Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Oordeel zelf! Een bespreking van Hegels Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie

Deze recensie is geschreven voor 8Weekly. Benieuwd naar hoeveel sterren dit boek krijgt? Neem dan een kijkje op de site aldaar.

Na de vertaling van de Phenomenologie des Geistes (1807) is een jaar later nu ook Hegels Grundlinien der Philosophie des Rechts (1821) voor het eerst integraal beschikbaar in het Nederlands. Deze keer probeert uitgever Boom de lezer te verleiden in Hegel te duiken door het boek ‘opvallend toegankelijk’ te noemen.

In een lang vergeten recensie van dr. L.W. Nauta die op 26 november 1966 verscheen in Vrij Nederland staan waardevolle woorden die anno 2014 in deze Hegel-bespreking met genoegen in herinnering worden gebracht. Nauta (1929-2006), die vanaf 1971 hoogleraar filosofie werd aan de Rijksuniversiteit in Groningen, bespreekt de eerste uitgebrachte Nederlandse vertaling van Emmanuel Levinas’ Totalité et Infini:

Belangrijke filosofen van deze eeuw als Husserl en Wittgenstein, Carnap en Heidegger zijn niet in het Nederlands vertaald. Het loont de moeite niet. Wie ze wil lezen, begrijpt ze ook wel in hun eigen taal. Het is daarom merkwaardig dat ‘totalité et Infini’, een filosofisch vakwerk dat men niet maar even op een achternamiddag uitleest, in het dialect van onze provincie vertaald is. Een gebeurtenis om trots op te wezen, hoorde ik iemand al zeggen. Die trots kan echter zo groot niet zijn, want men heeft, merkwaardig genoeg, voor deze ene, unieke gelegenheid niet naar een vertaler gezocht die behalve van Frans ook iets van filosofie begreep.

De vertaling van Grundlinien der Philosophie des Rechts door Willem Visser laat nu een mooi contrast zien tussen waar Nauta zich in 1966 mee geconfronteerd zag, en waar wij in 2014 ons bevinden: in het midden van een verregaande filosofische vertaalevolutie.

Het is de taak van de filosofie…
Er is wel eens beweerd dat het vertalen van ingewikkelde filosofische klassiekers eenvoudiger is dan het vertalen van filosofisch toegankelijke teksten. De redenen daarvoor zouden gevonden worden in het feit dat complexe filosofie (zoals die van Hegel) veeleer bestaat uit technische termen die in hun abstractie niet door de vertaler hoeven te worden geduid, terwijl de subtiliteit van een ogenschijnlijk begrijpelijke wijsgerige tekst een veel groter beroep doet op de subjectiviteit van de vertaler(s). Wie echter ook maar een blik werpt op de vertalingen van bijvoorbeeld Heideggers Sein und Zeit, Kants Kritik der reinen Vernunft of in dit geval Hegels  Grundlinien gevoelt dat er ontegenzeggelijk een buitengewone intellectuele inspanning voor nodig is geweest om deze teksten naar hedendaags Nederlands om te zetten.

Het is daarom een geruststelling dat Hegels rechtsfilosofisch puzzelboek niet alleen is vertaald door iemand die het Duits meester is, maar ook door iemand die wel wijsgerig is onderlegd. Willem Visser is namelijk naast vertaler ook filosoof. In 2010 ontving hij samen met Jabik Veenbaas de vertaalprijs van het tijdschrift Filter voor hun vertaling van Immanuel Kants Kritiek der Urteilskraft en Visser was bovendien ook verantwoordelijk voor het vorig jaar verschenen Fenomenologie van de geest, dat door velen, waaronder Marc De Kesel is omschreven als een prachtige vertaling. Dat er telkens scherp en uitvoerig wordt gespard met een commissie van deskundigen, geeft aan hoe professioneel deze vertaling tot stand gekomen is.

Om datgene wat is te begrijpen…
Hoezeer echter het vertaalwerk ook aan vakmanschap voldoet en hoezeer uitgeverij Boom het werk opvallend toegankelijk noemt, Hegel lezen vereist net als het vertalen ervan een buitengewone inspanning. Dat de Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie inderdaad toegankelijker is dan de Fenomenologie van de geest, is op zich natuurlijk geen verwonderlijke prestatie.

De Rechtsfilosofie is opgedeeld in drie delen (het abstracte recht, de moraliteit en de zedelijkheid) met tal van korte paragrafen die uitnodigen tot lezen, maar die schijn bedriegt toch. Ook dit boek is vrijwel onleesbaar zonder de nodige voor- en achtergrondkennis. Allereerst is kennis van Kants zedenleer (waar Hegel zonder het met veel woorden te benoemen erg veel aandacht aan besteedt) essentieel. Sociale en politieke opvattingen van onder meer Rousseau, Montesquieu en Burke helpen bovendien. Daarnaast is kennis van de tijd waarin Hegel leefde onontbeerlijk. Veel van wat Hegel namelijk schrijft in de Rechtsfilosofie is enkel te verstaan tegen de achtergrond van de Franse revolutie, de Pruisische staat (die feitelijk zijn werkgever was) en opkomende spanningen tussen de kapitalisering van de samenleving en de communistische antwoorden daarop. Het was niet voor niets Karl Marx die ruim vier jaar studie besteedde om te komen tot een kritiek op de Rechtsfilosofie.

En wat de talrijke kritiek op Hegel betreft, spant ongetwijfeld Karl Popper de kroon die in zijn De open samenleving en haar vijanden (1945/2007) Hegel inclusief diens Rechtsfilosofie met de grond gelijk maakt. Nieuwsgierige lezers zouden een blik moeten werpen op het vermakelijke hoofdstuk 11 van dat boek waarin Hegel er goed van langs krijgt als een der voornaamste wegbereiders van de totalitaire staat met als centrale opvatting dat de Staat zelf bepaalt wat objectieve waarheid is, en die met alle middelen mag verdedigen (p. 280 ev.). Wie dat eenmaal gelezen heeft, zal met moeite Hegel nog ‘objectief’ kunnen lezen en niet telkens een marionet zien schutteren in ijdelheid, hoogmoed en filosofisch gezwam. Wat dat aangaat kan men beter zijn toevlucht zoeken tot meer neutralere inleidingen als het eveneens bij Boom verschenen Hegel of de serie Kopstukken filosofie waar Peter Singer in het derde hoofdstuk ingaat op Hegels inhoudelijke opvattingen van de Rechtsfilosofie. Dat ook deze inleidingen een zekere complexiteit bezitten en veel woorden nodig hebben om te duiden waar Hegel heen wil, is precies de reden waarom hier geen poging wordt ondernomen om inhoudelijk weer te geven wat Hegel precies voor ogen heeft. Is het een verdediging van de moderne vrijheid of juist het definitieve einde ervan? Is het een pleidooi voor individualiteit of heft Hegel deze juist voorgoed op? Gaat het over oorlog of gaat het over vrede? Gelukkig zijn er op het internet inmiddels verschillende pennenvruchtjes te vinden die voor de doorzetters iets van de Rechtsfilosofie inhoudelijk inzichtelijk maken.

Want wat is, is de rede…
Dat we niet meer in een tijd leven waarin we verstoken zijn van goed vertaalde klassiekers, is een prettige gedachte en een werkelijke vooruitgang. Met Nederlandse vertalingen van Kant, Wittgenstein en Heidegger en in het najaar van 2016 zelfs het verschijnen van Oswald Spenglers De ondergang van het Avondland is inmiddels een flinke boekenplank te vullen. In het geval van Hegel echter blijft het de vraag wat de werkelijke meerwaarde van een goede vertaling is. Het blijft een duister werk dat jaren aan studie vereist waarna het nog niet te zeggen is of men dan door het leven gaat als hegeliaan of anti-hegeliaan, als verdediger van Hegels opvattingen en stijl of als fervent tegenstander.

Dat bovengetekende er na een kleine 40 uur studie van het werk en zijn achtergronden de brui aan gaf, is een eerlijke, doch noodzakelijke bekentenis, die niets af doet aan de historische waarde van dit werk die algemeen wordt erkend. Misschien is de werkelijke meerwaarde van deze vertaling dan ook dat Hegel op universiteiten voor studenten politicologie, geschiedenis, filosofie, recht en sociologie benaderbaar wordt en docenten Hegel op deze manier verantwoord in hun curriculum kunnen aanbieden, door een paar bladzijden op te nemen in een syllabus. Want nu de student het Duits al lang niet meer machtig is en hij ook bij Engelse teksten haastig op zoek gaat naar een vertaling, kan een Nederlandse vertaling in psychologische zin toch de weg openen naar een van de meest spraakmakende en ingewikkelde denkers uit de geschiedenis van de wijsbegeerte. Of dat ingewikkelde uiteindelijk vooral onzin is, deugdzaamheid, toegankelijk, begrijpelijk, humoristisch of gevaarlijk, is een zaak van vrije overweging waarin ieder voor zich het zelf mag bepalen.

Deze recensie is geschreven voor 8Weekly. Benieuwd naar hoeveel sterren dit boek krijgt? Neem dan een kijkje op de site aldaar.

Filosofische kruimels VI

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2013 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel VI van VIII.

Een Paasgedachte

‘Wie niet op de ene of andere manier gelooft, hoopt en liefheeft, is duister, inert en koud.’

B.A.M. Barendse. Pasen bij nader inzien. In: Zich door het leven heendenken.

Het leven van Bernard Barendse (1906-1977) is er een van opperste intellectualiteit. Als bijzonder hoogleraar in de thomistische wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam, had hij zich tot een vermaard docent ontwikkeld van wie de wekelijkse colleges grote getale studenten uit alle faculteiten trok. Barendse was naast filosoof ook priester, maar heeft altijd verkondigd de filosofie niet te willen gebruiken als apologetisch instrument. Wel kunnen wetenschap en filosofie belangrijke bijdragen leveren tot de redelijke beantwoording van echte levensvragen.

In veel van zijn geschriften kruisen filosofie, metafysica en religie zich. De bijdrage Pasen bij nader inzien in een verzamelbundel van schaars werk van Barendse is typisch zo’n filosofisch religieuze overweging. Wat is Pasen? ‘Daar gaan zij: de drie Deugden, geloof en liefde, de volwassenen, en tussen haar beiden in, kinderlijk onbevangen en enthousiast voorthuppelend, het zusje hoop. Zij is de kleinste en teerste, maar toch trekt zij de beide groten met zich mee, de prille Paasochtend in. En dan: een ontmoeting. Iemand.’

©Veenmedia.nl
________________________

Bij de Dodenherdenking

 ‘En ik zag het paradoxale verschijnsel, dat bepaalde minder geharde gevangenen beter tegen het kampleven bestand bleken te zijn dan hun robuuste medegevangenen.’

Parafrase uit De zin van het bestaan van Victor E. Frankl (1978).

Het zijn soms duistere redenen die een uitgever bij een vertaling bewegen te kiezen voor een eigen titel in plaats van de originele titel van het boek. Een van de merkwaardigste voorbeelden hiervan, treffen we aan bij Frankls boek over zijn indringende ervaringen in het concentratiekamp. In 1946 publiceert hij Ein Psychologe erlebt das Konzentrationslager. De Nederlandse vertaling heeft daar echter geen zweem van. Met de titel De zin van het bestaan kan niemand vermoeden een bijzonder autobiografisch document in handen te hebben van een Holocaust-overlevende. Frankl zat respectievelijk in Theresienstadt, Auschwitz en Türkheim toen hij op 27 april door de Amerikanen werd bevrijd. In zijn verslag lezen we tal van absurde anekdotes, zoals dat je iemand beter kon laten woelen in zijn nachtmerrie, dan hem te wekken: de realiteit kon nooit aangenamer zijn. Maar Frankl graaft ook dieper in de geest. Anders dan de eenvoudige geharde jongens, hadden de gevoelige en intellectuele kampbewoners meer kans te overleven, had hij bemerkt. Zij waren namelijk in staat zich uit de afschuwelijke realiteit van hun bestaan terug te trekken in een rijk en vrij innerlijk leven. Frankls boek is een ode aan de innerlijke mens, dat tot op de dag van vandaag zin heeft, en vooruit, ook geeft.

©Veenmedia.nl
________________________

Laatste woorden van Hegel

 ‘Er is slechts één man geweest die mij begreep… En die heeft mij ook niet begrepen.’

Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) op zijn sterfbed.

Er zijn maar weinig moderne filosofen die naast een keur aan intellectuele fans zo’n gigantische inspanning tegen hun filosofie (en persoonlijkheid) hebben weten te bewerkstelligen dan G.W.F. Hegel. Kierkegaard verweet hem het intellectuele leven van een hele generatie te hebben ontmenselijkt en presenteerde een groots existentialistisch alternatief in Of/Of (1843) en Stadia op de levensweg (1845). Schopenhauer noemde Hegel ‘een filosofische kruiper die met ongeëvenaarde brutaliteit bijgeloof en onzin bij elkaar zocht.’ Dat het vervolgens enige betekenis kreeg, was ‘volledig te danken aan zijn omgekochte aanhangers die met het duistere gezwam alle kanten op konden’. Ook in de 20e eeuw is Hegel nog niet verlost van filosofisch tegengeweld. Karl Popper, wereldberoemd om zijn falsificatieprincipe, scherpt zijn pen in hoofdstuk 12 van The Open Society and Its Enemies (1945). Volgens Popper was Hegel niets meer dan een stroman van Friedrich Wilhelm van Pruisen, die zijn filosofische vrijheid offerde om de open samenleving te bestrijden. Met zijn historische dialectiek plaveide hij bovendien de weg voor het moderne absolutisme, aldus Popper. Zou Hegel zijn grote critici hebben kunnen antwoorden, dan was hij ongetwijfeld zo begonnen: ‘Heren! Wat een drukte! Jullie hebben me bepaald niet begrepen…’.

©Veenmedia.nl
________________________

De geschiedenis zal het ons leren: een recensie van de Nederlandse vertaling van Phenomenologie des Geistes

Deze recensie is geschreven voor het internetcultuurmagazine 8Weekly.nl, en aldaar eerder deze week verschenen.

Met Phenomenologie des Geistes (1807) schreef Georg Wilhelm Friedrich Hegel een van de moeilijkste boeken ooit binnen de wijsbegeerte. Misschien is dat de reden waarom het meer dan 200 jaar heeft geduurd voordat er een integrale Nederlandse vertaling beschikbaar kwam. Het is echter sterk de vraag of Hegels denken daarmee werkelijk toegankelijker is geworden.

Er zijn weinig moderne filosofen die zo’n gigantische inspanning tegen hun enken hebben weten te bewerkstelligen dan de Duitse filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831). De wat jaloerse generatiegenoot Arthur Schopenhauer noemde Hegel ‘een filosofische kruiper die met ongeëvenaarde brutaliteit bijgeloof en onzin bij elkaar zocht’. Dat het nog enige betekenis kreeg, was volgens Schopenhauer ‘volledig te danken aan zijn omgekochte aanhangers die met het duistere gezwam alle kanten op konden’. Søren Kierkegaard verweet Hegel met zijn systeemdenken het individu volledig verpletterd te hebben en antwoordde met existentialistische alternatieven in onder meer Of/Of (1843) en Stadia op de levensweg (1845). Ook in de 20e eeuw was de weerstand tegen Hegels ideeën nog niet verstild. Zo schreef Karl Popper in The Open Society and Its Enemies (1945) dat Hegel niets meer was dan een stroman van Friedrich Wilhelm van Pruisen en dat hij zijn filosofische vrijheid offerde om de open samenleving te bestrijden. Met zijn ‘historische dialectiek’ plaveide hij bovendien de weg voor het moderne absolutisme, aldus Popper.

Al die kritiek is echter het sterkste bewijs dat we hier te maken hebben met een bijzonder invloedrijk filosoof. Want hoeveel kritiek Hegel ook te verduren heeft gehad, feit is dat hij met zijn filosofie een onmiskenbare invloed heeft gehad in de moderne geschiedenis van het denken. Nog steeds zijn er vele liefhebbers van zijn filosofie die zich hartstochtelijke wijden aan studie en interpretatie. Deze Nederlandse vertaling is daar een uiting van.

Hegel lezen
Een beroemde anekdote vertelt dat Hegels laatste woorden op zijn sterfbed luidden: ‘Er is slechts één man geweest die mij begreep… En die heeft mij ook niet begrepen.’ Of deze woorden van Hegel nu wel of niet authentiek zijn, het is ontegenzeggelijk waar dat zijn denken erg moeilijk te begrijpen is. De grote verdeeldheid onder zijn navolgers over hoe Hegel nu precies opgevat moest worden evenals de vele commentaren op zijn werk die tot op de dag van vandaag verschijnen, zijn daar in ieder geval een uiting van.

Toen de Duitse filosoof Theodor W. Adorno in Drei Studien zu Hegel (1963) het derde essay Skoteinos wijdde aan de moeilijkheid van het lezen van Hegel, kwam hij onder andere tot de conclusie dat er verschillende passages bestaan die simpelweg door niemand begrepen kunnen worden. Hetzij door Hegels eigenzinnige gebruik van het Duits hetzij door filosofische constructies die enkel door Hegel zelf toegelicht zouden kunnen worden en daarbuiten open staan voor wat men er zelf van maakt. Commentatoren als Ivan Soll (An Introduction to Hegel’s Metaphysics, 1969) en Richard Norman (Hegel’s Phenomenology: A Philosophical Introduction, 1976) bevestigen deze verschillende extreem ondoorzichtige redeneringen die Hegel af en toe opwerpt.

En wie de Fenomenologie van de Geest (vrij opgevat als ‘Studie van de Geest, in de zin van ontwikkeling van het bewustzijn, zoals die ons voorkomt’) voor het eerst ter hand neemt, verdwaalt inderdaad al spoedig in de lange, abstracte alinea’s vol met schuingedrukte woorden en uitdrukkingen. Wat het ook niet eenvoudiger maakt, is dat Hegel in zijn schrijven veronderstelt dat zijn lezers op de hoogte zijn van alle relevante filosofische bewegingen die ertoe doen. Goede verstaanders lezen bijvoorbeeld een scherpe kritiek op verschillende kentheoretische opvattingen van Kant. Wie iets van het boek wil volgen, zal er dan ook een fikse studie aan moeten wijden, bij voorkeur in een leesgroep waarbij er volop gediscussieerd kan worden over diverse passages.

Hegel begrijpen
Het unieke aan Hegels denkwijze is zijn uitzonderlijke historische gevoel dat erin vervat ligt. Hegels voornaamste axioma van zijn filosofie is dan ook: de geschiedenis heeft concrete betekenis. Ze ontvouwt zich niet willekeurig, maar er zit een te vatten lijn in die ons ten diepste onthult wat Waarheid is. Hegel kent daarom het doorgronden van de geschiedenis een uitzonderlijke plaats toe in zijn denken. In dit doorgronden merkt hij een voortdurend ‘ontstaan’ (these) op van bewegingen in de geschiedenis die uiteindelijk omslaan in het tegendeel (antithese), waarna er zich een nieuwe hogere waarheid ontvouwt (synthese). Via dit teleologisch dialectisch systeemdenken, wat betekent dat er weliswaar een doelmatige maar geen rechtlijnige voortgang is te ontdekken in de geschiedenis, tracht Hegel te komen tot de laatste fase van dit proces: het Absolute Weten. Dit Absolute Weten heeft alle vorige fasen in zich opgenomen en is als volledig eindpunt de uiteindelijke waarheid. En met onze geest vatten wij zo het proces van de zelfbewustwording van de zichzelf begrijpende absolute (bovenmenselijke) abstracte ‘Geist’, zodat we ermee samenvallen.

Hegel-kenner Larry Krasnoff stelt dat wie de Fenomenologie goed volgt, tot inzicht komt dat hier een grootse narratief op de menselijke vrijheid is geschreven. De Franse Revolutie (1789) is niet voor niets de grootste inspiratiebron geweest voor dit boek. De moderne mens is een mens die in het licht van de geschiedenis begrijpt hoe hij zijn vrijheid op waarde moet schatten. De geschiedenis van de wereld is niets anders dan de ontwikkeling van het vrijheidsbewustzijn.

In a sense, what Hegel tried to do was to identify the rational core of nearly every area of human thought (logic, science, morality, politics, aesthetics, religion, and history) by describing them as part of Spirit’s self-expression in history, as part of a sprawling story that describes a path toward the realization of human freedom in the modern world. (Krasnoff, 2008, p.8)

Samengevat is de Fenomenologie dus een verslag hoe dit proces begrepen kan worden, waarmee ze dus zelf ook weer een onderdeel uitmaakt van de weg naar dat Absolute Weten.

Uitgeverij Boom en het bos
Het valt te prijzen dat uitgeverij Boom dit soort vertalingen op de markt brengt. Niet alleen is het een gigantische klus om het complexe Hegeliaanse Duits op een goede manier te vertalen, het boek is uiteindelijk ook maar voor een relatief klein publiek interessant. Niet in de laatste plaats omdat slechts iets van het boek begrepen kan worden wanneer men bereid is flink wat tijd erin te investeren. Daarmee is deze uitgave ongeschikt voor enkel nieuwsgierigen, hoewel er ook een wetmatigheid bestaat die stelt dat hoe moeilijker iets te begrijpen valt, hoe meer aandacht het krijgt, en hoe beter het verkoopt. Dat was in ieder geval in Hegels tijd zelf al zo, tot ergernis van Schopenhauer bijvoorbeeld die met lede ogen aanzag hoe de collegezalen uitpuilden bij Hegel, terwijl er bij hem geen hond zat.

Gelukkig is de uitgever zo verstandig (of handig) geweest om voorafgaand aan deze uitgave een toegankelijke inleiding te publiceren over Hegels denken onder de titel Hegel (2013). Toch is het gewenst dat deze uitgave wordt aangevuld met een aparte leeswijzer, zoals dat bij dezelfde uitgever voor Kants Kritiek van de zuivere rede broodnodig was, of zoals door uitgeverij Damon terecht een leeswijzer werd verzorgd voor de SUN-uitgave van Martin Heideggers Sein und Zeit. Twee boeken die zich qua moeilijkheid kunnen meten met Hegels Fenomenologie. Tussen vertaling en het verschijnen van de leeswijzer zat weliswaar behoorlijk wat tijd, maar wil men dit soort werken systematisch bestuderen dan is een leeswijzer of uitvoerige annotatie echt onontbeerlijk. Dat maakt dat de uitgave nu op zich zelf staand ‘slechts’ een indrukwekkende vertaaloefening blijft van Willem Visser. Dat er juist in het beknopte nawoord wordt verwezen naar een uitvoerig geannoteerde Duitse uitgave is ironisch en doet de vraag rijzen welk publiek de vertalers zelf in gedachten hebben gehad met louter een vertaling. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat de vertaling het werk in dit geval toegankelijker of veel eenvoudiger te begrijpen maakt. Met voldoende Nederlandstalige inleidingen voorhanden over het denken van Hegel is de overstap naar dit vertaalde hoofdwerk in ieder geval mogelijk. En met deze vertaling is bovendien dapper een weg bereid voor allerlei nieuwe Hegel-initiatieven. Een geannoteerde uitgave van de Fenomenologie? Een vertaling van Grundlinien der Philosophie des Rechts misschien? De toekomst zal het ons leren.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"