Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Filosofische kruimels XVIII

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2016 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, er nooit tegenaan is gelopen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XVIII van XX.

Antieke Metafysica

‘Dat de aarde het middelpunt van het universum is staat vast op grond van bewijzen die geen twijfel toelaten (…). Als de aarde namelijk niet in het midden stond zouden er geen even lange dagen en nachten kunnen bestaan.’
Gaius Plinius Secundus maior in Naturalis Historia (77 NChr.)

De Romein Plinius de Oudere (23NChr.-79) was een militair, letterkundige en zelfbenoemd wetenschapper. Daarmee geen filosoof in traditionele zin, maar wel iemand die vanuit buitengewone verwondering de wereld probeerde te beschrijven. Dit leidde uiteindelijk tot een levenswerk van 37 boeken dat daarmee met recht de titel ‘Wikipedia van de oudheid’ verdient. In 2004 verscheen voor het eerst een selectie uit deze werken in het Nederlands onder de titel De Wereld. Plinius verrast de hedendaagse lezer met zijn bedenksels en beschouwingen omtrent planten, zeedieren, metalen, stenen, landen, geneeskunst, vogels en insecten. Leuk zijn de observaties over mens en heelal.

Hoewel hij zaken presenteert als wetenschappelijk, zit er een hoop kwakzalverij en metafysische speculatie tussen. Toch komt ook Plinius al met voldoende argumenten waarom de aarde een bol moet zijn: de zon komt immers niet overal tegelijkertijd op. Plinius had ons ook nog graag willen laten weten hoe een vulkaanuitbarsting te werk gaat. Helaas kwam hij om het leven toen hij dit van dichtbij probeerde te beschrijven…

__________

Denken of kopen?

‘Ik denk, dus ik ben (duur).’
Vrije variant op Desartes’ Cogito ergo sum

Stel, u zou een eerste druk willen aanschaffen van René Descartes’ Discours de la méthode. Dit boek wordt door velen beschouwd als het belangrijkste dan wel invloedrijkste filosofische werk van de moderne tijd. Het verscheen in 1637 in Leiden bij Jan Maire. Descartes zal het voor iets meer dan een euro in de aanbieding hebben gehad, als we uitgaan van een hedendaagse boekenprijs van 30,- voor een mooi gebonden exemplaar. Antiquair Anton Gerits (1930) vermeldt in zijn Op dubbelspoor en Pilatusbaan (2000) dat hij in 1969 op dit bijzondere boek stuit. De prijs voor dat exemplaar was ƒ28.000. Dat komt overeen met een waarde van € 57.000 nu. Gaan we echter op zoek naar een beschikbaar exemplaar, dan valt dat niet mee. Zelfs het beroemde Deense Lynge & Søn die bijna alle klassiekers in huis heeft, beschikt niet over de Discours.

Gelukkig heeft het Britse Roger Gaskell Rare Books er nog ééntje liggen. Voor £120.000 mag hij weg, ongeveer €165.000. Dat is een hoop geld, voor die ene waarheid, die ik u ook wel gratis wil verklappen: denkt u? Wees dan zeker van uw bestaan.

__________

Een uiterst merkwaardige rechtszaak

‘Dit is de meest merkwaardige zaak die ik ooit heb meegemaakt. Ondanks het feit dat ik u schuldig acht aan moord boven iedere twijfel verheven, gebiedt de wet me u vrij te laten.’
Vrij vertaald uit: Smullyan, R.M. (1978). What’s the name of this book?

De (rechts)filosofie biedt veel lekenvermaak als het gaat om raadsels en gedachte-experimenten. Het aardige is, dat men de analyse zo ingewikkeld kan maken als men zelf wil. Neem het volgende probleem. We bevinden ons in een rechtsstaat met een jurysysteem voor strafzaken.

Bertrand en Willard, twee volwassen mannen, staan terecht voor moord. De jury vindt Willard schuldig, Bertrand wordt in het geheel vrijgepleit. De rechter spreekt de als schuldige aangewezen Willard toe en zegt: “dit is de meest merkwaardige zaak die ik ooit heb meegemaakt. Ondanks het feit dat ik u schuldig acht aan moord boven iedere twijfel verheven, gebiedt de wet me u vrij te laten”.

Hoe is dit nu mogelijk? Heeft het iets te maken met ne bis in idem? Ontoerekeningsvatbaarheid? Hypnose? Slaapwandelen? Of misschien is Willard een onschendbare koning? De oplossing is echter ingenieuzer en onverwachter: Bertrand en Willard zijn een Siamese tweeling. En aangezien de wet stelt dat het onwettig is om een onschuldig persoon op te sluiten, moet de rechter ook Willard laten gaan. Wellicht niet zonder straf, maar wel in vrijheid. Welke straf zou trouwens wel gepast zijn voor deze moordenaar?

©Veenmedia.nl

Indrukken bij de eerste druk VI: Jules Léquyers La Recherche d’une Première Vérité uit 1865

Indrukken bij de eerste druk VI
Jules Léquyers La Recherche d’une Première Vérité uit 1865
~En de ontdekking van een brief~

~Voor die ene die ontdekken wil~

Het essay wat ik eerder publiceerdeStatue Lequier, met daarin een bescheiden uiteenzetting van enkele gedachten van Jules Lequier (noot 1), bracht me tot een zoektocht naar de beschikbaarheid van de eerste druk van zijn postuum verschenen filosofische fragmenten, die zijn vriend Charles Renouvier in 1865 heeft uitgegeven bij Imprimerie de Mme Ve Belin, Saint-Cloud.

Het is aantrekkelijk en ook enigszins voor de hand liggend om het werk van Lequier te vergelijken met dat van Kierkegaard. Er is geen enkele aanwijzing dat ze elkaar gekend hebben of hebben beïnvloed, maar Lequiers existentiële grondslagen, de keuze voor verantwoordelijkheid en vrijheid en het pleidooi voor bestaansrecht van corsaren3het individu (anti-Hegeliaans in die zin) vertonen grote overeenkomsten met het filosofische project van Kierkegaard. Hier en daar wordt zelfs de vergelijking gemaakt tussen Kierkegaards verhouding tot Regine Olsen en Lequiers verhouding tot Anne Deszille (vgl. Clair, A. (2008). Kierkegaard et Lequier: Lectures croisées). Dat lijkt me echter ver gezocht. Jammer genoeg is er over Anne Deszille niets te vinden, zodat haar mysterie in tegenstelling tot dat van Olsen voorgoed bewaard blijft.

Prof. dr. Donald Viney, de Engelse autoriteit op het gebied van het denken van Lequier, merkt op dat Kierkegaard en Lequier eenzelfde soort literaire filosofische stijl hanteren (het lezen van Het Heggenblad doet dat bevestigen) waarbij wijsgerige en religieuze thema’s met elkaar vervlochten zijn en het christendom op een nieuwe filosofische manier wordt opgevat. Het spreekt voor zich dat Kierkegaard hierin veel ‘systematischer’, consequenter en uiteindelijk ook succesvoller is geweest, maar in thematiek zijn er inderdaad naast talrijke verschillen interessante gelijkenissen op te merken.

Lequier was een toegewijd rooms-katholiek. Het verhaal gaat dat hij op 15 augustus 1846 een mystieke ervaring heeft gehad, die doet denken aan Pascals Memorial, helemaal omdat hij de ervaring neerschreef gecombineerd met Franse en Latijnse teksten. Die ervaring is niet opgenomen in het boek, maar verder staan alle belangrijke teksten erin, die Renouvier na verschillende correspondenties heeft gebundeld.

Eerste druk LequierDe uitgave was nadrukkelijk niet bedoeld voor de verkoop zoals ook staat vermeld in het boek zelf, maar voor vrienden en kennissen ter nagedachtenis aan de filosofische nalatenschap van Lequier. De oplage bedroeg dan ook slechts 120 exemplaren. Het geluk was met mij, dat ik na wat zoekwerk een aangeboden exemplaar bij een Frans antiquariaat (J. Vrin) tegenkwam, zo niet het laatste exemplaar op de wereld in de verkoop. Nadat ik hem een eerste bod had gedaan per e-mail, wat zonder reactie bleef, kon ik op een avond de slaap niet vatten door de gedachte ernaast te grijpen, dat ik zodoende de ochtend erna het boek direct aanschafte. Het gevoel een stuk geschiedenis in zijn meest oorspronkelijke vorm te bezitten, had me toch weer gegrepen.

Enkele dagen later ontving ik het boek, en tot mijn grote verrassing bevond zich in het boek een handgeschreven brief van twee kantjes van Jules Lequier zelf. Ik besloot daarop contact te zoeken met de Amerikaanse hoogleraar Donald W. Viney. Ik stuurde hem een fotokopie van de brief, waarmee de speurtocht geopend was niet zozeer naar het boek, maar naar de achtergrond van de brief.

Ik ontving vrijwel per omgaande een informatieve en zeer vriendelijke reactie van Viney:

I very much appreciate the copy of the Lequyer letter that you sent. It is clearly not in Jean Grenier’s edition of Lequyer’s complete works and so is of great interest to me and to anyone else with more than a passing interest in Jules Lequyer. The letter is very difficult to decipher and there are words I can’t make out. I have sent the letter (and forwarded your email) to Goulven Le Brech in Paris. His native French “eye” will help to understand this. It is clearly written during Lequyer’s time in Paris at the École Polytechnique, but I’m still not sure who the recipient was. I wonder if there is any clue in your edition of La Recherche d’une Première Vérité of who owned it. As you know, Charles Renouvier gave copies of this book freely to those who were interested, and presumably some copies went to Lequyer’s friends. I once owned an original copy (like the one you have) and on the inside cover of my copy was a handwritten dedication that reads “Offert à M- Beaurrier par l’éditeur C. Renouvier”. Is there anything comparable in your copy? Perhaps not.

Ik schreef naar aanleiding hiervan oud-collega Georgette Molenaar aan die de Franse taal meester is om te achterhalen wat precies in de brief stond en aan wie hij was gericht. Ik vroeg haar om op de eerste plaats het handschrift om te zetten naar de Franse tekst om vervolgens een Nederlandse vertaling toe te voegen. Het onderstaande is het verdienstelijke resultaat hiervan.Brief Jules Lequier

Klik hier voor de afbeelding op hoge resolutie

Frans Origineel (Zoals gezien door G. Molenaar)

1844

  1. Viens, mon ami, mon frère. Viens passer quelque temps avec nous. Nul de ceux que tu aimes et qui seront heureux de te revoir, n’éprouveront en t’embrassant de plaisir comparable au mien.
  2. J’avais prié Michelot de joindre au lettre que je t’envoie une lettre de lui et voilà qu’aprés quelques jours de chercher amèrement, perdue enfouie dans cet épouvantable masse de papiers qui encombre ma chambre et où ma maladresse l’a engloutie, J’aime mieux t’envoyer ceci et ne pas attendre que j’ai retrouvé sa lettre. A ton arrivée je la remettrai ainsi qu’une vieille lettre de Guerin l’asmeilleur Guerin, qui me tombe quelquefois sous la main quand je fais la grande inspection de mes papiers et qui m’a ému toujours.
  3. De dire que je pensais toute cette (période)) a toi, que je me proposais de mois en mois de t’écrire des volumes ce serait ne rien t’apprendre. Mais ma vie a été si agitée, si travers à, à bientôt, cher ami; tu trouveras ici tous tes fidèles amis, moi en tête.
  4. Si je ne te connaissais pas si parfaitement (moi qui te connais si bien, mieux qu’un frère) tes lettres m’auraient un peu inquiété. Mais tu n’as pu prendre la doctrine de Fourrier que par le grand côté et peut-être meme par ce qui la dépasse, lui prêtant la grandeur de ton propre cœur. Si tu es Fourrieriste c’est en maître et non en disciple de Fourrier je trouve .. dans tes travaux tes préoccupations, tes aspirations vers le bien et la vérité, ton âme si noble, objet pour moi d’une si tendre affection. Oh que je serai heureux t’embrasser mon cher Fréderic.
  5. Puisses-tu hâter cet heureux moment ne m’en voulez pas, ami, de mon silence. Si tu savais comment j’ai été malheureux après ton départ mais l’horizon s’éclaircit et les temps meilleurs s’annoncent. Mets moi à part dans ton cœur, oui j’ai droit à une place à part.
  6. A bientôt, noble ami.

Jules Lequyer
Rue Vaugirard 52 bis

Nederlandse vertaling (Vertaling door G. Molenaar)

1844

  1. Kom, mijn vriend (A), mijn broer. Kom wat tijd doorbrengen met ons. Niemand van degenen waarvan jij houdt en die blij zullen zijn je terug te zien, zullen bij het omhelzen, hetzelfde plezier voelen als ik.
  2. Ik had Michelot (B) verzocht om een brief van hem te voegen bij de brieven die ik je stuur en ziedaar na enkele dagen bitter zoeken, verloren geraakt weggezakt  in die afschuwelijke massa papier die mijn kamer hinderlijk vult en waar mijn onhandigheid hem in heeft verzwolgen. Ik stuur liever deze brief nu en ga niet wachten tot dat ik zijn brief terug vind. Bij je aankomst zal ik je hem geven evenals een oude brief van Guerin (C) de allerbeste Guerin waar ik soms de hand op leg als ik een grote inspectie houdt van mijn papieren en die mij altijd heeft geraakt.
  3. Om te zeggen dat ik de hele tijd aan je dacht, dat ik me van maand tot maand voornam om je hele boekwerken te schrijven daarmee zou ik je niets nieuws vertellen. Maar mijn leven is zo veelbewogen geweest zo vol tegenslag. Tot gauw beste vriend je zult hier op tijd je trouwe vrienden vinden, mij voorop.
  4. Als ik je niet zo perfect zou kennen ( ik die je zo goed kent, beter dan een broer) zouden jouw brieven me een beetje ongerust hebben gemaakt. Maar jij hebt slechts de doctrine van De Fourrier (D) groots toegepast en misschien zelfs wel overstegen, hem verlenende de grootsheid van je eigen hart. Als je al Fourrieriste bent dan is het als meester en niet als volgeling. Ik vind jouw ziel in jouw werken terug, in je zorgen en in je aspiraties naar het goede en de waarheid, jouw ziel zo edel, voor mij voorwerp van een zo tedere genegenheid. Oh wat zal ik gelukkig zijn om je te omhelzen mijn lieve Frederik.
  5. Kon je dit gelukkige moment maar versnellen. Vriend, neem me mijn zwijgzaamheid niet kwalijk als je wist hoezeer ik ongelukkig ben geweest na je vertrek maar de horizon wordt lichter en betere tijden kondigen zich aan. Zet mij apart in je hart, ja ik heb recht op een aparte plek.
  6. Tot gauw edele vriend.

Jules Lequyer
Rue Vaugirard 52 bis

Aantekeningen bij de Nederlandse tekst
A. Frédéric Zurcher (1816-1890): vriend van Jules Lequier (en Charles Renouvier), Polytechnique (klas van 1834).
B. Paul Michelot (1817-1885): vriend van Jules Lequier, Polytechnique (klas van 1834)
C. Waarschijnlijk Léon Guérin (1807-1885), schrijver, journalist, historicus en Frans dichter.
D. Charles Fourier (1772-1837): Franse filosoof.

Engelse vertaling
Prof. Viney, die ook de Franse taal meester is, heeft hier een Engelse vertaling aan toegevoegd.

Ik heb deze, samen met mijn eigen oorspronkelijke Engelse vertaling (die van mindere kwaliteit is dan die van Viney rechtstreeks uit het Frans) in een overzichtelijk pdf-document geplaatst, wat hier te vinden is.

In de verdere briefwisseling die ik had met Viney, gaf hij de informatie dat er aanwijzingen zijn dat naar alle waarschijnlijkheid de helft van het aantal gedrukte exemplaren is vernietigd.

There is some reason to believe that half of the 120 copies that Renouvier published may have been destroyed, or so Jean Grenier speculates in his little article “La première publication de La Recherche d’une première vérité” in Revue Philosophique de la France et de l’Étranger, LXXIX, 7-9 (1954): pp. 412-415. (zie voor dit artikel hier)

Dat betekent dus dat er nog maar ongeveer 60 exemplaren op de wereld van deze eerste uitgave beschikbaar zouden zijn. Aangezien zoals reeds opgemerkt, Charles Renouvier de exemplaren vooral als cadeau gaf aan liefhebbers en nabestaanden (onder wie William James), bevatten ze niet zelden een persoonlijke opdracht van Renouvier. Dat is ook het geval in mijn exemplaar. We lezen daar:

Opdracht groot Lequier

 

Offert en mémoire de leur vieux camarade à son ami F.Zurcher par l’éditeur C. Renouvier.

(Aangeboden ter herinnering aan hun oude kameraad aan zijn vriend F. Zurcher door de uitgever C. Renouvier).

De brief die is aangetroffen in mijn boek, blijkt na onderzoek inderdaad te zijn gericht aan Frédéric Zurcher (1816-1890). Deze studievriend van Lequier zwaaide in hetzelfde jaar af (1834) en klaarblijkelijk hadden ze in 1844 (het jaartal wat in potlood geschreven op de brief is geplaatst, waarschijnlijk door Zurcher) nog innig contact. Volgens gegevens van de Ecole Polytechnique was hij blond, met een onbedekt gezicht, grote neus, blauwe ogen, gemiddelde mond, ronde kin en 1,78 m lang. Na zijn studie werd hij succesvol marine-officier. Zurcher publiceerde bovendien veel populair wetenschappelijke boeken en artikelen (waaronder vijftien boeken over vulkanen, stormen, meteoren, gletsjers en de onderwaterwereld). In maart 1852 trad hij met Justine Camille Margolle in het huwelijk, waaruit twee jongens werden geboren die net als hun vader een militaire loopbaan hadden. Nadat hij het leger verlaat stort Zurcher zich tot het einde van zijn leven op het denken van Charles Fourier, wat hij met verve propageert.

Viney heeft de brief zoals opgemerkt ook aan de Franstalige autoriteit Goulven Le Brech laten zien en schrijft:

Goulven thinks that this letter is important in showing that, during his days in Paris, which may have been the most important of his life, Lequyer was at the center of a circle of friends with vast intellectual interests. Zurcher was, as the letter indicates, a follower of Fourierisme. François Marie Charles Fourier (1772-1837) was a social philosopher who advocated socialist ideas and is credited with first using the word “feminism.”

Dat het boek dus in bezit is geweest van Frédéric Zurcher, maken zowel de persoonlijke opdracht van Renouvier, als de aanwezige brief in het boek duidelijk.

De vondst is inmiddels ook internationaal opgemerkt, en gepubliceerd op het Jules Lequyer Archief: https://juleslequier.wordpress.com/2016/07/13/decouverte-dune-lettre-inedite-de-jules-lequier/.

Daarin wordt, naast mijn verkeerd geschreven naam, overigens ten onrecht een verbondenheid aan de universiteit Utrecht gesuggereerd; mij is verzekerd dat dit wordt gecorrigeerd.

Opdracht en voorblad LequierWat verder opvalt is dat dit boek opnieuw moet zijn gebonden. De reden daarvoor is dat zich in het boek tussen de pagina waarin het aantal gedrukte exemplaren wordt vermeld en de aanvang van het voorwoord van Renouvier, eeRichebourg Phot de la Couronnen pagina is toegevoegd met daarop de afbeelding van het gemaakte standbeeld van Lequier. Het standbeeld is pas in 1868 bij het graf van Lequier gebouwd, terwijl de uitgave stamt uit 1865. Op de ingevoegde pagina die duidelijk van zwaardere kwaliteit is dan de rest van de pagina’s, treffen we ook een stempel aan van ‘Richebourg Phot. de la Couronne. De onderste regel is niet goed zichtbaar, maar de zaak moet zijn gevestigd in Parijs aan de Quai de l’horloge 29. Een blik op Google Maps toont ons nu een theehuis. Speurwerk brengt me tot de waarschijnlijke fotograaf Pierre-Ambroise Richebourg (1810-1875).Stempel fotograaf

De stempels van Richebourg zijn zeldzaam (te vinden) en bevinden zich voornamelijk rond de jaren 1840-1870, als je zoekt in Google books. Het is zeer waarschijnlijk dat de foto rond deze tijd is gemaakt. Wat wel opvalt zijn de gelijkenissen met beschikbare foto’s op internet, wat vragen doet naar de originaliteit van de afbeelding.

Foto en oplageblad


Zo is deze indruk van de eerste druk niet het verhaal geworden van al te veel achtergronden wat betreft het boek en haar inhoud, maar meer van een verloren brief die weer gevonden is, en waar ik toch minstens 3 wereldburgers zeer mee heb verblijd. De brief is inmiddels ingelijst en een blik erop laat afdwalen naar de gelukkigere tijden van Lequier, waar hij zijn vriend schreef, zoals wij dat tegenwoordig nog maar zo zelden doen.

Noot
(1) Zoals waarschijnlijk is opgevallen, is de schrijfwijze van zijn achternaam op verschillende manieren mogelijk. Ik hanteer hier consequent ‘ Lequier’, omdat dit het meest gangbaar lijkt, maar juister is feitelijk ‘Léquyer’. Zijn geboortecertificaat vermeldt ‘Lequier’, maar dat is door zijn vader later gecorrigeerd tot ‘Lequyer’. Daarbij is het bekend dat Lequier zelf geregeld zijn naam op een verschillende wijze schreef. In de mij beschikbare brief heeft hij zich bedient van ‘Jules Léquyer’. Op zijn grafsteen in Plérin staat Lequyer.

Verder lezen?
Bronnen over Lequier. Gedeeltelijk overgenomen uit: Vincelette, A. (2009). Recent catholic philosophy. The 19th century.  Milwaukee, Wisconsin: Marquette University Press:

Lequiers vertaalde werk in het Engels: Translation of Works of Jules Lequyer: The Hornbeam Leaf, The Dialogue of the Predestinate and the Reprobate, Eugene and Theophilus, vert. Donald Wayne Viney (Lewiston: The Edwin Mellen Press, 1998); Jules Lequyer’s ‘Abel and Abel’ Followed by ‘Incidents in the Life and Death of Jules Lequyer’, vert. Mark West (Lewiston: The Edwin Mellen Press, 1999). Delen uit The Problem of Knowledge zijn vertaald in Philosophers Speak of God, Charles Hartshorne en William Reese, eds. (Chicago: University of Chicago Press, 1953), pp. 227- 230; The Hornbeam Leaf ook vertaald in 1974 door Harvey Brimmer en Jacqueline Delobel in “Jules Lequier’s The Hornbeam Leaf,” Philosophy in Context 3 (1974), pp. 94-100; en in The Dialogue of the Predestinate and the Reprobate door Donald Viney in Questions of Value Readings for Basic Philosophy (Needham Neights: Ginn Press, 1989).

Secundaire bronnen:
Russell, Leonard, “Review of La recherche d’une premiere vérité,” Mind 36 (1927), pp. 512-514; Grenier, Jean, La philosophie de Jules Lequier (Paris: Belles Lettres, 1936); Lazareff, Adolophe, “L’enterprise philosophique de Jules Lequier,” in Vie et Connaissance, Boris de Schloezer, ed. (Paris: Félix Alcan, 1948), pp. 21-40; Wahl, Jean, Jules Lequier: Introduction et choix (Paris: Trois Collines, 1948); Charlton, Donald, Positivist Thought in France during the Second Empire, 1852-1870 (Oxford: Clarendon Press, 1959), pp. 18-19, 232; Callot, Emile, Propos sur Lules Lequier: philosophe de la liberté (Paris: Marcel Riviere, 1962); Pasquali, Antonio, Fundamentos gnoseológicos para una ciencia de la moral ; ensayo sobre la formación de una theor’a especial del concimiento moral en las filosof’as de Kant, Lequier, Renouvier y Bergson (Caracas: Universidad Central de Venezuela, 1963); Tilliette, Xavier, Jules Lequier ou le tourment de la liberté (Paris: Desclée de Brouwer, 1964); Roggerone, Giuseppe, La via nuova di Lequier (Milan: Marzorati, 1968); Sipfle, David, “A Wager on Freedom,” International Philosophical Quarterly 8 (1968), pp. 200-211; Petterlini, Arnaldo, Jules Lequier e il problema della libertà (Milan: Vita e pensiero, 1969); Brimmer, Harvey, “Jules Lequier’s ‘The Hornbeam Leaf ’,” Philosophy in Context 3 (1974), pp. 94-100; Prontera, Angelo, ed., Libertà e Ontologia (Lecce: Milella, 1984); Viney, Donald, “Faith as a Creative Act: Kierkegaard and Lequier on the Relation of Faith and Reason,” in Faith and Creativity: Essays in Honor of Eugene H. Peters, George Nordgulen and George Shields, eds. (St. Louis: CBP Press, 1987); Shields, George, “Some Recent Philosophers and the Problem of Future Contingents,” The Midwest Quarterly 34 :3 (1993), pp. 294-309; Viney, Donald, “Review of La recherche d’une premiere vérité et autres textes,” Process Studies 23:4 (1994), pp. 290-291; Viney, Donald, “On the Trail of a French Philosopher of Genius: Jules Lequyer,” Pittsburgh State University Magazine 6:1 (1995), pp. 12-14; Tilliette, Xavier, “Lequier Lecture de Fichte,” in Fichte et la France, ed. Ives Radrizzani (Paris: Beauchesne, 1997), v. I, pp. 183-199; Viney, Donald, “Jules Lequyer and the Openness of God,” Faith and Philosophy 14:2 (1997), pp. 212-235; Viney, Donald, “William James on Free Will: The French Connection,” History of Philosophy Quarterly 14:1 (1997), pp. 29-52; Armellini Paolo, Lequier: La solitudine di Dio (Rome: Ed. studium, 1998); Viney, Donald, “The Nightmare of Necessity: Jules Lequyer’s Dialogue of the Predestinate and the Reprobate,” Journal of the Association for the Interdisciplinary Study of the Arts 5:1 (1999), pp. 19-32; Clair, André, Métaphysique et Existence: Essai sur la philosophie de Jules Lequier (Paris: Vrin, 2000); Pagani, Paolo, Libertà e non-contraddizione in Jules Lequier (Milan: F. Angeli, 2000); Josse, Jacques, Jules Lequier et la Bretagne (Moëlan-sur-mer: Blanc Silex, 2001); Le Brech, Goulven, Jules Lequier (Rennes: La Part Commune, 2007).

Lees ook:

  1. Indrukken bij de eerste druk V: Martin Heideggers Sein und Zeit uit 1927
  2. Indrukken bij de eerste druk IV: Derek Parfits Reasons and Persons uit 1984 in de hand (met een korte inleiding tot het boek)
  3. Indrukken bij de eerste druk III: H.L.A. Harts The Concept of Law uit 1961 in de hand (met een kleine rechtsfilosofische bijdrage)
  4. Indrukken bij de eerste druk II: John Henry Newmans Grammar of Assent uit 1870 in de hand
  5. Indrukken bij de eerste druk: Søren Kierkegaards Frygt og Bæven uit 1843 in de hand

 

 

Indrukken bij de eerste druk IV: Derek Parfits Reasons and Persons uit 1984 in de hand (met een korte inleiding tot het boek)

De Britse filosoof Parfit, geboren in 1942 en nog in leven, schreef met het boek Reasons and Persons een moderne klassieker (“Parfit’s career is unusual in that it largely revolves around a single work: Reasons and Persons”). In de Sunday Times werd het boek indertijd gerecenseerd als “een werk dat grenst aan het geniale”, zoals te lezen valt op de achterkant van de paperbackuitgave in 1986. Een aardige omschrijving die inmiddels tienduizenden malen is overgenomen op diverse websites. Het boek wist terecht een plek te veroveren bij de 25 meest belangrijke filosofische boeken van de 20e eeuw, volgens het onderzoek van Lackey. Met de 24e plaats is het de jongste titel in de top 25 en laat het Karl Poppers Logik der Forschung (plek 25) achter zich. Warempel geen lichte prestatie gelet op de grote invloed van dat boek.

Reasons and Persons

Reasons and Persons first edition

Ik vermoed dat de nabestaanden van Little, die op 93-jarige leeftijd in juli 2012 overleed, grotendeels zijn bibliotheek hebben overgedragen aan de lokale boekhandel. De toewijding van Parfit (‘With best wishes from Derek’, in een uiterst opvallend hakerig handschrift) kan dan ook niet anders dan rechtstreeks zijn gericht aan Little, die hiermee een exemplaar cadeau heeft gekregen vers van de pers. Bovendien heeft het boek in ieder geval de intentie om relevant te zijn voor de politieke theorie en de ontwikkelingseconomie (het terrein van Little). Het lijkt er overigens niet op dat Little het boek van kaft tot kaft heeft gelezen, gelet op de conditie van het werk. Toch vind ik na grondig doornemen van het boek op pagina 443 een kleine onduidelijke notitie in potlood en op pagina 446 een kleine penstreep in de kantlijn. Ik neem aan van Little.

Zoals inmiddels duidelijk, is er nauwelijks informatie beschikbaar over de oplage van de eerste editie. Sterker nog: er lijkt geen informatie over te bestaan. Na het succes van dit boek zijn er tienduizenden kopieën in herdruk verschenen, maar het is niet logisch dat bij het verschijnen van het boek de gigantische impact voorzien was. Op het internationale Abebooks (4 maart 2013) is nog één exemplaar uit 1984 in uitstekende staat te vinden, dan volgt een ex-bibliotheekexemplaar en dan is de koek op (Noot: op 11 maart was alleen nog het bibliotheek-exemplaar beschikbaar).

Een uitgebreide zoektocht langs andere bekende kanalen, levert niets op. Dat bevestigt mijn vermoeden een schitterend exemplaar in handen te hebben, ook nog eens met het handschrift van Parfit zelf, dat gerust uiterst zeldzaam kan worden genoemd- misschien niet zozeer in oplage, dan wel in beschikbaarheid.

Wie het boek in de hand heeft, wordt geconfronteerd met een nogal vage voorkant. We zien een schip aan de rechterkant van het boek dat binnenkomt glijden op het water. In de verte zijn de contouren van een kerk zichtbaar lijkt het. Het blijkt dat het een foto van Venetië is, door Parfit zelf geschoten, enkele jaren voor publicatie. Op de eerste bladzijde treffen we een citaat aan van Nietzsche:

-At last the horizon appears free to us again, even granted that it is not bright; at last our ships may venture out again, venture out to any danger; all the daring of the lover of knowledge is permitted again; the sea, our sea, lies open again; perhaps there has never yet been such an ‘open sea.’-
Nietzsche, p. 448

Het blijkt geciteerd uit Die fröhliche Wissenschaft uit 1882, terwijl Parfit enkel in zijn bibliografie één (uittreksel) boek uit 1963 van Nietzsche noteert: The Portable Nietzsche, ed. and trans, by W. Kaufman. New York: Viking Press. Waarschijnlijk wordt het citaat daarin aangehaald op p. 448. Ik heb echter de Duitse tekst erop nageslagen, en dan valt op dat het citaat enkel halverwege is overgenomen, want het volledige citaat luidt:

In der That, wir Philosophen und “freien Geister” fühlen uns bei der Nachricht, dass der “alte Gott todt” ist, wie von einer neuen Morgenröthe angestrahlt; unser Herz strömt dabei über von Dankbarkeit, Erstaunen, Ahnung, Erwartung, endlich erscheint uns der Horizont wieder  frei, gesetzt selbst, dass er nicht hell ist, endlich dürfen unsre Schiffe wieder auslaufen, auf jede Gefahr hin auslaufen, jedes Wagniss des Erkennenden ist wieder erlaubt, das Meer, unser Meer liegt wieder offen da, vielleicht gab es noch niemals ein so “offnes Meer”.
Nietzsche, p. 145

Opmerkelijk dat Parfit een van de beroemde verwijzingen naar “God is dood” zoals te lezen in het boek Die fröhliche Wissenschaft hier achterwege laat. Te geladen wellicht?  Door enkele tweede gedeelte van de zin te citeren, krijgt het echter een geheel op zichzelf staande lading waaruit een nieuwe verwondering spreekt. Nietzsche zag in het ‘offnes Meer’ een ‘zee’ van nieuwe mogelijkheden die waren ontstaan nu volgens hem de christelijke slavenmoraal definitief was ontmaskerd. Parfit ziet in de ‘open see’ ruimte voor een ethiek van de rede, een ‘Non-Religious Ethics’. Gelet op het feit dat het verdwijnen van het geloof in een grote God slechts mondjesmaat verdwijnt, staan we echter nog maar aan het begin van een dergelijke ethiek.

Hoe het ook zij, Parfits boek is een ode aan de rede en bovenal een ode aan het gedachte-experiment. Het is bekend dat het vooral op verschillende punten wordt bediscussieerd, en niet wordt gelezen (of zoals je vaker hoort: ‘I’ve never read the book cover to cover, but I’ve read the ‘famous bits.”). Want al wordt het werk op de stofomslag van de eerste editie aangeprezen als een boek dat geen grondige filosofische kennis vooraf vereist, het is een buitengewoon ingewikkeld en scherp geschreven boek dat enkel met buitengewone aandacht juist begrepen kan worden. De eerste herdruk in paperback (zie onderaan) kent deze aanprijzing dan ook niet meer. Doordat Parfits boek ongelofelijk rijk is aan ideeën, is het haast een blader boek. De vier delen waaruit het werk bestaat (154 paragrafen, 19 hoofdstukken en een sectie conclusies en appendices) hangen losjes met elkaar samen. Al lezend kom je echter telkens nieuwe gedachten tegen, waarover je je kunt verbazen, zonder dat je de samenhang direct hoeft te begrijpen. Hoewel het aantal ideeën per pagina groot is, zet ik zomaar enkele vragen en gedachten van Parfit op een rij:

–        Hoe ziet een wereld eruit waarin iedere leugen direct wordt opgemerkt?
–        Kan er in die wereld nog een reden zijn om te liegen?
–        Kan het verstandig/rationeel zijn irrationeel te handelen?
–        Is een brein een persoon (x), in die zin dat als je het gehele brein zou verplaatsen in een ander lichaam, we hooguit een verbaasde persoon (x) hebben in en ander lichaam?
–        1. Vrede 2. Een nucleaire oorlog die 99% van de bestaande wereldpopulatie vernietigt. 3. Een nucleaire oorlog die 100% vernietigt. Is het verschil tussen 1 en 2 nu groter of tussen 2 en 3?
–        Stel dat er een exacte replica van mij gemaakt wordt, maar dan zo dat als de replica af is, ik sterf. Ben ik de replica?
–        Stel dat er een exacte replica van mij gemaakt wordt, maar dan zo dat als de replica af is, ik blijf leven. Ben ik de replica en is de replica mij?
–        Dus wanneer ik door middel van teletransportatie cel per cel wordt overgezet van A naar B (waarbij ik bij punt A onder narcose wordt gedeconstrueerd en bij punt B cel voor cel wordt geconstrueerd, waarbij ik op punt B. de staat aanneem die ik had op het moment dat ik bij punt A. onder narcose ging), ben ik dan tijdelijk geen persoon (al is alle informatie opgeslagen in een computer)? En is A dezelfde persoon als B?
–        Stel dat een breinchirurg mij pijn doet, maar tijdens de operatie alle herinneringen van Napoleon in mijn brein stopt en al mijn eigen herinneringen wegmaakt. Al die tijd heb ik echter wel pijn. Is de continuïteit van mijn lichamelijke pijn voldoende reden om te zeggen dat ik nog steeds dezelfde ben?
–        En stel dat al mijn herinneringen weggemaakt worden, terwijl ik de pijn ervaar, maar dat er geen nieuwe herinneringen voor worden teruggeplaatst. Op enig moment word ik voor korte tijd bewusteloos gemaakt. Word ik dan wakker als een nieuw potentieel persoon in een bekend lichaam op grond waarvan de pijn die ik op dat moment ervaar het begin is van een eerste ervaring?
–        Het wegnemen van een korreltje zand op een berg zand, zal de berg zand niet doen verdwijnen. Het wegnemen van een herinnering in een persoon, zal de persoon niet doen verdwijnen. Maar als men doorgaat met het wegnemen van een korreltje zand op die berg, dan komt er een moment dat men een korreltje weg neemt en zegt: nu is het toch geen berg zand meer. Geldt dat ook met betrekking tot herinneringen?

Hardcover en copyright-pagina

Ik zou nog wel een poos door kunnen gaan, maar om te laten zien welke ideeën het boek bevat, is dit voorlopig voldoende. De beste raad is gewoon om het boek ter hand te nemen en neer te leggen op een plek waar men toch vaak komt. Bed, bad of toilet: Met het lezen van Parfit gaat de tijd sneller. Naar het schijnt gaat het met de gezondheid van Parfit niet zo goed, en heeft hij zelfs enkele problemen met zijn geheugen. We kunnen nog zo mooi filosoferen -de ironie van het leven ligt toch altijd een stap op ons voor.

Lees ook:

Indrukken bij de eerste druk III: H.L.A. Harts The Concept of Law uit 1961 in de hand
Indrukken bij de eerste druk: Søren Kierkegaards Frygt og Bæven uit 1843 in de hand
– Indrukken bij de eerste druk II: John Henry Newmans Grammar of Assent uit 1870 in de hand

Indrukken bij de eerste druk III: H.L.A. Harts The Concept of Law uit 1961 in de hand (met een kleine rechtsfilosofische bijdrage)

Voorblad van The Concept of Law uit 1961

The Concept of Law wordt door velen gezien als de belangrijkste rechtsfilosofische bijdrage in de 20e eeuw. Op de lijst van belangrijkste filosofische boeken van Lackey, neemt het boek van Herbert Hart de 20e plaats in en is het het enige rechtsfilosofische boek in de gehele lijst (als we Rawls natuurlijk als politiek denker zien).

In een ruime bijdrage ter gelegenheid van de 50e verjaardag van het boek in 2011, merkt een auteur op dat:

Personally, I consider as the core contributions of Hart: (1) The concept of law as a (complex) model of rules —i.e. the union of primary and secondary rules— thesis; (2) The separation of law and morals thesis; and (3) The moderate indeterminacy of law —following the open texture of language— thesis.

Dat lijkt een adequate samenvatting. Want het is verder niet eenvoudig uit te leggen hoe Hart zich verhoudt tot het recht, aangezien hij zich te midden van een complexe traditie begeeft en ook in zijn tijd midden in talrijke discussies stond (met o.a. Gustav Radbruch en Lon Fuller). Aan de hand van rechtsfilosofische dilemma’s die samenhangen met de Tweede Wereldoorlog is er wel een aardige karakteristiek te geven van Hart, en enkele problemen van de rechtsfilosofie in het bijzonder. Hieronder volgt een zeer summiere en sterk onvolledige aanraking van enkele thema’s.

Neem het volgende. De nazi’s voerden in 1945 een wet in waarmee het gerechtigd werd om een Duitse deserteur zonder proces dood te schieten. De wet was opgesteld volgens alle geldende procedures, dus burgers die deze wet gehoorzaamden konden niet door de overheid bij machte worden vervolgd. Het duurde echter niet lang voordat de nazi’s waren verslagen en de wet werd opgeheven. Verschillende burgers hadden echter wel deserteurs doodgeschoten, en werden door de nabestaanden voor het gerecht gedaagd. Wat moest een rechter nu met deze gehoorzame burgers aanvangen?

Hoe hangen recht en moraal samen?

Er openbaren zich ten aanzien van deze kwestie twee duidelijke posities: die van de aanhangers van het natuurrecht en die van de aanhangers van het rechtspositivisme. Hart behoort tot de laatste stroming. Het rechtspositivisme stelt grofweg dat een rechter altijd naar de wet moet kijken, en zijn eigen (morele) opvattingen buiten de geschreven wet moet houden. Het recht is niets anders dan een geheel van regels dat door een bevoegde instantie is uitgevaardigd volgens geldende procedures, waarbij daaruit voortvloeiende wetgeving los moet worden beschouwd van morele discussies over hoe het recht behoort te zijn en wanneer het gehoorzaamd dient te worden. Stel bijvoorbeeld dat een Commissie Gelijke Behandeling zich gesteld ziet voor een ridicule en slecht gemotiveerde vorm van discriminatie, dan zal ze vanuit een zuiver rechtspositivistische insteek hoe dan ook deze discriminatie toestaan, wanneer de Nederlandse wet deze vorm van discriminatie toestaat.

Het natuurrecht daarentegen stelt grofweg dat dat er wel degelijk een transcendente (procedure-overstijgende) norm geldt ten opzichte van door overheid vastgestelde wetten. Die kan bijvoorbeeld gevonden worden in het Hogere (God, kosmos) of wat in onze tijd meer voor de hand ligt, in de Rede. Het natuurrecht biedt een rechtspreker daarmee ook een persoonlijke dimensie. Ter vergelijking in het geval van de discriminatie: een Commissie Gelijke Behandeling (of een rechter) kan dan bijvoorbeeld naast het zwart-wit toepassen van de wet, ook een behoorlijke mate van redelijkheid verlangen en een morele dimensie toevoegen. In hoeverre mag, zoals Karl Jaspers stelde, een organisatie een persoon bijvoorbeeld op basis van een algemeen geldend gegeven substantialiseren, waarmee zijn eigenheid wordt uitgeveegd op grond van een onpersoonlijke regel?

In het geval van de ‘gehoorzame burger’ die tot executie overging van een deserteur, besloot de Duitse rechter overigens te kiezen voor het natuurrecht: de wet heeft zijn grens gevonden daar waar ze in tegenspraak komt met algemeen aanvaarde beginselen die leven bij ieder mens.  

Hoezeer in beide korte uitgewerkte voorbeelden het ook voor de hand ligt, dat de redelijke, ethische en morele dimensie wel degelijk een rol zou moeten hebben in het recht, is dat toch niet zo vanzelfsprekend. Want, groot probleem is natuurlijk dat wanneer de wet wordt getranscendeerd, dit tot hoge mate van abstractie leidt, met een nadrukkelijk gevaar van subjectiviteit (dat leunt op axioma’s). Wat is namelijk zo iets als ‘bovenwettelijk’ recht? Welke (rechts)beginselen kan men als universeel beschouwen? Hoe kan ethiek en rede binnen het recht een ruimte hebben, zonder te bezwijken onder de subjectiviteit. Wat te denken bijvoorbeeld van een rechter die “spijt” van een moordenaar sterk mee laat wegen in de strafmaat? Is het goed om spijt te hebben en hoe kan dat iets afdoen aan straf, daar de daad zelf niet ongedaan gemaakt kan worden?

Hart, als verdediger van het rechtspositivisme, stelt nu dat er een plicht tot ongehoorzaamheid kan bestaan ten aanzien van het recht dat leidt tot onrechtvaardigheid, zonder dat daarbij het begrip recht komt te vervallen. Recht en moraal dienen weliswaar van elkaar te zijn onderscheiden, maar het is een achterhaalde opvatting dat omdat iets recht is, het dus ook moet worden nagevolgd: recht is namelijk meer dan louter gehoorzaamheid aan de soevereine overheid. Dit lijkt op typisch naoorlogse existentialistische verdieping, die ook persoonlijke verantwoordelijkheid een plaats geeft in het recht. De wat ongemakkelijke truc die Hart uithaalt ten aanzien van de ‘gehoorzame burgers’ die het wettelijke executiebevel opvolgden, waarbij hij het rechtspositivisme in stand houdt, is het instellen van een wet die met terugwerkende kracht hun daden alsnog strafbaar stelt. (Zie voor meer details: Cliteur, P. & Ellian, A. (2005). Capita Encyclopedie en Rechtsfilosofie. En: Hart, H.L.A., Positivism and the Separation of Law and Morals, in: Harvard Law Review, 71 (1958)).

Enfin, de materie is eigenlijk dusdanig complex, dat ik er hier verder mijn vingers niet aan moet branden, maar beter me ten slotte kan werpen op feitelijkheden ten aanzien van de eerste druk van The Concept of Law.

Over de eerste druk

The Concept of Law (263pp) verscheen voor het eerst in 1961 in de Clarendon Law Series, bij Oxford at the Clarendon Press. In 1965 kreeg het boek een reprint met daarin een erratumblad bijgevoegd. In 1994 is er postuum pas een tweede editie verschenen (met daarin een postscript ‘edited by P. A. Bulloch and J. Raz’), ook weer te vinden via de Oxford University Press in Groot-Brittannië.

De eerste druk van het boek heeft een kenmerkende rood/witte stofomslag, die voor verzamelaars nogal essentieel is. Sowieso is ongemarkeerde tekst, eventueel toegevoegde ingeschoven errata en een stofomslag in goede conditie haast een noodzakelijke voorwaarde voor verzamelaars bij boeken. En helemaal wanneer ze relatief jong zijn, maar desondanks een grote intellectuele waarde vertegenwoordigen. The Concept of Law in uitstekende conditie, wordt aangeboden vanaf bijna € 800. Op e-bay staat een mooi schijnbaar ongelezen exemplaar, waarbij de stofomslag waarschijnlijk geplastificeerd is voor $ 900 (klik hier voor een afbeelding), terwijl de internationaal bekende antiquair (met werkelijk een uitzonderlijke hoeveelheid unieke filosofische boeken) H.H.J. Lynge een exemplaar aanbiedt voor bijna € 1200. (17/2/13 beschikbaar).

Over het algemeen is het boek echter voor ongeveer € 200 in goede staat te verkrijgen, mits enkele lichte beschadigingen of kleine oneffenheden aan de stofomslag voor lief worden genomen. De stofomslag maakt sowieso een kwetsbare indruk, om de blauwe harde kaft. Wat dat betreft is mijn exemplaar, geen toonbeeld van absolute nieuwstaat, maar met een volledig gave inhoud en minimale gebruikerssporen een prima exemplaar die in de toekomst zijn waarde nog wel gaat houden. Daarbij is dit boek in het bezit geweest van een universiteitsbibliotheek, gelet op het hele kleine stickertje aan de binnenkant van de kaft, waarop te lezen valt: university book store. Singapore – K. Lumpur. En heeft het ondanks dat het de halve wereld is over gereisd, een goede rustplaats in goede conditie gevonden in Nederland.

Wat de totale oplage betreft, dat is wederom zoeken in een hooiberg naar een speld. Diverse verwijzingen naar bibliografische gegevens omtrent Hart, geven geen uitsluitsel. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat er toch op zijn minst enkele duizenden exemplaren zijn gedrukt, ook al omdat Hart, als ‘professor of jurisprudence’ in Oxford, zich met dit boek nadrukkelijk richtte op studenten- en er misschien wat colleges aan heeft gewijd, waardoor dit boek wat extra geld zou kunnen opbrengen. Ik heb inmiddels een e-mail verstuurd aan de uitgever, in afwachting van een antwoord. De ervaring leert echter dat wat niet zo snel op het internet is te vinden, ook niet zo snel in de normale wereld opduikt….

Klik hierAfbeelding van mijn eerste editieGeen succes: wat was de oplage?
Subject: First ed. of Harts Concept of law

L.s,

Currently I am writing a small article on the first edition of HLA Harts concept of law. I have no idea how to find how many copies have been printed of this first edition, even though I have looked everywhere on the Internet. So I was hoping that the Oxford University press somehow has that information -how many copies have been printed in 1961. I’m not sure if I got the right email address, but feel free to pass this question further.

Sincerely yours and hoping for an answer,

Stephan
The Netherlands
_______________________
Dear Stephan,

Unfortunately our respective editor has confirmed that we do not hold the information you require on file.
I am sorry we could not help you on this occasion.
Kind regards,

Victoria Jarvis

UK Trade and Direct Sales Team
Oxford University Press

Indrukken bij de eerste druk II: John Henry Newmans Grammar of Assent uit 1870 in de hand

-Indrukken bij de eerste druk-
4 januari 2013

John Henry Newmans An Essay in aid of a Grammar of Assent uit 1870 in de hand

In deze korte, doch intensieve studie, onderzoek ik enkele achtergronden bij de eerste druk van John Henry Newmans An Essay in aid of a Grammar of Assent (Kort: The Grammar) uit 1870. Letterlijk zou je het kunnen vertalen als Een opstel met de bedoeling te komen tot een grammatica van de instemming, maar meer gangbaar is de vertaling Verhandeling om te komen tot een handboek over de zekerheid of Inleidende bijdrage tot een beginselleer over instemming (vreemd genoeg zijn beide vertalingen van dr. Zeno, 1960, 1943). Over de inhoud van het werk is zoveel geschreven en te vinden, dat ik volsta met enkele algemene opmerkingen hierover. Wie geïnteresseerd is in een toegankelijke en meer gedetailleerde uiteenzetting, verwijs ik graag naar mijn studie over Newman uit 2009.

1. Inhoud en ontvangst

Kort gezegd is The Grammar of Assent een buitengewoon originele en kentheoretische gelaagde uiteenzetting over het vraagstuk hoe we zekerheid kunnen bezitten, zonder dat we daarbij voldoende argumentatie of logische rechtvaardiging hebben. In het gewone leven is daar dagelijks sprake van, zonder dat we er bewust van zijn (waarbij we -achteloos- handelen met de idee dat het subjectieve aspect van zekerheid objectieve geldigheid heeft), maar in religieuze zin verdient deze zekerheid een epistemologische grondslag. In ongeveer 500 pagina’s komt Newman tot een afronding van een boek wat hem meer dan 25 jaar aan denkkracht heeft gekost en waarmee hij tot een filosofische rechtvaardiging komt voor de zekerheid van het geloof op basis van een a posteriori- argumentatie, in plaats te leunen op a priori bewijzen.

Dat klinkt natuurlijk op voorhand obscuur en verdacht, en het is niet voor niets dat bij verschijning het boek gelijk kon rekenen op veel kritiek. Dat begon al in mei 1870 toen rev. Thomas Harper in The Month (dat tot 2001 bestond) de aanval opende. Uiteindelijk werden er in 1870 al zoveel teksten tegen The Grammar geschreven, dat ze tezamen het aantal pagina’s van The Grammar ver overtroffen. In een editie van diezelfde The Month uit 1924 echter, schrijft Bacchus iets kenmerkends, wat iedere moderne lezer zou moeten weten:

Naar het uiterlijk is de Grammar of Assent een van de meest duistere boeken die ooit geschreven zijn. Filosofen van naam hebben – naar we weten- eerlijk bekend, dat zij er niets van maken konden, en zonder zo duidelijk te spreken verraden toch de recensenten van het boek hetzelfde gevoel van niet-begrijpen door de gretigheid, waarmee zij zich bij de bespreking op onbetekenende bijzaken werpen, of door het vage en nietszeggende van hun woorden…

Verreweg de grootste denker die zich gewijd heeft aan The Grammar, is Wittgenstein. Helaas is daar zeer weinig over bekend, maar zeker is in ieder geval dat hij het werk heeft bestudeerd. Hoewel Elisabeth Anscombe ergens noteert dat Wittgenstein enkel de Apologia pro vita sua gelezen zou hebben (waar hij overigens zeer veel achting voor had), en niet The Grammar, staaft ze dat nergens en wordt dat tegengesproken door aantekeningen van de Amerikaanse filosoof O.K. Bouwsma uit 1949 en opmerkingen van zowel Norman Malcolm als Yorick Smythies (zie: Kienzler, W. (2006). Wittgenstein and John Henry Newman on Certainty in: Michael Kober red. (2006). Deeping Our Understanding of Wittgenstein. Grazer Philosophische Studien. 71.  P. 118-122)). Het staat vast dat Wittgenstein bekend is geweest met verschillende werken van Newman, maar hij noemt hem nergens expliciet. In de eerste opmerking in het boek dat tot stand kwam als Über Gewißheit (over zekerheid) noemt hij ene ‘H. Newman’, maar onduidelijk blijft of dit verwijst naar J.H. Newman. Wittgenstein zelf geeft geen uitsluitsel naar wie hij hier verwijst, doch A. Bottone (2003) meent in Newman and Wittgenstein after foundationalism dat deze notitie een verwijzing moet zijn naar The Grammar…     

2. Over de eerste druk

Lang, lang heb ik gezocht naar een originele eerste editie van deze uitgave en gestudeerd op haar achtergrond. De gigantische rijkdom van het internet, is daarbij eerder hinderlijk dan behulpzaam. De toch ongebruikelijke titel, waarbij er in ieder geval zekerheid bestaat dat deze woordencombinatie alleen maar kan verwijzen naar het filosofische werk van Newman, geeft ruim 150.000 verwijzingen. De meer voor de hand liggende combinatie ‘Grammar of Assent’ geeft er >356.000 Dat zegt in ieder geval iets over de waarde en de invloed van het werk. Maar een originele eerste druk en de benodigde achtergrondinformatie, is daarmee nog niet zomaar gevonden. Want allereerst, wat betekent hier ‘origineel’?

De eerste editie verscheen in februari 1870, bij de Londense uitgever Burns, Oates & co. (later onderdeel van Continuum, dat in 2011 weer is overgenomen door Bloomsbury Publishing). Deze uitgeverij was in 1835 opgericht als boekhandel door de Schot James Burns. Toen Burns in 1847 (een andere bron geeft 1845, maar dat is het bekeringsjaar van Newman zelf) onder invloed van de Oxford-beweging zich bekeerde tot het rooms-katholicisme, bracht dat zijn zaak aanvankelijk in moeilijkheden omdat zijn vaste klantenkring daar mee in de maag zat. Dankzij Newman, die besloot om zijn publicaties onder te brengen bij Burns, kwam de zaak erbovenop en floreerde zelf spoedig daarna dankzij exclusieve, invloedrijke katholieke uitgaven.

Zie beneden voor links voor volledige afbeeldingDe moeilijkheid bij de eerste druk van The Grammar is dat in het jaar van verschijnen (1870) drie edities (gelijktijdig?) uitkwamen. Vincent F. Blehl heeft in zijn John Henry Newman: a bibliographical catalogue of his writings (1978) een codering voor de volgorde van uitgaven gemaakt. A24A verwijst naar de eerste druk, verschenen in Londen, bij Burns. A24B, dus ook uit 1870, heeft als uitgever The Catholic Publication Society (New York, 9 Warren Street) en A24C (vreemd genoeg zonder jaar, maar zeker uit 1870) heeft als uitgever de Christian Press Association Publishing Company (New York, 54 Barclay Street). Blehls informatie is zeer beknopt, en hij vermeldt bijvoorbeeld niets over de oplage. Hij maakt nog wel melding van één exemplaar A24A dat in het Oratorium van Birmingham ligt en aantekeningen bevat van Newman zelf.

Bij A24D zijn we daadwerkelijk bij de ‘second edition’ aanbeland, maar ook deze verscheen in 1870, evenals de ‘third edition’ (A24E). Beide overigens enkel bij Burns, Oates en co.. Vrijwel alle digitale edities uit 1870 die ik heb gevonden zijn van de Amerikaanse uitgever, of betreffen de tweede of derde uitgave in dat jaar. Tijdens schrijven is er een derde editie (1870) te koop bij Island Books (klik hier voor een afbeelding van de uitgave).

De vierde uitgave in 1874 (A24F) en de vijfde in 1881 (A24G en H) verschenen ook nog bij Burns, Oates en co., terwijl eveneens een vijfde uitgave (A24I) in 1885 voor het eerst bij het befaamde Longmans, Green & co. verscheen. Na de dood van Newman in 1890 werden hier veel van zijn werken opnieuw uitgebracht. Deze uitgever met grote historie lijkt overigens ook weer op te zijn gegaan in een groot anoniem imperium (Pearson).

De zesde verscheen in 1887 (A24J). Tenslotte verscheen nog de zevende editie (1888, A24K) en de achtste editie (1889, A24L) bij leven, waarna de verdere uitgaven het opschrift ‘new edition’ of ‘new impression’ kregen. Newman heeft zijn gehele leven bij het verschijnen van een boek altijd gewerkt aan verbeteringen, waardoor een uitgave nooit definitief af was. De waarschijnlijk grootste nog levende Newman-kenner, prof. dr. Ian Ker van de universiteit van Oxford, heeft naar wens van Newman zelf, de achtste editie als uitgangspunt gebruikt voor een studie in de verschillen tussen deze editie en de eerste van 1870 (isbn: 9780198127512). Al deze edities verschillen overigens zeer weinig van elkaar en bevatten naast toegevoegde appendices vooral tekstuele verbeteringen.

De grote Nederlandse Newman-kenner dr. Zeno o.f.m. cap. (1903-1993) heeft niet alleen een behoorlijk proefschrift geschreven over The Grammar (1942, Newmans leer over het menselijk denken, Nijmegen: Dekker vd Veght), maar onder de titel Zekerheid het boek in 1963 ook vertaalt in het Nederlands (Hilversum: Paul Brand). In John Henry Newman – Zijn geestelijk leven (1960, p. 264, Hasselt: Heideland) merkt hij op dat Newman niet meer dan 500 exemplaren liet drukken, die tot zijn eigen verbazing binnen 12 uur waren uitverkocht. Ik ga er van uit dat hier enkel over de A24A editie wordt gesproken, maar zeker is dat niet. Dat is zelfs voor die tijd een redelijk bescheiden oplage. In herinnering: Kierkegaard liet een halve eeuw eerder bijna altijd 525 exemplaren drukken, die overigens nooit uitverkocht raakten. Daarnaast publiceerde Kierkegaard in een kleine taal en had hij traditioneel weinig lezers. Wat niet van Newman gezegd kon worden.

Het verklaart naast Newmans perfectionisme (of wellicht onzekerheid) in ieder geval de grote hoeveelheid opeenvolgende uitgaven: er waren klaarblijkelijk lezers genoeg voor dit buitengewoon ingewikkelde werk.

3. De eerste pagina nader toegelicht

Omdat het copyright van dit werk reeds lang geleden is verlopen, is het integraal in PDF te vinden via diverse kanalen, waaronder Google books of als tekst via het fenomenale Newman archief. Er is echter geen enkele reden om een dergelijk boek online te bestuderen. Dit werk moet men in handen hebben.

Laten we de voorbladen van de volgende uitgaven eens nader bekijken:

Voorblad The Grammar of Assent New York-uitgaven 1870 (A24B en A24C)

Voorblad The Grammar of Assent Londen-uitgaven 1870 (A24D en A24E) 2e en 3e editie.

We lezen de titel van het boek in hoofdletters in drie regels (waarbij opvalt dat de tweede en derde editie een ander lettertype hanteren) en dan volgt de naam de auteur van het werk: John Henry Newman. “D.D.” achter zijn naam verwijst naar de titulatuur Doctor of Divinity of Divinitatis Doctor in het Latijn. Dit zogenaamde ‘hoogste’ doctoraat wordt in Groot-Brittannië vaak toegekend aan mensen met buitengewone religieuze status en kennis.

“Of the oratory”, moet hier verwijzen naar het oratorium van Birmingham (voluit: The Oratory оf St. Philip Neri іn Edgbaston, Birmingham), dat hij in 1848 zelf had gesticht en waar hij eigenlijk op last van Rome moest blijven. In die tijd werd Newman vooral als een hinderlijke bedreiging gezien, want ze waren daar zeker nog niet zijn bittere woorden tegen de Roomse kerk uit zijn protestantse dagen vergeten. De rokerige en vuile fabrieksstad, leek daarmee een ideale omgeving om de ‘Plato van Oxford’ (hier vergelijkbaar met de horzel van Athene) in toom te houden. Newman heeft er echter tot zijn dood, en feitelijk de helft van zijn leven, met plezier gewoond en gewerkt. Ook The Grammar is hier tot stand gekomen. Toen Newman op 78-jarige leeftijd – na 30 jaren te zijn miskend- tegen iedere verwachting in door paus Leo XIII tot kardinaal werd benoemd en daarvoor diverse malen naar Rome moest reizen, was hij altijd weer blij als hij zich terug kon trekken in zijn kamer in het oratorium in Birmingham.

De spreuk die dan volgt, Non in dialectica complacuit Deo salvum facere populum suum komt van St. Aurelius Ambrosius, opgetekend rond het jaar 378 n.Chr. in zijn De Fide (I:5, 42). Letterlijk betekent het ‘Het heeft God niet behaagd Zijn volk door logische redeneringen te redden’. En precies dat is het centrale punt van Newman in zijn boek: het gaat over ons zekere oordeel in concrete situaties.

Tenslotte

Zoals ik al zei, heb ik lang gezocht naar een originele eerste editie. Via een Engelse antiquair, ben ik na de nodige correspondentie tot de conclusie gekomen, dat hij een eerste druk A24A in het bezit moest hebben. Zelf maakte hij namelijk melding dat het hier zou gaan over een tweede uitgave, maar de bibliografische gegevens correspondeerden daar niet mee. Na enige onderhandeling, wordt het boek op dit moment over zee gestuurd, en hoop ik spoedig in het bezit te zijn van die ene eerste druk uit Londen van Burns, dat dus geschiedenis ademt. Of zou er toch nog een vergissing mogelijk zijn? De eerste druk is op dit moment in ieder geval nog niet letterlijk in de hand!
Ik ben er op dit moment van overtuigd dat via alle gangbare kanalen die ik ken het boek niet wordt aangeboden noch heb ik een digitale editie kunnen vinden. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Naschrift 9 januari 2013

Een goed verzekerd pakket uit Engeland… Uit de collectie van de nonnen van het klooster Syon Abbey in Devon (embleem Monasterii S Birgittae de Sion Chudleigh) heb ik dan toch een originele A24A editie in handen. Het blijft een merkwaardig fenomeen, een kostbaar boek te hebben, dat enkel en alleen te herkennen is aan een uniek voorblad. In alle digitale edities is nergens een voorblad te vinden wat “London: Burns, Oates,& Co.” heeft, zonder dat daar ‘second’ of ‘third’ edition bij staat vermeld. Ik heb de inhoud bekeken, en die is identiek met de edities die in New York zijn verschenen; maar dat zijn dan ook 1870 exemplaren die als “eerste druk b” en “eerste druk c” kunnen gelden. Oftewel, niet verschenen bij Burns in Londen, maar zonder aanpassingen ten opzichte van die druk.

De verdere geschiedenis van dit exemplaar zal niet (eenvoudig) te achterhalen zijn. Het lijkt mij in ieder geval niet onwaarschijnlijk dat het boek vlak na verschijning al door de nonnen toegevoegd is aan hun bibliotheek,waar het vervolgens is mee verhuisd bij ieder nieuw onderkomen. Voorlopig is één ding zeker: met een beetje geluk is dit boek komende vijftig jaar ex-libris ondergetekende. Om vervolgens weer een geheel nieuwe, onvermoede  toekomst, tegemoet te zien.

Klik hier voor een eerste editie uit Londen

Klik hier voor een eerste editie uit Londen (voorblad)

Newman grammar London 1870 first edition front

Newman grammar of assent London 1870 first edition front

Newmans Werkkamer in The Birmingham Oratory; hier werd ook The Grammar geschreven.

Werkkamer van John Henry Newman in The Birmingham Oratory

Onaangeroerde werkkamer van John Henry Newman in The Birmingham Oratory

Indrukken bij de eerste druk: Søren Kierkegaards Frygt og Bæven uit 1843 in de hand

Indrukken bij de eerste druk
Søren Kierkegaards Frygt og Bæven uit 1843 in de hand

Sinds enige tijd ben ik in het bezit van een eerste druk van Kierkegaards Frygt og Bæven (Vrees en Beven). In deze korte studie bespreek ik dit exemplaar en vergelijk ik het voorblad met de tweede druk van Frygt og Bæven uit 1857. Ik begin echter met enkele overwegingen bij het verschijnsel “eerste druk”.

Het verschijnsel “eerste druk”

Voor wie niet het gevoel heeft bij een eerste druk, of wat het betekent een eerste druk van een (zeldzaam) boek te bezitten, is het een vreemd idee dat de waarde van een dergelijk specifiek exemplaar in de duizenden euro’s kan lopen. Ter illustratie, een tweede druk van waarschijnlijk het meest besproken werk van Kierkegaard (Enten/Eller) uit 1849, is in 2007 geveild voor ongeveer € 23.000. Het was in dat geval de handgeschreven opdracht aan Hans Christian Andersen in het boek dat het zo kostbaar maakte.

Maar zelfs deze € 23.000 is nog niets vergeleken bij de € 134.000 die in 2003 werd betaald voor een eerste druk van hetzelfde werk. In dit geval werd de waarde voornamelijk bepaald doordat het hier om het exemplaar ging dat Kierkegaard had opgedragen aan zijn toen inmiddels ex-verloofde Regine Olsen. Daarmee is het waarschijnlijk ook in het gehele oeuvre het meest waardevolle en unieke exemplaar te noemen.

Eerste edities van Of/Of zijn tegenwoordig moeilijk te vinden (link 24/4/12 beschikbaar). Exemplaren die beschikbaar zijn, zijn voornamelijk te vinden bij de Deense antiquairs. Overige exemplaren zijn in handen van verzamelaars, bibliotheken en musea. De paar exemplaren in redelijke tot goede staat worden ongeveer vanaf € 2000 aangeboden. Dat betekent dus dat een door Kierkegaard toegevoegde handgeschreven tekst in een exemplaar, het boek voor de liefhebber tussen de € 20.000 en € 130.000 waardevoller maakt.

De waarde van een eerste druk hangt dus samen met een idee. Een eerste druk op zichzelf is niets waard. Een eerste druk ziet niet anders uit dan een tweede druk. De inhoud is exact hetzelfde, evenals de kostprijs van de binding en het papier. Zoals ik straks ook zal laten zien zijn de verschillen tussen de tweede druk en de eerste druk van Frygt og Bæven miniem. Het is de schoonheid van het idee waarvoor men bereid is te betalen.

De waarde van een idee
Anders dan bij een visueel kunstwerk zoals een schilderij, wordt iemand niet direct getroffen door de schoonheid van het boek. Het betreft ook geen handgeschreven werk, zoals een schilderij als uniek exemplaar hand-vervaardigd is door de artiest. Het begrijpen van de waarde van een schilderij is daarom eenvoudiger, dan de waarde van een boek, omdat het schilderij een directe indruk nalaat en een boek slechts een indirecte. Uiteraard is daarmee een schilderij per definitie een uniek exemplaar, maar dat kan een boek ook zijn zoals we hebben gezien. Daar komt nog eens bij dat in dit specifieke geval de inhoud van het werk van Kierkegaard vrijwel onleesbaar is, tenzij men het Deens en het gotische schrift machtig is. De waarde in samenhang met de idee komt daarmee des te meer voor het voetlicht. Een andere gedachte valt overigens ook niet te onderdrukken: het namaken van een eerste druk lijkt mij relatief eenvoudig. Wie kan onderscheiden of hij een vervalsing in handen heeft of een origineel exemplaar?

De waarde van een eerste druk hangt dus samen met de idee. En om die idee te bezitten, moet je bereid zijn er financieel iets tegenover te stellen.  Zo is de idee een boek in het bezit te hebben dat door Kierkegaard zelf is vastgehouden en is gesigneerd met een opdracht, zo waardevol, dat iemand bereid kan zijn daartoe tienduizenden euro’s tegenover te stellen.

De idee wordt echter door meerdere dingen bepaald; de oplage van het werk, de fysieke staat, de invloed van het werk en de historie die er mee samenhangt.

Het lijkt voor de hand te liggen dat de oplage een belangrijke rol speelt. De meeste boeken die Kierkegaard uitgaf, hadden een standaard oplage van 525 exemplaren (zie noot aan het eind). Van het proefschrift van Kierkegaard (Om begrebet ironi med stadigt hensyn til socrates) is de oplage onbekend. Zover ik het heb kunnen overzien is een originele uitgave inclusief een vel met de Latijnse stellingen niet op de particuliere markt verkrijgbaar, maar enkel de commerciële editie bedoeld voor de verkoop zonder de Latijnse stellingen. Vermoed wordt echter dat deze commerciële uitgave ook 525 exemplaren groot was. Slechts ‘Begrebet Angest’ (Het begrip angst) verscheen in de aanmerkelijk kleinere oplage van 250 exemplaren, mij onbekend op dit moment wat daar de beweegreden van was. Dit werk staat dan ook als zeer zeldzaam bekend, en is nauwelijks beschikbaar voor de particuliere markt (zie hier een aangeboden exemplaar -link 23/4/12 beschikbaar-). Deze exemplaren, vaak niet in bijster goede staat, gaan bijna allemaal voor meer dan € 2500 van de hand.

Het is sowieso moeilijk om een originele uitgave te vinden in goede staat. Met origineel bedoel ik de uitgave zoals hij de drukker verliet. Frygt og Bæven was bij eerste druk een eenvoudige paperback met donkerblauwe kaft. Deze kaft werd echter vaak vervangen als het boek opnieuw werd gebonden, bijvoorbeeld in kalfsleer. Dit gebeurde als men er het geld voor had om het boek stevigheid mee te geven en iets meer cachet. Dus, een editie met paperback blauwe kaft komt dichter bij de oorspronkelijke uitgave dan een leren hergebonden exemplaar, en is daardoor ook zeldzamer.

Natuurlijk wordt de idee bij een boek versterkt door de invloed ervan. Kierkegaard heeft bij leven geen herdruk meer meegemaakt van Frygt og Bæven. Deze verscheen pas in 1857 toen hij reeds twee jaar was gestorven. De beroemde dagboekaantekening van Kierkegaard waarin hij stelt dat alleen al Frygt og Bæven wanneer hij dood is voldoende is om onsterfelijk te worden als schrijver, is opmerkelijk, daar hij slechts 321 exemplaren verkocht zag gedurende zijn leven. “Men zal het blijven lezen en het zal vertaald worden in andere talen”, zo lezen we de woorden van Kierkegaard in de Nederlandse editie van 2006.

Ik denk dat van de door Kierkegaard gepubliceerde werken onder pseudoniem Frygt og Bæven na Of/Of het meest besproken en invloedrijke boek is (al zouden zowel het ‘Afsluitend onwetenschappelijke naschrift’ als ‘Het begrip angst’ ook voor die titel in aanmerking kunnen komen). Het is overigens gissen of Kierkegaard zelf de oplage heeft gezien of het merendeel van de boeken in handen heeft gehad, aangezien hij als pseudoniem een indirecte relatie onderhield met de uitgever en de belangrijkste onderhandelingen en taken overliet aan zijn goede vriend Jens Finsen Giødwad, die overigens ook veel van zijn manuscripten las, waaronder dat van Vrees en Beven.

Mijn idee bij Frygt og Bæven
Voor wie er dus geen idee van heeft, kan er ook geen idee bij hebben. Wat dan voorligt, is een centimeter dik gebonden hoopje oud papier, met daarin onleesbare inhoud. Ik zal hier schrijven voor de liefhebber als de liefhebber.

Het exemplaar wat ik zal bespreken, staat naar mijn opvatting zo dicht als mogelijk bij het origineel-een van mijn eigen voorwaarden bij aanschaf. De uitgave is in zeer goede staat en heeft de originele donkerblauwe buitenkaft. Deze uitgave met de blauwe kaft is bij mijn weten nergens te verkrijgen, en zeldzaam omdat de meeste boeken tijdens de nieuwe binding deze originele kaft verloren. In de edities die nog te koop zijn, zou overigens de blauwe kaft nog wel degelijk aanwezig kunnen zijn. Hier is hij duidelijk afgescheurd.

De eerste editie bestaat uit een totaal 8 voorpagina’s en 135 pagina’s inhoud.

De kopie die 16 oktober 1843 het licht zag is in het bezit geweest van de Deense familie Hartmann en is overgenomen uit de nalatenschap van de auteur en uitgever Godfred Hartmann (Kopenhagen, 24/7/1913- 7/2/2001), familie –ik meen achterkleinzoon- van de beroemde componist Johan Peter Emilius Hartmann (Kopenhagen, 14/5/ 1805 – 10/3/ 1900). De bescheiden kans is aanwezig dat Godfred het exemplaar via via heeft gekregen van Johan Peter Emilius, aangezien het werk met potlood is gesigneerd door ‘J.P. Hartmann’ (hoogstwaarschijnlijk zijn vader). Begin 20e eeuw is het boek hergebonden door de Deense boekbinder Anker Kyster, om in 2012 vanuit Kopenhagen naar Nijmegen te worden verscheept. Ik vermoed dat deze boekbinder ook het label op de rug heeft toegevoegd waarop staat te lezen ‘Frygt og Bæven’ Het is vrijwel onmogelijk te achterhalen of het hier om een exemplaar gaat dat in eerste instantie is verkocht, of dat het een van de 204 exemplaren betreft die later op de een of andere manier van de hand zijn gegaan. Ik acht dat laatste iets waarschijnlijker, gelet op de conditie van het exemplaar, dat nog de oorspronkelijke ongesneden staat verraad, die later ietwat onzorgvuldig is gesneden.

Een vergelijking tussen de eerste en de tweede druk

Deze foto’s zijn van de betreffende exemplaren, door mij gemaakt:

Foto Vrees en beven 1e en 2e druk voorblad

Foto Vrees en beven 1e en 2e druk eerste pagina

Foto 1843 onderkant

Foto 1857 onderkant

In tegenstelling tot de tweede editie valt bij het voorblad op dat de gotische letters iets sierlijker zijn vormgegeven. De eerste streep is nagenoeg gelijk, terwijl de tweede streep die we bij de tweede editie zien (waaronder vanzelfsprekend te lezen valt ‘Anden Udgave’) bij de eerste uitgave ontbreekt. Daarentegen is de dikke streep van de eerste editie vervangen met een kleinere streep bij de tweede editie. In beide gevallen is het opmerkelijk dat het jaartal wordt afgesloten met een punt.

Onder de laatste streep lezen we bij de eerste editie:

Kjøbenhavn.
Faaes hos C.A. Reitzel.
Trykt i Bianco Lunos Bogtrykkeri.
1843.

(Kopenhagen.
Beschikbaar (Fås ) bij C.A. Reitzel.
Gedrukt in de Bianco Lunos Boekdrukkerij.
1843.)

Terwijl de tweede editie eindigt met:

Kjøbenhavn.
Forlagt af C.A. Reitzels Bo og Arvinger.
Bianco Lunos Bogtrykkeri ved F.S. Muhle.
1857.

(Kopenhagen.
Uitgegeven door C.A. Reitzel Bo* (?) en erfgenamen.
Bianco Lunos Boekdrukkerij door F.S. Muhle.
1857.)

(*Noot: op 4/1/’15, was hoogleraar Scandinavische taal- en letterkunde, prof. dr. Henk van der Liet zo vriendelijk mij te wijzen op het volgende: “De toevoeging “Bo” is hier de afkorting van het woord “Dødsbo”, dat in het Nederlands vertaald “nalatenschap” betekent. Daarmee wordt de aanduiding ook logisch, omdat er eveneens gewag wordt gemaakt van erfgenamen. Immers, Carl Andreas Reitzel was in 1853 overleden. De boekhandel van Reitzel bestaat overigens sinds een aantal jaren (helaas) niet meer, de naam is nog wel in gebruik, maar heeft zeer zeker niet meer de glans van weleer.”

Ander opvallend kenmerk is dat de pagina indeling gewijzigd is ten opzichte van de eerste editie. De tweede uitgave bevat in plaats van de 135 pagina’s (21 cm lengte) 127 pagina’s, terwijl juist het geheel iets handzamer oogt (20 cm lengte).

Overduidelijk een editie om nooit van de hand te doen, om als Kunst te waarderen en om ‘in de familie te laten’. Het is eigenlijk jammer dat de familie Hartmann niet in staat is geweest het boek binnen de familie te houden, gezien het daar een aardige historie heeft gehad en van de bron zelf is afgekomen, wat het mijns inziens in persoonlijke zin een waardevol exemplaar maakt. Maar zoals het gaat met alle dingen van mensen die sterven, ze komen in handen van mensen die de idee missen en slechts een betekenisloos object zien. Het is een nachtmerriescenario te bedenken dat dit boek ooit in handen komt van een onverlaat, die de nettowaarde van de kaft en het papier alles bij elkaar nog geen 10 eurocent toedicht en het werk of bij het oud-papier legt, dan wel met een stapel andere boeken aflevert bij De Slegte. Laat dit verhaal bijdragen aan het behoud van een lange geschiedenis, al is het boek voorlopig nog niet van mij af.

 

Noot:
Kierkegaard heeft bij leven alleen Of/Of uitverkocht zien raken. Alle publicaties die bij leven daarna verschenen bij de drukker Carl Andreas Reitzel raakten (naar mijn weten) niet uitverkocht. Een overzicht van enkele werken geeft een indruk over de oplage en verkochte aantallen:

Uitgave van:GedruktVerkochtRestant
Of/of5255250
Vrees en beven525321204
Herhaling525272253
Filosofische kruimels525229296
Het begrip angst25016585
Stadia op de levensweg525245280
Afsluitend onwetenschappelijk naschrift500119381
Een literaire recensie525131394

(Bron: Garff, J. (2004). Sören Kierkegaard.- Vertaling van mijn hand)

In principe had Kierkegaard weinig moeite met het niet uitverkocht raken van zijn boeken. Sterker nog, zijn bezwaren tegen de tweede druk van Of/Of waren groot, omdat hij een strakke consistentie wilde handhaven ten aanzien van het verschijnen van de pseudonieme en niet-pseudonieme werken. Met een herdruk zou het schrijven wel eens louter als “esthetisch” kunnen worden begrepen.  Het boek dat op 20 februari 1843 was verschenen was in 1846 uitverkocht en zowel Reitzel als een andere drukker (P.G. Philipsen) waren geïnteresseerd in een herdruk. Het kwam er in 1849 alsnog van (met een oplage van 750 stuks), omdat Kierkegaard de rode lijn had weten vlot te trekken met verschillende (voorbereide) publicaties, waaronder het belangrijke “Het gezichtspunt voor mijn werkzaamheid als schrijver”, “Over mijn werk als een schrijver” en “Gewapende neutraliteit”.

De reden overigens waarom dit boek als enige hoogstwaarschijnlijk uitverkocht is geraakt, hangt samen met de mystiek omtrent het boek. Het mysterieuze pseudoniem (Victor Eremita) en de al even mysterieuze inhoud en verborgen boodschappen van het boek, maakte dat de Kopenhagers, gretig benieuwd waren geraakt naar wat er allemaal achter zat. Toen gaandeweg duidelijk werd dat Kierkegaard de auteur was van de boeken, was het mysterie ontrafeld, en liep de interesse voor zijn boeken (zowel pseudoniem als onder eigen naam gepubliceerd) terug.

Eerste editie (te koop)

Eerste editie II (te koop)

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"