houden, want het is geen vanzelfsprekendheid – de rechtsstaat is kwetsbaar.

Een repliek

1. Wat ik uitdrukkelijk schreef in de eerste alinea, was dat zelfs de meest vrome burger in de verleiding zou kunnen geraken. Verleiding heeft hier betrekking op het herkennen van hevige emotie bij zichzelf gecontrasteerd met het rationele verstand. Het ‘transcendentale ik’ zal juist omdat het de ‘vrome burger’ betaamt, kiezen voor het rationele. Dat pleit dus voor de vrome burger, in tegenstelling tot alle anderen die zich overgeven aan de emotie en zich uitleven in een sociaal Wildwest.

1b. Ik geloof niet dat door middel van kennis, zoals jij dat stelt, als vanzelfsprekend iedere emotie verdwijnt bij het zien van een heftige gebeurtenis. Juist een heftige gebeurtenis, toont ons wat we wezenlijk voelen. Het gaat erom, om de emotie als deze verschijnt te herkennen, en desondanks te kiezen voor het juiste. In dit geval betekent dat kiezen voor de rechtsstaat. Overigens, ‘het juiste’ berust hier in filosofische zin natuurlijk op een verlichtingsaxioma, dat je terloops mooi onderschrijft en ik niet zal betwisten.

2. Daarop volgt een bespreking van hoe op sociale media controle ontbreekt, en primaire emoties de boventoon kunnen voeren. Ik ben het met je eens dat deze macht iemands identiteit te onthullen een oorlog van allen tegen enkelen kan uitlokken. 2. Ik moet de hele tijd denken aan Nietzsche die, als ik het zeer summier mag samenvatten, de mens heeft getoond als wezenlijk irrationeel. De verlichting is eigenlijk de strijd aangegaan met dat wat ons van nature zo kenmerkt: primaire emoties en verlangens, driften, gevoelens. Jouw verlichtingsideaal, met te allen tijde het zuivere rationele oordeel als boventoon, is geen vanzelfsprekendheid op sociale media en daarom zien we daar zo nadrukkelijk zo vaak die ‘echte’ irrationele mens.
3. Maar wat er daarna komt kan ik niet volgen. Het OM heeft de beelden vrijgegeven, dat is op zichzelf een discutabele handeling waarbij de gevolgen voor de verdachten goed moeten worden afgewogen tegen het opsporingsbelang. Maar mag het OM vervolgens niets meer van burgers vragen? Geeft het OM daarmee iedereen het recht om op sociale media de namen en foto´s te verspreiden en ze de meest ernstige straffen toe te wensen?  3. Het ontbreekt op sociale media aan een duidelijk sociaal contract. Ik heb dat een status naturae genoemd.  Het lijkt alsof je deze toestand niet onderkent, en verwacht dat desondanks iedereen zich in redelijkheid laat aanspreken (bijvoorbeeld door het Openbaar Ministerie). Maar redelijk aanspreken werkt alleen bij voldoende repressie. ‘Redelijkheid’ komt niet uit de lucht vallen, maar is gewoon een vorm van sociaal leren. Ik denk dat er op dit moment een te grote afstand is tussen de echte werkelijkheid en de digitale sociale werkelijkheid, waardoor mensen niet in staat zijn om het te beschouwen als een en dezelfde realiteit.
3b- ‘Mag het OM vervolgens niets meer van burgers vragen?’Dat heeft weinig zin bij gebrek aan repressie. Daarbij, een waarschuwing of een appel heeft alleen effect voor mensen die toch al geneigd waren tot het gedrag waarnaar de waarschuwing of het appel verwijst. Een waarschuwing versterkt die neiging.3c.‘Geeft het OM daarmee iedereen het recht om op sociale media de namen en foto´s te verspreiden en ze de meest ernstige straffen toe te wensen?’Omdat het ontbreekt aan duidelijke -wettelijke- regels, repressie (ik denk daarbij ook aan het opportuniteitsbeginsel), sociale controle, enzovoorts, is het woord ‘recht’ enigszins vreemd. Ik heb aangegeven dat ik het Openbaar Ministerie hierin enigszins naïef vindt: zodra men gruwelijke beelden van een mishandeling vrijgeeft (en inderdaad klaarblijkelijk kiest voor het opsporingsbelang), is het op dit moment gewoonweg een gegeven dat dit een geheel eigen leven gaat leiden in de digitale werkelijkheid. Het OM geeft geen recht; die rechten hebben mensen (en bepaalde websites) zichzelf toegeëigend, omdat het wegens gebrek aan repressie of legale duiding geaccepteerd lijkt. En de voor de hand liggende oplossing van censuur, is waarschijnlijk erger dan de kwaal.3d. Tenslotte, met betrekking tot de overweging van het OM. Zou jij het in dit geval gerechtvaardigd vinden wanneer het OM had overwogen de beelden niet vrij te geven vanwege de mogelijkheid op grote ‘sociale schade’, waarbij deze overweging had geleid tot het niet oplossen van deze zaak? Oftewel, waar ligt de grens wanneer oplossen ondergeschikt wordt aan de gevolgen?
4. En dan de laatste stap, die me echt te ver gaat: omdat sociale media er nu eenmaal zijn, mogen de gevolgen van een internethetze niet worden meegewogen in de strafmaat. Waarom niet? Het is – nota bene – het OM zelf die de media heeft opgezocht! Er zijn ook media, en de gevolgen van media-exposure worden ook meegewogen in de strafmaat. Mogen alle gevolgen die je vooraf mogelijk kunt voorzien gewoon bij de straf worden opgeteld? Ik kan dat niet anders lezen dan een pleidooi voor een straf bovenop de straf. Het OM hoeft dan de gevolgen voor de verdachte helemaal niet meer mee te wegen: de staat kan je uitleveren aan de volkswoede, en je vervolgens nog een straf opleggen. 4. In een onderzoek van juriste Anne de Groot blijkt dat vooral witteboordencriminelen ‘profiteren’ van aandacht in media. Waar het echter gaat om geweldpleging, pakt een straf juist zwaarder uit in vele gevallen: ‘Wanneer kranten en journaals en masse met afschuw hebben gerapporteerd over de gruwelijkheden van de daad van de verdachte, dan zien strafrechters dit juist als een reden extra straf op te leggen.’ Vallen sociale media hier dan volgens jou buiten? Dat lijkt mij niet. De aandacht voor geweldsdelicten in diverse media ‘tonen’ de geschokte rechtsorde. In sociale media zou je dus ook een afspiegeling van maatschappelijke gevoelens kunnen zien, die een rechter in plaats van afwijst, meeneemt in zijn oordeel. Dus klaarblijkelijk is er in de praktijk al sprake van een straf bovenop een straf.
4b. Daarbij, sociale straffen (negatieve sociale effecten) zijn van alle tijden en gaan hand in hand met juridische straffen. Je kunt je ook afvragen in hoeverre überhaupt een rechter zinvol rekening kan houden met sociale gevolgen. Dat is uitermate complexe materie, waar in juridische zin helemaal geen duidelijke parameters voor zijn gegeven. Bijvoorbeeld, een relatief bescheiden strafblad alleen al, kan zeer grote gevolgen hebben. Moet daarmee een wetsovertreding altijd in de schaduw/in het licht staan van sociale gevolgen? En wanneer is daarin een grens bereikt? Waarom eerder bij een foute zwemleraar dan bij een winkeldief? Natuurlijk komt sociale media niet vanzelf op stoom: er schuilt wel degelijk iets in van ernst.
4c. Ik heb nadrukkelijk aangegeven, dat er geen misverstand over kan bestaan dat iemand die bepaalde criminele handelingen verricht (pedofilie en –zinloos- geweld staan daarin hoog op de publieke agenda) het risico neemt dat dit gepaard kan gaan met een behoorlijk ongunstig sociaal effect. Daarin fungeert de sociale orde niet anders dan de juridische orde. En waarom zou de juridische orde boven de sociale orde moeten staan? Ik zeg niet dat ik daar zonder meer mee instem, maar het is wel een sterk punt voor nadere overweging. Ingeval een ‘willens en wetens’ zou ik mij goed kunnen voorstellen dat we meer en meer de sociale en de juridische gevolgen als een eenheid gaan beschouwen, in de zin dat ze dus apart hun eigen geldigheid kunnen hebben.
5. Stel dat je in een zwak moment een kinderpornografisch filmpje hebt bekeken. Wat heb je liever: bekendmaking van je naam en portret op internet, of een maand de gevangenis in? Deze jongeren, waarvan een deel niet eens heeft bijgedragen aan de mishandeling, hebben al de zwaarste straf gekregen: eeuwige verankering van hun zwakste moment op het internet. Dit geldt overigens ook voor personen die ten onrechte deel zijn geworden van deze hype. 5. Je voorbeeld is dusdanig merkwaardig, dat ik niet goed weet hoe er op te antwoorden. Je verwijzing naar het ‘zwakke moment’ lijkt een ‘willens en wetens’ uit te sluiten. Ik geloof echter dat iemand die een zwak moment heeft, daarbij nog steeds een helder onderscheid heeft van goed en kwaad. Iemand kan vanuit ‘een zwak moment’ besluiten om met alcohol op achter een stuur te gaan zitten, waarna hij een kind doodrijdt, maar we kunnen ons toch niet wijsmaken dat deze persoon niet beter had kunnen en moeten weten? Het nemen van een risico op het verkeerde pad, kan bijzonder grote gevolgen hebben. Dat is een al oude Kantiaanse wijsheid, die ik binnen de grenzen van deze discussie graag onderstreep. Maar daarbij, was het bij herhaling op het hoofd trappen van een weerloos slachtoffer een ‘zwak moment’ volgens jou? Of is daar meer aan de hand?5b. Verder geef je niet veel blijk van vertrouwen in de samenleving, bij gebrek aan geloof dat mensen die onterecht in een kwaad daglicht worden gesteld, daarvan in de werkelijkheid voldoende kunnen herstellen. Als ik weet dat iemand onterecht is behandeld, is vrijgesproken of zijn straf heeft uitgezeten, is dat voor mij voldoende reden om hem vervolgens precies zo te benaderen zoals ik ieder ander zou benaderen. Dat dit in de werkelijkheid niet gebeurt, is misschien een bevestiging van haar hoge irrationele karakter.

5c. Ook  lijkt het alsof je juridische straf in zijn geheel wil uitsluiten, wanneer je zegt: eeuwige verankering van hun zwakste moment op het internet is de zwaarst mogelijke straf. Dat vind ik een buitengewone bevreemdende opmerking; aan ‘de zwaarste straf’ kan immers niet iets worden toegevoegd, zodat deze nog zwaarder wordt. Dan zijn we nog maar een stap verwijderd van het seponeren in het geval van de casus in Eindhoven, als ik je goed begrijp.

6. Je kunt als staat niet enerzijds betogen dat bekendheid een goede afschrikking vormt en actief bijdragen aan het bekendmaken van de identiteit van verdachten, en tegelijkertijd betogen dat het geen straf is en daarom niet hoeft te worden meegewogen in de straftoemeting. Kortom: het OM moet zeer terughoudend omgaan met het vrijgeven van beelden en heeft zeker de verantwoordelijkheid om burgers op te roepen deze niet aan te grijpen om zelf een straf op te leggen. Als burgers dit wel doen, moet dit worden meegewogen in de strafmaat en zal het OM een volgende keer terughoudender moeten zijn in het vrijgeven van deze gegevens. Het OM mag al helemáál niet de persoonsgegevens van verdachten verspreiden en mensen overleveren aan de oorlog van allen tegen enkelen waar jij het over hebt. Door deze mechanismes wordt het OM ook in toom gehouden en gecontroleerd in de redelijkheid van de belangenafweging. Een kernaspect van de rechtsstaat is wel dat overheidsmacht in toom wordt gehouden. Het strafrecht gaat over zelfbeheersing, van burgers, maar ook van de staat. 6. Je slotstuk is een herhaling van eerdere argumenten, die ik bovenstaand voldoende heb besproken. Je lost in ieder geval de door mij aangehaalde spagaat niet op behalve door te stellen dat het OM ‘voorzichtig en terughoudend moet zijn’. Maar dan gaat dit klaarblijkelijk ten koste van het oppakken van geweldplegers en ander geboefte. Daarmee wordt het risico geaccepteerd dat de schuldvraag kan verdwijnen (of eigenlijk de vergelding) achter de mogelijke gevolgen van de sociale media. Ik neem aan dat je het dus met mij eens bent, dat omtrent dit relatief nieuwe fenomeen in ieder geval duidelijkere regels moeten worden gesteld, waar het nu aan ontbreekt. Het enige wat er nu is, is de volstrekt subjectieve overweging van het OM: ‘een en ander afgewogen, hebben we uiteindelijk toch maar besloten om (…)’6b. Dus: Openlijke geweldpleging? Reken erop dat beelden uiteindelijk worden vrijgegeven en dat er een ernstige mogelijkheid bestaat dat je daarmee je eigen privacy op het spel zet. Is dat geen goede of redelijke strekking? Want het is de vraag wie uiteindelijk meer in toom moet worden gehouden, het OM of de mens met zijn oneindig veel zwakke momenten.Verder leggen burgers gelukkig zelf nog steeds geen straf op, maar laten ze zich wel in emotionele zin gelden. Het is nog altijd de dader die zich in sociaal opzicht op vele verschillende manieren ernstig benadeeld.

6c. Afrondend. De werkelijke problemen – waar we nog vele gedachten over zouden kunnen wisselen- zitten in het gegeven dat dit spel niet zwart-wit wordt gespeeld en er natuurlijk altijd buitenproportionele sociale gevolgen aan een criminele handeling kunnen zitten. Maar dat was altijd al het geval, en dat is ook met de nieuwe media niet anders geworden. Het wordt alleen meer en nadrukkelijker zichtbaar. Het is en blijft een taak van de gehele rechtsstaat om ook in het geval van nieuwe fenomenen zich uiteindelijk te bewegen naar de juiste en meest redelijke overwegingen ten aanzien van die ontwikkelingen, zonder daarbij gevoelens van burgers te miskennen. Ik ben er vast van overtuigd dat voor de nabije toekomst een verstandig evenwicht wordt gevonden.

Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging

Sociale media, recht en vergelding: Een mishandeling in Eindhoven als uitgangspunt van overweging.

De dramatische mishandeling in Eindhoven heeft alles in zich om zelfs de meest beschaafde burger te verleiden tot het toestaan van primitieve gevoelens of uitlatingen. Voor een belangrijk gedeelte is dat te verklaren door de heftige beelden, die niet veel aan de fantasie overlaten. De schoppartij is van zodanige barbaarse orde, dat het voorstelbaar is dat ook vrome burgers even bij zichzelf de rem er af halen, en in stilte denken: mij kan geen straf erg genoeg zijn. Om zich vervolgens weer met een diepe zucht over te geven aan de beginselen van de rechtsstaat. Want zo hoort het natuurlijk: de Staat vergeldt, de Staat beschermt.  Toch heeft het Openbaar Ministerie het nodig gevonden deze beginselen nog even te benadrukken:

De verontwaardiging in de media en op internet over dit ernstige strafbare feit is begrijpelijk, maar het mag niet betekenen dat de normale rechtsgang hierdoor verstoord wordt. Het is niet de bedoeling dat burgers het recht in eigen hand nemen. De beslissing over de schuldvraag is voorbehouden aan de rechter. (bron)

De overbodigheid van deze waarschuwing, waar geen enkele kracht van uitgaat, spreekt voor zich. Het Openbaar Ministerie toont hiermee echter wel aan hoezeer ze feitelijke worstelt met de vraag hoe ze zich moet verhouden tot de sociale media. Het ligt namelijk niet voor de hand dat het OM de getoonde verontwaardiging werkelijk op prijs stelt, laat staan begrijpt. Op de eerste plaats omdat verreweg de meeste verontwaardiging van het zelfde primitieve niveau is als de barbaarse daad en op de tweede plaats omdat sociale media de rechtsstatelijke grondbeginselen en de rechtsgang wel degelijk belemmeren.

De sociale media als relatief nieuw fenomeen laten denken aan een soort status naturae, een natuurstaat. In deze staat is er geen orde, zijn er geen duidelijk afgesproken regels, is er geen toezicht en is er nauwelijks mogelijkheid tot repressie. Allerlei verworvenheden van de hedendaagse beschaving lijken te ontbreken. Het is een toestand van permanente primitieve opwinding. En in deze toestand bestaat er op ieder willekeurig moment de mogelijkheid van allen tegen allen, zonder dat dit geremd kan worden. Of nog dramatischer, de toestand van allen tegen enkelen.

Het bekendmaken van de identiteit van de mogelijke daders, is daar een uiting van. Dat is een typisch geval van allen tegen enkelen. Er is geen mechanisme dat in staat is dat af te remmen, en buiten de overweging van censuur lijkt dat ook onmogelijk. Het is een onomkeerbaar, ondubbelzinnig en onbeheersbaar fenomeen, dat -met betrekking tot dit Eindhovens geval-aangedreven wordt door een primair onrechtvaardigheidsgevoel. Dat gevoel was er natuurlijk altijd al, maar sociale media tonen dit in de volle omvang en maken het collectief.

Deze sociale media hebben zich daarmee als vanzelf het recht toegeëigend om een identiteit bekend te mogen maken, vanuit een idee dat iemand die mogelijk kwaad heeft gedaan een fundamenteel recht heeft verspeeld: namelijk het recht op privacy. Feitelijk vervalt zelfs per direct het recht op een ‘normaal’ leven. Het strafblad is als het ware geschreven, alvorens de straf is uitgesproken.

Het hele fenomeen wordt daarbij versterkt, doordat de sociale media ‘niemand’ is. Doordat talloze personen meehelpen iets te verspreiden, is er niemand persoonlijk verantwoordelijk voor het opheffen van bijvoorbeeld het genoemde grondrecht. En er is niemand direct verantwoordelijk voor vele negatieve gevolgen, bijvoorbeeld dat de verkeerde persoon is genoemd of dat er een grote anonieme heksenjacht ontstaat. De massa maskeert de individualiteit, wat precies voor een individu een reden is mee te doen aan iets wat feitelijk veel reflectie vraagt. En zo ontstaat er iets wat lijkt op de vermenigvuldiging van bacteriën: het gaat in een razend tempo en het is al snel niet meer te overzien.

Interessant daarbij is overigens dat het Openbaar Ministerie zelf gebruik maakt van de kracht van sociale media om opsporing te bevorderen, maar tegelijkertijd grote neveneffecten niet in de hand kan houden. De oproep om te stoppen met het verspreiden van de namen van verdachten heeft daarmee iets komisch, maar vooral iets tragisch. Is het Openbaar Ministerie immers niet zelf  verantwoordelijk voor het feit dat een rechter de negatieve gevolgen van de sociale media zal meewegen in zijn strafmaat? Wie besloot ook weer de beelden vrij te geven? Is het naïviteit of wordt er stiekem vooruit gedacht…

Want voor de toekomst lijkt er namelijk maar één zinvolle weg mogelijk om uit deze spagaat te geraken. Binnen het strafrecht zullen sociale media als fenomeen volledig moeten worden geaccepteerd, zonder dat daarbij dus de negatieve consequenties een groot effect hebben op de strafmaat, als bewezen wordt dat er zich daadwerkelijk een ernstig feit heeft voorgedaan. Dat zal meer en meer gemotiveerd worden vanuit de redenering dat iemand die een ernstig delict pleegt daarbij kan weten (op de koop toeneemt) dat sociale media hem zullen veroordelen. Oftewel: bij een foute handeling hangt niet enkel de strafwet boven het hoofd van een potentiële delinquent als afschrikking, maar ook een mogelijk verregaande sociale represaille. Het beginsel wordt dan simpelweg:

Iedere burger wordt geacht de wet te kennen en iedere burger wordt geacht te begrijpen hoe (sociale) media functioneren.

Onbekendheid met het bestaan of met de inhoud van deze wetmatigheden vormt dus nooit meer een verontschuldiging voor overtreding van de wet en kan ingeval van strafbepaling dus nooit leiden tot straffeloosheid. En als er met een primitief gevoel mag worden geëindigd: de Eindhovense casus kan uitstekend fungeren als voorbeeldzaak waarbij de negatieve gevolgen door sociale media geen enkele invloed hebben op de strafmaat. Die niet hoog genoeg kan zijn.
_______________________

Kijktip: Pownews 15 februari 2013.  Brett Smits toont spijt in een interview. Hoe verhouden wij ons daartoe?

Lees ook:

Naschrift bij ‘Sociale media, recht en vergelding’: een discussie

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"