Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Never shoot the messenger: een overweging naar aanleiding van de moord op Samuel Paty

Een overweging naar aanleiding van de moord op Samuel Paty

Over de krankzinnige moord op de Franse docent Enseignement Morale et Civique Samuel Paty vallen heel veel vragen te stellen. Sommige daarvan zijn al vele malen eerder gesteld, zoals de vraag waarom iemand die problemen heeft met het vrije denken in een land wil vertoeven waar de vrijheid van expressie als norm geldt.

Of hoe de zwakzinnige ironie te begrijpen valt dat je je daad op Twitter, -toch het platform van de vrije mening- aan de wereld wil mededelen. Of de vraag wat dit alles nu voor welke zaak dan ook maar iets heeft bijgedragen.

Zoals altijd lijkt immers het tegendeel eerder het geval, zoals de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh tot een tsunami van rechts-populisme heeft geleid en de aanval op Charlie Hebdo tot een stortvloed aan gewraakte cartoons. Kortom, die onbegrijpelijke bedoelingen moeten we echt niet verder proberen te doorgronden, zoals ik al eerder betoogde.

Waar ik hier wel bij wil stilstaan is iets anders wat samenhangt met het bovenstaande. Namelijk iets wat we de laatste jaren vaker hebben gehoord na dergelijke aanslagen:

‘We blijven staan waar we voor staan, maar we worden wel bedachtzamer.’

Wat betekent dit nu precies? Wat betekent het als iemand zegt:

‘Ik ben bedachtzamer geworden na de aanslagen’?

Het eerste waar ik aan moest denken is dat bedachtzamer in deze context een eufemisme is voor laffer en banger, terwijl het buiten deze context eerder iets positiefs lijkt. Het is in ieder geval verwant met woorden als ‘bezonnen’, ‘welberaden’ en ‘omzichtig’ volgens Van Dale. Met name ‘omzichtig’ drukt een toegenomen kwetsbaarheid uit.

Vergelijk: ‘De deur van de slaapkamer werd zeer zachtjes en omzichtig geopend’. Niet overhaast, niet luid, maar: bedachtzaam. Omdat er ergens iets kwetsbaars schuilgaat. Ik denk dan ook dat iemand die bedachtzamer is geworden zijn kwetsbaarheid kent of is gaan kennen. En kwetsbaarheid moet je beschermen. Is dat dus minder durven, omdat de durf een risico in zich draagt voor de kwetsbaarheid?

Maar hoe verhoudt dit zich dan met de vrijheid van meningsuiting? Die is ook kwetsbaar. Hoe verhoudt zich dit met de stelling dat we nooit zullen toegeven op de vrijheid van meningsuiting? Ja, hoe gaat het bedachtzamere en de vrijheid van meningsuiting samen?

Hoe presenteer je bijvoorbeeld bedachtzaam spotprenten over een religie in een college? Of is het bedachtzame hier juist dat je dit niet meer doet maar omzichtig probeert desondanks een punt te maken over vrijheid van meningsuiting?

Is iemand die bedachtzaam is geworden tot inzicht gekomen dat het laten zien van een spotprent niets toevoegt aan de boodschap die men wil verkondigen? Is een bedachtzaam iemand hier, iemand die de ironie en het ridiculiseren van systemen niet meer toont, maar louter abstract en feitelijk mededeelt?

Het grote probleem is denk ik dat je hiermee op een hele rare glijdende helling komt te zitten. Want ik ben bang dat zelfs het abstract mededelen niet bedachtzaam genoeg blijkt. Want iedereen is kansloos tegen welke vorm van radicale domheid dan ook, hoe bedachtzaam je ook bent. Dus wat levert het bedachtzame de bedachtzamere uiteindelijk op?

Ik las dat Samuel Paty in zijn les had gezegd dat wie aanstoot zou kunnen nemen aan de spotprenten de ruimte had om de les te mogen verlaten. Dat is denk ik zeer omzichtig, bedachtzaam. Net zoals in mijn filosofielessen ik toehoorders altijd vooraf aangeef dat alles wat we bespreken veilig in een zwarte doos behoort te zitten.

In die zwarte doos is alles mogelijk en hoeven we niet omzichtig te werk te gaan. Maar als iemand merkt of denkt dat hij (bij voorbaat) de materie niet meer in de doos weet te houden, bijvoorbeeld dat hij emotioneel geraakt wordt door een begrip als zelfmoord, dood, liefdesverdriet of in het geval van Paty een spotprent, dan mag hij de les verlaten om even de noodzakelijke afstand te nemen.

Want vrijheid van meningsuiting in het onderwijs betekent dat je over complexe onderwerpen en moeilijke begrippen van gedachten moet kunnen wisselen, zonder dat de uitkomsten per definitie iets zeggen over een persoon die ze aandraagt. Het zijn altijd primair verkenningen.

Het is niet omdat ik het fragment ‘de dolle mens’ uit De vrolijke wetenschap van Nietzsche lees, ik zoek naar de toorn van katholieken in mijn klas. Het is niet omdat ik enkele passages uit Das Kapital fileer ik uit ben op de woede van linkse meisjes. Het is niet omdat ik uit Mein Kampf citeer ik een warme aanhanger ben van het antisemitisme en daarmee aanwezigen met een joodse achtergrond tegen me in het harnas wil jagen. Nee, natuurlijk niet. In het onderwijs geldt de gouden wet: never shoot the messenger. Hoe wrang dat nu ook klinkt.

Zo geloof ik ook dat Paty nooit de bedoeling heeft gehad om te kwetsen. Nee, hij heeft gewoon lesgegeven. Hij wilde iets onderwijzen. Hij was bedachtzaam genoeg door van te voren aan te geven dat de boodschap wel eens bitter zou kunnen worden. En wie uiteindelijk een bittere boodschap weet te doorstaan, die is veel sterker in zijn opvattingen en persoonlijkheid: dat is ook de rol van onderwijs. Leren je altijd te kunnen verhouden tot het andere, zonder dat je de controle over jezelf verliest.

Ik moet voor nu tot de conclusie komen dat ik nog steeds niet goed weet wat het betekent om bedachtzamer te worden, maar dat ik er geen goed gevoel bij heb. Paty was bedachtzaam -in zijn context iets heel positiefs. Bedachtzamer was niet nodig. Als de vrees om het lot van Paty te tarten aanleiding is om bedachtzamer te worden dan hij was, gaat het de verkeerde kant op en wordt bedachtzamer wel laffer, met als nieuwe uitdaging hoe je iedereen in je les te vriend kunt houden.

Maar we geven a priori geen onderwijs om vrienden te maken en toehoorders te plezieren. We geven onderwijs om mensen kritisch te maken over wat er in de wereld gezegd en gedacht en getoond wordt. En daarvoor moeten we zeggen, denken en tonen. Het bedachtzamere knaagt aan dat fundament.

Complotten, autoriteit, gehoorzaamheid en het pokerspel

Een fragmentarische overweging

Deze tijd waarin we geconfronteerd worden met het onzichtbare corona-fenomeen is voor complotdenkers, met hun aanleg om het algemene altijd ter discussie te stellen omwille van het bijzondere, een absoluut feest. Met behulp van sociale media dat zal niemand ontgaan zijn: dit is het moment om mensen meer dan ooit ‘te overtuigen’ dat de wereld en de gebeurtenissen daarin een groot vooropgezet spel zijn, waarin jij en ik slechts inwisselbare marionetten zijn.

Dat kan misschien enorme ergernis opwekken, maar dat is helemaal niet nodig. Complotdenkers zijn over het algemeen vermakelijke mensen. Vrolijk paranoïde en volkomen ongevaarlijk, zijn ze net als ieder ander op zoek naar een beetje aandacht en misschien zelfs wel naar zin en betekenis. Dat laatste moet hoe dan ook altijd worden toegejuicht. De combinatie van teveel vrije tijd, fantasie en werkelijkheid geven ongekende ruimte om de meest bijzondere mogelijkheden op te kunnen werpen. Want het schitterende van een complottheorie is, dat er altijd ten minste één mogelijkheid open blijft dat het waar zou kunnen zijn

Complotten leunen extreem op ‘zie je wel’-redeneringen en die zijn dan ook de drijvende kracht van hun voortbestaan. De kern van ieder complot bestaat hierin dat het niet te falsificeren is, maar alleen te verifiëren. Een klassieke wetenschapsfilosofische fout, maar natuurlijk aan dovemansoren gericht. Zo kan ik bijvoorbeeld op dit moment al weg worden gezet als onderdeel van het complot, zo als alles wat tegen het complot pleit een onderdeel van het complot is. Enfin, die strekking is wel duidelijk.

Wat ik hier ten hoogste wil doen is aan één zo’n complot, zij het fragmentarisch, wat meer gedachten wijden. Dat heeft weinig meer bedoelingen dan dat ik er wat gedachten aan wijd. En af en toe moet men juist complotdenkers wat kruimeltjes filosofie toewerpen; daar leven ze immers van.

Het is nog moeilijk kiezen tussen al hetgeen voorbij gekomen is afgelopen weken, maar ik heb voor deze bijdrage mijn oog laten vallen op deze tekst die gedeeld werd, en in vele verschillende varianten van gelijke strekking rondwaart als een spook:

“The Coronavirus will come and go but the government will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home.”

Read that again.

Ik zei al dat complotdenkers uiterst vermakelijk zijn. Dat komt deels denk ik door hun al dan niet gespeelde ernst (je weet het niet!). Ook in het bovenstaande lezen we iets van die ernst. In het bijzonder wordt het drama aangezet door het ‘Read that again’. De suggestie is dat je dan pas ten volle tot besef komt ‘wat er gebeurt’. Deze anonieme klokkenluider waarschuwt ons voor de overheid, de Staat die ons heel eenvoudig kan controleren en ons leven op elk moment heel eenvoudig kan beperken. Kortom: onze negatieve vrijheid, de toestand waarin we vrij zijn van beperkingen en van schending van natuurlijke rechten door dwang (van de Staat), staat hier op het spel!

Het is ontegenzeggelijk waar dat de afgelopen weken onze negatieve vrijheid behoorlijk is beperkt. De vraag is echter of dit komt door een gedwee volgzame gehoorzaamheid aan autoriteit of door het gebruik van ons gezonde verstand. Een combinatie van beide is uiteraard ook niet uitgesloten: gedwee volgen kan een keuze zijn van het gezonde verstand.

De complotdenker die hier de Staat voorstelt als een orgaan wat centrale controle wil uitoefenen, die controle als doel zou hebben of op andere wijze daar een gigantisch voordeel in zou zien, heeft hier helemaal geen slechte troef in handen. Verificatie genoeg: de wereldgeschiedenis wemelt van totalitaire experimenten. Als we de complotlezing in onze tijd als een pokerspel zouden begrijpen dan heeft de complotdenker hier voor de flop een aardige hand lijkt het. Maar het probleem is dat er in het complot nooit een flop komt, laat staan een ‘turn’ of een ‘river’. Men blijft de kracht van de hand herhalen zonder dat het ooit tot een spelverloop komt.

Wij spelen echter wel het spel hier en dat betekent ook kritische kaarten bekijken. Het is een verdienste van de complotdenker dat hij voor ons interessante en kritische vragen opwerpt. Vragen die we normaal gesproken niet zouden stellen misschien wel omdat de antwoorden te vanzelfsprekend lijken. De vragen die mij opkomen zijn de volgende:

  • Als de Staat niet zou bestaan, zou het dan noodzakelijk zijn haar uit te vinden?

  • Zouden we haar nodig hebben en zou ze hoe dan ook niet ontstaan?

  • Is de best mogelijk denkbare Staat altijd een met democratische beginselen?

  • Is gehoorzaamheid aan een autoriteit problematisch? Op welke wijze en op welke wijze niet?

Talloze auteurs van naam -van Augustinus tot Machiavelli, van Hobbes tot Nozick, van Rousseau tot Rawls- zijn ons voor geweest in het stellen van deze vragen en formuleren van antwoorden. De kunst hier is echter om er zelf overwegingen bij te maken, en dan in het bijzonder met betrekking tot onze huidige situatie:

  • Wanneer mag of moet (als überhaupt) een Staat democratische beginselen opschorten?

  • Kan een Staat democratische vrijheden beperken omwille van de democratie?

  • Moet democratie het laatste woord hebben? En zo niet, welke uitzonderingen staan we dan toe?

Stel bijvoorbeeld dat een meerderheid van de bevolking vindt dat de maatregelen van de overheid te veel hun negatieve vrijheid beperken. Moet de overheid deze maatregelen dan opschorten? Onze indirecte parlementaire democratie verdraagt moeilijk dit soort vragen, omdat ze niet meer rechtstreeks door het volk wordt aangesproken. De overheid in onze toestand heeft dan de ruimte om zich te gedragen als een Alma Mater: een zorgende moeder die om bestwil de vrijheid van haar kinderen beperkt.

En het is die bestwil die juist door de complotdenker ter discussie wordt gesteld:

  • Handelt de Staat in ons belang of heeft zij zelf (hogere) belangen in deze situatie?

  • En als dat laatste het geval zou zijn, op welke manier gaan die belangen dan ten koste van het individu?

De permanente paradoxale problematiek waar de complotdenker mee worstelt wordt hier ten volle zichtbaar: Zo kun je de huidige democratische orde bekritiseren als systeem van zoethoudertjes en schijninspraak (de sterke pokerhand), maar het valt nog niet mee om een alternatief te verzinnen, of een verbetering van het systeem uit te werken zonder dat dezelfde kritiek van zoethoudertjes en schijninspraak standhoudt (de flop).

Dat geldt ook voor het idee van gehoorzamen aan een autoriteit als potentieel gevaarlijk (de sterke pokerhand), maar niet als dit gepaard gaat met gezond verstand en positieve vrijheid: de ruimte om zelf af te kunnen wegen of een autoriteit met recht van spreken bepaalde beperkingen oplegt. De huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is geen Milgram-experiment alwaar we de 47-jarige James McDonough voor straf dood maken met stroomstoten omdat hij vragen fout maakt.

Nee, de huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is een afweging tussen kwaad en erger. Het is waar dat ‘het erger’ hier wordt ondersteund door autoriteit, maar dat zijn dan wel allemaal individuen die een gezamenlijke autoriteit vormen. Artsen, virologen en microbiologen vormen hier de autoriteit, niet de overheid die er net zo van afhankelijk is. Je zou in dat geval ook de complotstelling als volgt kunnen formuleren:

“The Coronavirus will come and go but the physicians and biologists will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home. (And control Statebudgets and –etc.)”

Read that again.

Tenzij alle deskundigen bedreigd worden door de overheid of aandelen hebben bij een farmaceut vormen ze een geloofwaardig collectief, dat tot nadere orde gehoorzaamd kan worden. Het is niet gezegd dat men zich niet kritisch moet verhouden tegen de pastorale macht van de medische wetenschap, alleen vergt het heel veel fantasie om de directe en indirecte voordelen van een epidemie te zien voor deze beroepsgroep: die passen enkel in complottheorieën met sterke handen pre-flop.

Het alternatief voor de complotdenker die zich per definitie niet neer wil leggen bij de beperking van zijn negatieve vrijheid door autoriteit, is deze gehoorzaamheid opschorten en experimenteren met de dodelijkheid van de mogelijkheid. Gek genoeg zien we dat spanningsveld echter hoe dan ook terug in de samenleving: de utilitaristische experimenten met sectoren waarbij op basis van zachte kansberekening en verwachtingen vrijheden worden gegarandeerd ten koste van iets onbekends (wat het dus een ‘verantwoord’ experiment maakt.) Dat maakt het complot nog lastiger te verdedigen, of roept op zijn minst op tot een nieuwe troef: de overheid wil alle mensen met een Pabo-opleiding omleggen.

Ik heb al eerder betoogd dat bijvoorbeeld docenten het morele recht moeten behouden om te mogen weigeren deel te nemen aan deze experimentele setting waarbij op basis van kansberekening vrijheden worden toegestaan. Ook dat is een vorm van pokeren met onduidelijke starthanden en een al helemaal onbekende flop. Ik vind op dit moment een van de weinige legitieme manieren om autoriteit ter discussie te stellen wijzen op de veel te zachte gronden die worden aangevoerd om scholen te openen.

De utopische gedachte dat er zoiets bestaat als een 1,5 m school is namelijk even lachwekkend als dat het klinkt. Ziek worden kinderen wellicht minder, maar aansteken doen ze volop. Wie overigens denkt dat dit morele recht eenvoudig is uit te oefenen, die miskent daarbij de druk van een organisatie, het idee van loyaliteit en de plichtsroep die stagiaires, beginnende docenten en tijdelijke contractanten ervaren. En dan nog moet je een sterke morele ruggengraat hebben om je onderwijswerk als niet fundamenteel en cruciaal te beschouwen.

Om deze fragmentarische overweging tot een einde te brengen, kan ik niet anders dan tenslotte (wederom) benadrukken hoezeer het van belang blijft om het gezonde verstand, het kritische denken en het zelfstandige afwegen te laten prevaleren.

We moeten daarbij als axioma aanvaarden dat we ons niet op de laatste pagina van 1984 bevinden. Maar wie niet het idee heeft dat een gemaakte afweging afkomstig is van zichzelf, heeft gewoon een fundamenteel probleem. Die ziet zich gesteld voor een hopeloze opgave waarin hij geheel overgeleverd is aan autoriteiten. Het zijn wellicht de tragische figuren die bleekmiddel drinken omdat een niet nader te noemen president dit min of meer opperde. Je kunt dan boos zijn op zo’n president die om welke redenen dan ook dergelijke onzin uitkraamt, maar je kunt ook het gezichtspunt verleggen naar het tragische volgzame individu. Een figuur die geen eigen afweging meer kan maken en gedwee maar volgt wat zijn autoriteit hem influistert en wijsmaakt. Is er een ondergrens? Ik denk het wel.

Wie immers met een basaal gezond verstand volgt zo’n advies op? De conclusie is dat een samenleving waarbij de overheid gehoorzaamheid afdwingt niet het probleem is, maar een samenleving waarbij het gezonde verstand gedoofd is en waar een kritiekloze aanvaarding plaatsvindt van alles wat die overheid (of de deskundige) doet en zegt.

Dat alle adviezen van deskundigen worden opgevolgd, is voor mij overwegend een teken van gezond verstand. Daarbinnen is er voldoende ruimte om kritisch te kijken naar de waarde van adviezen en voorstellen. En hoe vermakelijk ook, het is niet nodig om complotten te verzinnen of aan te hangen; de werkelijkheid is immers al complex genoeg om zonder die complotten het pokerspel op de juiste manier proberen te spelen.

Over de noodzaak van vrije geesten in het onderwijs

Over de noodzaak van vrije geesten in het onderwijs
-een kleine opinie-

In de nasleep van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo zijn er talloze discussies te voeren over wat nu precies ‘vrijheid van meningsuiting’ is. Een uitdrukking die, nu ze zo vaak te pas en te onpas wordt gebruikt bijna even betekenisloos is geworden als het Amerikaanse “I love you”.

Maar als er dan toch ergens betekenis aan kan worden gegeven en als die discussie al ergens nadrukkelijk gevoerd moet worden, dan is dat wel in een onderwijsomgeving. Niet door bange leerkrachten en docenten die stamelend zoeken naar hoe ze zo voorzichtig mogelijk het onderwerp kunnen aansnijden (er zal maar een iemand bij zitten zonder ruggengraat, sociaal schild of gevoel voor nuance: dan is het juist een mogelijkheid om dat te ontwikkelen in een beschermende omgeving, want je hebt het hard nodig in een open samenleving!), maar door kritische, onafhankelijke en vrije geesten die met gevoel voor verhoudingen een verschijnsel weten te duiden. Ik zeg met gevoel voor verhoudingen, want roekeloos spotprenten vertonen schiet zijn doel voorbij.

Het zou te gek voor woorden zijn indien een school gevrijwaard zou moeten worden van wat in een open en vrije samenleving als de onze massaal is geagendeerd door zowel media, politiek en publiek. Het getuigt daarbij van een ontzettende naïviteit om een school proberen te onttrekken aan alles wat verwijst naar spotprenten, de gebeurtenissen in Parijs, in Nigeria, in Berlijn, of waar dan ook ter wereld.

Juist een onderwijsomgeving biedt de ruimte om de nodige nuancering aan te dragen en te voorzien van een helikopterperspectief. Iets wat ontbreekt, wanneer studenten of leerlingen toch wel geconfronteerd worden met deze verschijnselen op internet, in de krant, op televisie of waar dan ook in de samenleving. Dan 1000 maal liever in een les vertoond, toegelicht en besproken, dan net doen of ‘neutraliteit’ betekent dat op geen enkele wijze uiting mag worden gegeven aan gevoelens die verwijzen naar Je Suis Charlie: of dat nu de simpele internationale leus is, het satirische tijdschrift zelf, of de vormen waarin zij zich heeft uitgedrukt. Want neutraliteit is een gevaarlijk begrip: het suggereert meningloosheid. Maar in het bijzonder onderwijs moeten openbare discussies nooit worden vermeden en in het openbare onderwijs moeten bijzondere opvattingen niet worden geschuwd.

Wat deze discussie dus ook vooral eist, is een directie die niet in de kramp schiet of uit angst of onkunde de vrijheid van haar docenten inperkt. Binnen een leslokaal moet er alle ruimte zijn om te tonen, zeggen en denken wat men wil, waarbij een directie altijd a priori moet vertrouwen op de integriteit en de professionaliteit van de docent, waarbij zijn gezag niet wordt ondermijnd wanneer er een verschil is van inzicht over hoe men iets bespreekt. Want de idiotie en de censuur doorgevoerd betekent ook dat we Nietzsche niet meer mogen bespreken omdat hij God doodverklaart, Darwin vermijden omdat hij de schepping overhoop haalt, de 95 stellingen van Maarten Luther moeten verwijderen uit de lesstof omdat Katholieken er aanstoot aan nemen, de slavernij niet meer moeten tonen omdat….etc.

Het meest ondoordachte wat je nu kunt doen als school is individuele docenten het recht ontzeggen om binnen hun lesomgeving onomwonden aandacht te besteden aan maatschappelijke fenomenen. Lessen geschiedenis, maatschappijwetenschappen, filosofie, burgerschap of voor mijn part Nederlands ontlenen hun kracht aan de mogelijkheid om actualiteit te betrekken en te duiden.

Wanneer iemand aanstoot neemt aan alledaagse en actuele fenomenen als spotprenten, moeten we godzijdank blij zijn dat dit zichtbaar wordt in een onderwijssituatie. Daar is er de eerste mogelijkheid om gekwetst te zijn, zonder dat dit gelijk wordt omgezet in ongecontroleerde haat of ongenuanceerd geblaat.

Is dit MBO?

Een polemiek

Zodra er een peperdure campagne voor je moet worden gestart, weet je één ding zeker: het is niet zo best met je gesteld. Waarom zou er anders een landelijke campagne nodig zijn om je imago op te vijzelen? Helaas overkomt dit de MBO’er op dit moment met de groots gelanceerde actie ditismbo. Via abri-posters, radiocommercials, filmpjes en advertenties in landelijke dagbladen wordt geprobeerd om het klaarblijkelijk gekrenkte zelfvertrouwen wat op te krikken, maar ik zie eerder het schaamrood op de kaken voor me. Want wie wil er nu zo opzichtig een steun in de rug krijgen?

Neem nu eens de op het eerste gezicht sympathieke posters die op alle treinstations hangen. Die slogans zijn op zich leuk bedacht. Ze hebben allen echter één probleem: ze slaan vrijwel nergens op en zijn volstrekt zinledig. Neem bijvoorbeeld:

 Jouw mobieltje was er niet zonder MBO’ers

De uitvinder van de mobiele telefoon, Martin Cooper, studeerde electrical engineering aan het Illinois Institute of Technology, dat zover ik weet niet bekendstaat als een MBO. Strikt genomen zou het dus juister zijn te stellen:

Jouw mobieltje was er niet zonder de academicus

Of neem:

Die auto daar was er niet zonder MBO’ers

Toch was er werkelijk geen auto zonder G.W. Daimler, die machinebouw studeerde aan het Stuttgart polytechnisch instituut, tegenwoordig onder de vlag van de universiteit.

Wat al te gemakkelijk, flauw wellicht, maar wat probeert deze tekst ons nu duidelijk te maken? Of anders gezegd, wat is hier feitelijk het doel? En voor wie is deze boodschap feitelijk bedoeld?

Een ander probleem is dat de campagne zich uitsluitend richt op de pareltjes van het MBO, en dan vooral niveau 3 en 4. En daarmee dekt de titel ditismbo allesbehalve de lading. Want het MBO is buiten de verzameling prachtige pareltjes (waarbij wat betreft de genomineerden in 2012 verrassend weinig allochtonen zitten), vooral een groot zorgenkind. De gigantische leerfabrieken die door concentratie en fusies zijn opgetrokken, de aanhoudende slechte kwaliteit van veel opleidingen, uitvallers die zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt opgaan, de grote zorgen om taal en reken-niveau van veel studenten (debet aan de relatief zeer grote groep allochtone leerlingen die het MBO bevolkt), zorgwekkende cijfers over het geringe aantal lesuren, oplopende kennistekorten en de stevige problemen bij de doorstroom naar het HBO (dat zich weer genoodzaakt ziet aanvullende eisen te stellen aan deze leerlingen), zijn daar enkele voorbeelden van. Problemen die al sinds 2006 worden onderkend, maar waar negatieve beeldvorming over is blijven bestaan en waar nog steeds niet echt een structurele oplossing voor lijkt bedacht. En is dat eigenlijk wel mogelijk? Of om het plat te zeggen: willen mensen uiteindelijk genoeg nemen met ‘de middelmaat’?

Het werkelijke probleem zit in onze niet te veranderen prestatiemaatschappij, waar het idee van succes en perfectie in alle mogelijke opzichten zo sterk is gecultiveerd, dat een campagne als dit vechten is tegen de bierkaai. En het MBO is weliswaar de hofleverancier van de arbeidsmarkt, maar het overgrote deel van de studenten heeft daar niet bewust voor gekozen. Want als er ook maar een kleine mogelijkheid is Havo te doen, wordt die met beide handen aangegrepen, niet in de laatste plaats door de ouders. Want in het woord Havo, zit het woord Hoger. En alle pareltjes die nu in het zonnetje worden gezet op het MBO, zijn uiteindelijk niet de mensen die op MBO-niveau blijven. Die groeien verder en worden beter. Want zo wordt dat gezien: HBO is beter dan MBO. Universiteit is beter dan HBO. Dat is er simpelweg ingeslepen en wordt door talloze details dag in dag uit bevestigd. In de media, in de politiek, in het salaris, met betrekking tot verantwoordelijkheid, invloed, erkenning, respect, kennis, macht, gezag, kansen en mogelijkheden, toekomstperspectief enzovoorts…

Daarom is er maar één échte oplossing: de MBO’er moet zelf opstaan. Hij moet zelf niet meer accepteren dat de middelmaat regeert op het MBO. Hij moet die goedbedoelde campagnes niet slikken die door allerlei hoge heren achter het bureau zijn bedacht, en waarmee het predicaat ‘ahhh wat zielig’ op de loer ligt. Hij heeft die campagnes niet nodig om te zijn wie hij is, namelijk een zelfbewuste vakbekwame zelfbepaler. Hij moet iedereen die verantwoordelijk is voor de slechte naam van het MBO en die in stand houdt door zijn gedrag en houding ter plekke aanspreken en terechtwijzen. Hij moet geen petjes- en mobiele telefoontjes-cultuur accepteren noch zich daardoor laten meeslepen. Hij moet politiek bedrijven, in gesprek durven gaan met academici, de media opzoeken, zelf initiatieven ontplooien tegen de idee van de teloorgang. Dan wordt werkelijk een krachtig signaal afgegeven en dan zal de samenleving zien: kijk, dat is MBO.

De leefwereld van een kuikentje

Voor iemand die er van overtuigd is dat hij een kuikentje is, is niets gewoner dan dat. Het zijn juist alle anderen die het niet meer helder hebben. Of voor iemand die gelooft dat alle mensen tegen hem samenzweren, helpt het niet te zeggen dat iedereen dat ongetwijfeld zal ontkennen, want dat is nu precies wat samenzweerders plegen te doen!

Wie denkt dat deze mensen zich ver buiten onze leefwereld bevinden, heeft het mis. Ze zijn zelfs erg dichtbij. Denk bijvoorbeeld aan docenten die na decennia onderwijs niets anders meer hebben dan hun eigen vak en zich volledig hebben teruggetrokken in een duistere, vrijwel ontoegankelijke wereld, waar alleen nog maar eigen regels en wetten gelden. Immuun voor computers of bijscholing zogezegd. Of aan bazen die hun hart hebben verpand aan een afdeling en geloven dat ze daar een heilige missie uitvoeren. Volledig in paniek rakend als iemand een pragmatische afweging maakt, buiten hen om.

De vraag is nu: bestaat er nog ergens een mogelijkheid om de leefwereld van dit kuikentje binnen te treden? Dat is een uiterst lastige onderneming. Het is als Frodo die zich begeeft in het land Mordor. Om te beginnen zul je moeten afdalen tot zijn eigen wereld. Het vreemde moet gewoon worden, het onredelijke redelijk. Vermoed alles wat je nooit had kunnen vermoeden. Praat met hem mee, prijs onzinnige voorstellen en toon respect voor ondoorgrondelijke beslissingen. Dit alles is werkelijk levensgevaarlijk, want je zou zomaar meegezogen kunnen worden in het Absurde, waar vandaan niemand ooit meer heeft weten te ontsnappen…

Maar bedenk dat het voor een nobele zaak is! Een zaak waar de ernst af en toe verlaten kan worden voor een grap, waar ruimte is voor zelfspot, waar regels niet heilig zijn en waar gezond verstand weer de baas is! Maar misschien ben ik wel te optimistisch en zijn echte kuikentjes gewoon verloren voor de wereld, is het onmogelijk ze een spiegel voor te houden al ga je nog zo ver met ze mee, en zullen we ermee moeten leren leven. Of -en de schrik slaat me om het hart-..….misschien ben ikzelf wel het kuikentje…….

Wie uitsteekt, is daarom nog niet uitstekend

Op het moment dat er nog niet eens fatsoenlijke waardering voor bevoegde docenten is, laat staan voor universitair geschoolde of gepromoveerde, heeft de Onderwijsraad het nodig gevonden de lat alvast nog onvindbaarder te verstoppen. In een van de zotste ideeën sinds de invoering van het onderwijs stelt zij namelijk voor “excellente” leraren op school te laten fungeren als rolmodel. “Als excellente leraren de ruimte krijgen hun kwaliteiten te ontwikkelen en die van collega’s te bevorderen, verbetert de onderwijskwaliteit en daarmee verbeteren de prestaties van leerlingen.” (p.7)

 

Wie het integrale rapport leest, kan zich niet anders dan verbazen over zoveel vals en verspild denkwerk. Het hele advies ploetert op gênante wijze voort en zucht en kreunt onder zijn eigen wolligheid. Er klinkt haast een aandoenlijke roep in door: “als we dit nu doen, dan wordt het echt vast een keer beter, echt!” Tussen de regels door wordt het echter zelfs voor leken duidelijk dat deze dagdroom een zoveelste poging is het onderwijs bedrijfsmatig te benaderen. Grootste probleem daarbij, is dat het begrip excellentie in een onderwijsorganisatie zo onwaarschijnlijk subjectief is, dat de Onderwijsraad van ellende een beroep doet op iets nog subjectievers: “iedereen weet wel wie op school de goede docent is” (p.18). Ja, net zoals de geschiedenis er telkens weer achter komt dat ze mensen niet op waarde wist te schatten.

 

De Raad legt graag de verantwoordelijkheid bij de schoolleiding om excellente docenten aan te wijzen door middel van een uiterst vaag “intersubjectief beoordelingsinstrument”, zodat als het een puinhoop wordt, zij met een nieuw advies kan komen over waarom het niet heeft gewerkt. Want hoe wil men vakken “intersubjectief” met elkaar gaan vergelijken? Hoe zit dat met de verschillende niveaus? Worden diploma’s eigenlijk fatsoenlijk meegewogen? Hoe vermijdt men vriendjespolitiek? Wie heeft in de gaten dat populariteit niet met excellentie wordt verward? Wie zegt dat een leidinggevende zelf excellent genoeg voor de klas was om überhaupt het excellente te kunnen herkennen?

 

Je zult maar de ongelukkige zijn die door de school wordt aangewezen als excellente leraar. Natuurlijk krijg je er wat centjes bij –een soort bankiersbonus-, maar als het schaamrood je nog niet op de kaken staat, mag je hopen dat je niet bezwijkt onder die ijdelheid. En reken er maar op dat iedereen je komt lastigvallen met nare klusjes, je scherp in de gaten wordt gehouden en op het einde denkt: waarom was ik ook alweer voor de klas gaan staan en koos ik niet voor het bedrijfsleven? Nog erger lijkt het me tenslotte voor de keihard werkende, zelfkritische, passievolle en oprechte docent, die onverklaarbaar (want ga intersubjectiviteit maar eens verklaren) niet bij de paradepaardjes zit. Want één ding is me helder: collegialiteit in het onderwijs is een groot goed, maar zelfs hier is afgunst niemand vreemd.

 

Ik begrijp uiteraard wel, zelfs in onderwijskundig opzicht, wat de achterliggende bedoeling is van de Onderwijsraad. Kwaliteit, maar bovenal prestige en aanzien terugbrengen naar de sector, daar waar de overheid al jaren bezig is het docentenvak zo onaantrekkelijk mogelijk te maken. Ik begrijp ook dat de zwakste broeders ongetwijfeld het hardste roepen tegen een dergelijk systeem. Maar ik  zou vrij naar het aloude adagium van Ockham willen zeggen: “om verder te geraken moet men niet beginnen met iets nodeloos ingewikkeld te maken”. Gewoon terug naar de basis, en juist iedere docent die hard werkt, ploetert, zich inzet voor zijn vak en het soms moeilijk heeft waarderen zoals het hoort en hem de mogelijkheden te bieden die nu alleen voor een geforceerd eliteclubje lijken te zijn weggelegd.

 

 

 

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"